Rb. Limburg, 13-05-2015, nr. C/03/194708 / HA ZA 14-463
ECLI:NL:RBLIM:2015:4426
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
13-05-2015
- Zaaknummer
C/03/194708 / HA ZA 14-463
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2015:4426, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 13‑05‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:2370
Uitspraak 13‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Franchise en mededinging.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Vonnis van 13 mei 2015
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/03/194708 / HA ZA 14-463
(aanvankelijk C/04/121758 / HA ZA 13-96) van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie, advocaat mr. J.L.M. van Gastel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BRIDGE BENELUX B.V.,
gevestigd te Budel,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. H. Knotter,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/03/194722 / HA ZA 14-467
(aanvankelijk C/04/121180 / HA ZA 13-59) van
1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] ,
2. [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2],
3. [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3],
respectievelijk wonende te [woonplaats 2] , [woonplaats 3] en [woonplaats 4] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie, advocaat mr. J.L.M. van Gastel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BRIDGE BENELUX B.V.,
gevestigd te Budel,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. H. Knotter,
alsmede in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/03/194718 / HA ZA 14-465
(aanvankelijk C/04/122635 / HA ZA 13-136) van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] ,
wonende te [woonplaats 5] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie, advocaat mr. J.L.M. van Gastel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BRIDGE BENELUX B.V.,
gevestigd te Budel,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. H. Knotter.
Partijen zullen hierna ook [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] (of gezamenlijk: de franchisenemers) en Bridge worden genoemd.
1. De procedures
1.1.
Het verloop van de procedures na het tussenvonnis van 3 september 2014 blijkt uit:
- de (gelijkluidende) aktes van Bridge houdende producties in het incident in reconventie alsmede aktes overleggen producties (gedateerd 29 januari 2014, genomen ter zitting van 3 september 2014);
- -
de akte van Bridge houdende wijziging petitum ten aanzien van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] ;
- -
de (gelijkluidende) antwoordaktes van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] van 10 oktober 2014;
- -
door Bridge overgelegde productie 85 ten aanzien van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] ;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2014 en de comparitieaantekeningen van de raadslieden van partijen;
- -
de brieven van mr. Knotter van 30 oktober 2014 en van mr. Van Gastel van 31 oktober 2014 in reactie op het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat tussen partijen het volgende vast.
a. a) Bridge legt zich toe - dat deed zij althans in de hier relevante periode, zij heeft haar activiteiten inmiddels gestaakt - op het via een door haar opgezette franchiseorganisatie aanbieden van opleidingen en trainingen aan bedrijven, overheden en instellingen.
b) Tussen de franchisenemers en Bridge zijn franchiseovereenkomsten gesloten ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] : 10 februari 2009; [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] : 11 december 2008; [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] : 17 december 2008; [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] : 10 april 2009; [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] : 28 juni 2010). Bij de franchiseovereenkomsten zijn de franchisenemers toegetreden tot de franchiseorganisatie teneinde in die hoedanigheid trainingen te geven. De verplichtingen van de franchisenemers omvatten mede het betalen van “fees” aan Bridge. De verplichtingen van Bridge omvatten mede het maken van reclame en het verstrekken van adviezen aan de franchisenemers over het franchisesysteem.
c) Bij brieven van 26 februari 2013 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] en 29 november 2012 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] is onder meer gesteld dat Bridge is tekortgeschoten in haar verplichtingen en dat de franchiseovereenkomsten niet rechtsgeldig zijn wegens dwaling, bedrog en strijd met de Mededingingswet.
3. De vorderingen
3.1.
Ter comparitie heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] zijn “Knuffel de klant”-vordering (weergegeven onder 2.2. sub 9 van het tussenvonnis van 3 september 2014) ingetrokken. Bridge heeft haar vordering tot opheffing van de door de franchisenemers gelegde verhaalsbeslagen (weergegeven onder 2.3. sub 8 van dat tussenvonnis) ingetrokken. De resterende vorderingen van partijen worden hierna weergegeven.
