Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, Staf Commandant Koninklijke Marechaussee, Kabinet Cluster Integriteit, Interne Onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ/15-000258, gesloten op 10 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 29-08-2016, nr. 05/760047-15
ECLI:NL:RBGEL:2016:4801
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
29-08-2016
- Zaaknummer
05/760047-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:4801, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 29‑08‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 139f Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
JBP 2016/60
Uitspraak 29‑08‑2016
Inhoudsindicatie
De rechtbank Gelderland heeft een 55-jarige man uit Westervoort veroordeeld tot 80 uur werkstraf wegens het gebruik van een verborgen camera. Gelet op de wetsgeschiedenis moet ook het ‘live’ uitkijken van de camerabeelden worden aangemerkt als ‘het vervaardigen van afbeeldingen’ in de zin van artikel 139f Wetboek van Strafrecht. Niet-ontvankelijkheid van twee benadeelde partijen.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760047-15
Datum uitspraak : 29 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting
van 15 augustus 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2013
tot en met 1 september 2015 te Westervoort, gebruik makende van een technisch
hulpmiddel, te weten een of meer camera’s, waarvan de aanwezigheid niet op
duidelijke wijze kenbaar was/waren gemaakt ( verborgen en/of ingebouwd in een
lamparmatuur), opzettelijk en wederrechtelijk van (een) perso(o)n(en), te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , aanwezig in een woning of op een
andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een/de (slaap- en/of logeer)kamer
in gebruik bij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op de bovenverdieping van de woning aan het adres [adres 1] te Westervoort, (een)
afbeelding(en) heeft vervaardigd;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2013
tot en met 1 september 2015 te Westervoort een technisch hulpmiddel, te weten een of meer camera’s heeft geplaatst en/of aanwezig heeft doen zijn in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een/de (slaap- en/of logeer)kamer in gebruik bij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met het oogmerk dat daardoor een gesprek en/of handelingen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk wordt opgenomen en/of gefilmd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 december 20132.tot en met 1 september 20153.heeft verdachte in zijn woning te Westervoort in een slaapkamer die in gebruik was bij zijn stiefzoon [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] )4.een camera aanwezig gehad die was verborgen in een lamparmatuur5.. Met deze camera is gefilmd, en de gefilmde beelden zijn op een computerscherm bekeken6..
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet wederrechtelijk heeft gehandeld nu hij in overleg met zijn toenmalige echtgenote, de moeder van [slachtoffer 1] , uit oogpunt van hun opvoedingstaak de camera heeft geplaatst in de kamer van [slachtoffer 1] en de beelden heeft bekeken.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn toenmalige echtgenote, de moeder van [slachtoffer 1] , [naam] , zich zorgen maakten over de studieresultaten van [slachtoffer 1] . Zij twijfelden of [slachtoffer 1] echt studeerde op zijn kamer en daarom heeft verdachte de camera achter een lampenkap opgehangen in de kamer van [slachtoffer 1]7.. Deze verborgen camera was zo ingesteld dat alleen live mee kon worden gekeken8.. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij, alleen of samen met zijn echtgenote, de camerabeelden slechts ‘live’ heeft bekeken en dat hij nooit seksuele handelingen bij/tussen [slachtoffer 1] en diens vriendin [slachtoffer 2] heeft waargenomen via de camera9..
Gelet op deze verklaring van verdachte en het feit dat er van [slachtoffer 1] en/of diens vriendin [slachtoffer 2] , die zich in de weekends regelmatig ook op die kamer bevond, geen opnamen of afbeeldingen zijn aangetroffen die met de verborgen camera zijn gemaakt, ziet de militaire kamer zich allereerst gesteld voor de vraag of er sprake is geweest van het “vervaardigen van een afbeelding” in de zin van artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals primair ten laste is gelegd.
De militaire kamer is zich ervan bewust dat de woorden “een afbeelding vervaardigt”, zoals opgenomen in de delictsomschrijving, taalkundig zodanig kunnen worden uitgelegd dat het enkele ‘live’ meekijken met een (verborgen) camera niet onder de strafbaarstelling valt. Deze uitleg zou nog kunnen worden versterkt nu artikel 139f Sr is opgenomen in titel V ‘misdrijven tegen de openbare orde’. Daarom heeft de militaire kamer de parlementaire geschiedenis betrokken bij de vraag hoe artikel 139f Sr moet worden verstaan.
In de wetsgeschiedenis van (de voorganger van) artikel 139f Sr is ter zake van de woorden “een afbeelding vervaardigt” overwogen dat onder het vervaardigen van een afbeelding ook moet worden verstaan een “eenmalige en tijdelijke beeldvorming, anders dan op het netvlies van de toeschouwer”. Overwogen wordt voorts dat “het door middel van een gesloten televisie-circuit waarnemen van personen in kleed- en andere ruimtes onder de [..] strafbepaling valt indien voor het overige aan de delictsomschrijving is voldaan”10.. Later heeft de wetgever - bij de behandeling van artikel 441b Sr. en onder verwijzing naar genoemde wetsgeschiedenis uit 1970 - overwogen dat dit betekent dat onder het vervaardigen van een afbeelding mede moet worden verstaan het waarnemen van een persoon met een technisch hulpmiddel, waarbij een afbeelding op bijvoorbeeld op een monitor tot stand komt, doch zonder dat de afbeelding wordt vastgelegd. Hieruit volgt dat cameratoezicht waarbij alleen ‘live’ achter een monitor naar beelden van personen wordt gekeken, zonder dat deze beelden worden vastgelegd, ook onder de strafbaarstelling van artikel 139f Sr kan vallen, wanneer dit niet op kenbare wijze gebeurt11..
De wetgever heeft dit standpunt nog eens verduidelijkt ten aanzien van het ‘live’ gebruiken van webcams, hetgeen te vergelijken is met de door verdachte gebruikte camera, ook al lijkt de wetgever een uitzondering te maken voor het gebruik van verborgen camera’s in (toenmalige) televisieprogramma’s zoals “Banana Split”.12.
Gelet op het vorenstaande concludeert de militaire kamer dat ook het ‘live’ uitkijken van de camerabeelden door verdachte is aan te merken als ‘het vervaardigen van afbeeldingen’ in de zin van artikel 139f Sr.
Vervolgens is dan de vraag aan de orde of verdachte de afbeeldingen wederrechtelijk heeft vervaardigd.
Blijkens de wetsgeschiedenis kan de wederrechtelijkheid van het heimelijk vervaardigen van afbeeldingen van een persoon ontbreken, indien er sprake is van een zwaarwegend belang dat de schending van de privacy rechtvaardigt. Bij de beoordeling of sprake is van een zodanig belang wordt mede rekening gehouden met de mogelijkheid de informatie op andere wijze te vergaren en de aard en de mate waarin met het gebruik van een verborgen camera inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte hieromtrent, volgt dat verdachte de camera in de slaapkamer van [slachtoffer 1] heeft geplaatst en de camera heeft gericht op de bovenkant van het bed van [slachtoffer 1]13.. Tevens neemt de militaire kamer in aanmerking dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode van 1 december 2013 tot en met 1 september 2015 de leeftijd van 16 tot en met 18 jaar had en verdachte wist dat [slachtoffer 1] in die periode met zijn vriendin op zijn slaapkamer sliep en met haar een seksuele relatie had14..
Gelet op deze omstandigheden, met name dat de camera gericht was op het bed van [slachtoffer 1] , is de militaire kamer van oordeel dat de reden voor het heimelijk plaatsen van een camera zoals door verdachte betoogd, namelijk ouderlijk toezicht op het studeergedrag van hun (stief)zoon, niet zodanig zwaarwegend is dat dit belang moet prevaleren boven het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en zijn vriendin. Een jongeman als [slachtoffer 1] moet zich met zijn vriendin in zijn slaapkamer, althans in zijn bed veilig en onbespied kunnen voelen. De door de verdediging gemaakte vergelijking met het plaatsen van een babyfoon met camera gaat reeds mank gelet op de leeftijd van [slachtoffer 1] , maar ook omdat een babyfoon in het algemeen geplaatst wordt in het kader van de veiligheid. Bovendien had en is het ouderlijk gezag op het studeergedrag op een andere wijze uitgeoefend kunnen worden en was het dus mogelijk de informatie omtrent het studeergedrag op een andere wijze te vergaren. Verdachte heeft immers verklaard dat hij – ook zonder [slachtoffer 1] via de camera te observeren - aan het gezicht van [slachtoffer 1] en zijn kapsel duidelijk kon zien of hij op zijn bed had gelegen15..
Gelet op het vorenstaande kan dan ook de beantwoording van de vraag of de plaatsing van deze camera is gebeurd in overleg met de moeder van [slachtoffer 1] , achterwege blijven.