In conventie
3.2.
De franchisenemers vorderen na hun laatste wijziging van eis, zakelijk weergegeven, dat het de rechtbank behage bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
In het incident
Bridge te veroordelen tot het binnen 14 dagen na het vonnis deponeren aan het kantooradres van een door de rechtbank te benoemen registeraccountant danwel een nader tussen partijen overeen te komen accountant, danwel een door franchisenemers aan te wijzen accountant, van alle administratie in origineel danwel kopievorm over de jaren 1 januari 2009 tot 1 januari 2013, althans van het door de rechtbank te bepalen gedeelte van deze administratie, althans dat gedeelte van de administratie dat in de visie van Bridge betrekking heeft op de weerlegging van de stelling dat niet in de organisatie is geïnvesteerd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat Bridge daarmede in gebreke is, met veroordeling van Bridge in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
1.
Primair voor recht te verklaren dat de franchiseovereenkomsten tussen partijen nietig zijn wegens strijd met artikel 5 Mededingingswet;
2.
Subsidiair voor recht te verklaren dat (in de zaak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] ) de artikelen 14 en 16 lid 4 respectievelijk (in de zaken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] ) artikel 11 van de franchiseovereenkomsten wegens strijd met de Mededingingswet nietig zijn;
3.
Meer subsidiair de franchiseovereenkomsten tussen partijen te vernietigen op grond van (in de zaak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] ) dwaling respectievelijk (in de zaken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] ) dwaling en bedrog per ingangsdatum van de overeenkomst, althans per een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
4.
Verder subsidiair voor recht te verklaren dat de franchiseovereenkomsten tussen partijen buitengerechtelijk zijn ontbonden, althans deze alsnog rechtsgeldig te ontbinden per een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
5.
Voor recht te verklaren dat Bridge onrechtmatig jegens franchisenemers heeft gehandeld en de overeenkomsten niet deugdelijk is nagekomen;
6.
Bridge te veroordelen tot terugbetaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van alle door de franchisenemers afgedragen fees alsmede de door de franchisenemers geleden schade wegens het niet deugdelijk nakomen van de overeenkomst en op grond van onrechtmatige daad, per saldo bedragende € 621.779,- ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] ), € 682.515,- ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] ), € 680.746,- ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] ), € 963.014,- ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] ) en € 436.020,38 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] ) dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan fees en schadeloosstelling c.q. schadevergoeding, dan wel een bij staat op te maken schadeloosstelling c.q. schadevergoeding;
7.
Bridge te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de voldane fees, vanaf de datum van betaling van ieder fee-bedrag tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de wettelijke rente over de gevorderde schade vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
8.
Bridge te gebieden om binnen acht dagen na betekening van het vonnis het gelegde beslag op te heffen, dit op verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag voor iedere dag dat Bridge nalatig blijft aan het gebod te voldoen;
(9. - ingetrokken);
10.
alles met veroordeling van Bridge in de proceskosten en nakosten.
In reconventie
3.3.
Bridge vordert na haar laatste wijziging van eis, zakelijk weergegeven, dat het de rechtbank behage bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
In het incident
i.
toe te staan dat Bridge inzage neemt in de bescheiden waarop het beslag rust, die zich thans bevinden aan de [adres] te [plaats] ten kantore van de maatschap [naam maatschap] gerechtsdeurwaarders, welke maatschap als gerechtelijk bewaarder is aangesteld, al dan niet na tussenkomst van een door Bridge aan te wijzen ICT-deskundige van het ICT-bureau 4itrust, zijnde de heer [naam 1] of een collega van hem, althans een andere door de rechter in goede justitie aan te wijzen ICT-deskundige, welke ICT-deskundige zal onderzoeken welke van de bescheiden onder de sub 422 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van Bridge opgesomde categorieën van bescheiden vallen, teneinde te voorkomen dat Bridge inzage verkrijgt in bescheiden die niet vallen onder de sub 422 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie opgesomde categorieën van bescheiden;
ii.