Op grond van het vorenoverwogene oordeelt de militaire kamer dat verdachte afbeeldingen wederrechtelijk heeft vervaardigd. Het primair tenlastegelegde is dan ook naar het oordeel van de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen voor zover het ziet op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Eveneens zijn op een in beslag genomen harde schijf afbeeldingen van [slachtoffer 3] aangetroffen. Verdachte ontkent echter dat hij deze afbeeldingen heeft gemaakt dan wel heeft bekeken. De militaire kamer is van oordeel dat, gelet op het feit dat deze harde schijf kennelijk voor iedereen toegankelijk was (zoals volgt uit de verklaringen van verdachte en van [naam] ), het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om aan te kunnen nemen dat verdachte deze afbeeldingen heeft vervaardigd dan wel heeft opgenomen of gefilmd.De militaire kamer zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2013
tot en met 1 september 2015 te Westervoort, gebruik makende van een technisch
hulpmiddel, te weten een of meer camera’s, waarvan de aanwezigheid niet op
duidelijke wijze kenbaar was/waren gemaakt (verborgen en/of ingebouwd in een
lamparmatuur), opzettelijk en wederrechtelijk van (een) perso(o)n(en), te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , aanwezig in een woning of op een
andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een/de (slaap- en/of logeer)kamer
in gebruik bij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op de bovenverdieping van de woning aan het adres [adres 1] te Westervoort, (een)
afbeelding(en) heeft vervaardigd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat indien verdachte wordt veroordeeld er een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel moet volgen nu de gevolgen van het feit sowieso al desastreus voor verdachte zijn geweest, gelet op zijn ontslag bij Defensie.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 juli 2016.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft heimelijk een camera geplaatst in de slaapkamer van zijn stiefzoon [slachtoffer 1] en heeft met die camera die [slachtoffer 1] en diens vriendin [slachtoffer 2] heimelijk geobserveerd. Daardoor heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Zij mochten er immers op vertrouwen dat ze in de slaapkamer van [slachtoffer 1] veilig en onbespied zouden zijn. Deze schending van de persoonlijke levenssfeer gedurende een langere periode neemt de militaire kamer de verdachte zeer kwalijk.
In het voordeel van verdachte houdt de militaire kamer rekening met het blanco strafblad van verdachte en de gevolgen van deze zaak voor zijn aanstelling bij Defensie, alsmede met het feit dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van het heimelijk filmen of bespieden van seksuele handelingen.
De militaire kamer zal een lagere werkstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de militaire kamer -anders dan de officier van justitie- tot het oordeel komt dat niet is komen vast te staan dat verdachte afbeeldingen van [slachtoffer 3] heeft vervaardigd en omdat de militaire kamer van oordeel is dat de straf die de militaire kamer zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het primair bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag aan immateriële schade van respectievelijk € 1.025 en € 750. Uit de onderbouwing van de vorderingen volgt dat zij stellen schade te hebben geleden, omdat verdachte hen bekeken heeft terwijl zij naakt waren en/of seksuele handelingen verrichten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van respectievelijk € 1.025 en € 750 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 20 en 15 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu er geen sprake is van aangetroffen afbeeldingen, de door benadeelde partijen gestelde schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer is van oordeel dat behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. Immers, enerzijds is niet komen vast te staan dat verdachte beelden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bekeken, waarop zij naakt of tijdens seksuele handelingen te zien waren. En anderzijds is onduidelijk gebleven in hoeverre de moeder van [slachtoffer 1] op de hoogte was van de aanwezigheid en het gebruik van de camera, waardoor sprake zou kunnen zijn van mede-aansprakelijkheid voor geleden schade.
De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk verklaard worden in hun vordering en kunnen hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 139f van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De militaire kamer:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.G. Eskes (voorzitter), mr. P.C. Quak en luitenant-kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2016. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑08‑2016
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] p. 47; het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 58.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] p. 16.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] p. 17; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] p. 16; het proces-verbaal sporenonderzoek p. 83.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 59.
Het proces-verbaal aanvullend onderzoek IP camera p. 112.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 60-62; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27732, nr. 3, p. 8.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27732, nr. 5, p. 12 resp. p. 13.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 60; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 17.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] p. 19; het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] p. 32; het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] p. 46; het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 3] p. 26.
Het proces-verbaal van verhoor houdende een verklaring van verdachte p. 70