de franchisenemers te veroordelen om binnen één week na betekening van het vonnis aan de raadsman van Bridge een afschrift of uittreksel te verstrekken van en/of inzage te geven in de bescheiden zoals genoemd in sub 422 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
iii.
het bepaalde onder i. op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 50.000,- ineens, alsmede een hoofdelijk dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat een van de franchisenemers geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft na het verstrijken van één week na betekening van het vonnis;
iv.
ten laste van de franchisenemers die voorziening te treffen ex artikel 843a Rv die de rechtbank in goede justitie geraden acht;
v.
de franchisenemers te veroordelen in de kosten van dit incident conform artikel 1019h Rv, althans een proceskostenveroordeling die de rechtbank in goede justitie geraden acht.
In de hoofdzaak
1.
te verklaren voor recht dat de franchisenemers:
i. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de met Bridge gesloten franchiseovereenkomsten en uit dien hoofde de boetes zoals opgenomen sub 390 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie zijn verschuldigd;
ii. inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van BAS Holding B.V.;
iii. onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij zich know-how van Bridge en BAS Holding B.V. - zoals te kennen uit productie 57 (lijst van Bridge documenten) - hebben toegeëigend en/of Bridge onrechtmatige concurrentie hebben aangedaan door het duurzame bedrijfsdebiet van Bridge stelselmatig en op substantiële wijze af te breken, daarbij gebruik makend van de hulpmiddelen die Bridge vertrouwelijk aan hen ter beschikking heeft gesteld;
iv. gehouden is alle schade die Bridge heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van de onder punt( i) en/of (ii) en/of (iii) opgenomen handelwijze te voldoen aan Bridge;
2.
de franchisenemers te bevelen met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de auteursrechten van BAS Holding B.V., meer in het bijzonder het gebruik van de Bridge documenten - zoals te kennen uit productie 57 (lijst van Bridge documenten) - of onrechtmatige vereenvoudigingen daarvan, te staken en gestaakt te houden;
3.
de franchisenemers te bevelen met onmiddellijke ingang hun post-contractuele verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomsten na te komen, waaronder begrepen doch niet beperkt tot het relatiebeding;
4.
de franchisenemers te bevelen met onmiddellijke ingang hun onrechtmatig handelen zoals omschreven onder punt 1 sub (iii) te staken en gestaakt te houden;
5.
de franchisenemers te bevelen met onmiddellijke ingang alle zich nog onder hen bevindende documenten (digitaal en hard-copy) die toebehoren aan Bridge - zoals te kennen uit productie 57 (lijst van Bridge documenten) - of waarmee auteursrecht inbreuk wordt gemaakt en/of onrechtmatig wordt gehandeld aan Bridge af te geven zonder het achterhouden van enige (digitale) kopie(ën) daarvan en te bepalen dat de in beslag genomen bewijzen door de gerechtelijk bewaarder aan Bridge dienen te worden afgegeven ex artikel 860 lid 1 Rv;
6.
het bepaalde onder 2, 3, 4, 5 en 8 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- ineens, alsmede een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat de franchisenemers geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven na het verstrijken van twee weken na betekening van het vonnis;
7.
de franchisenemers te veroordelen tot betaling van volledige schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(8. - ingetrokken);
9. ( alleen in de zaak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] )
te verklaren voor recht dat Bridge de franchiseovereenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] op goede gronden tussentijds heeft opgezegd ex art. 16.1 van de franchiseovereenkomst en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] derhalve gehouden is tot betaling van een vergoeding aan Bridge ex art. 18.1 van de franchiseovereenkomst, welke vergoeding bindend zal worden vastgesteld door een aan Deloitte verbonden onafhankelijke deskundige, althans een door de rechtbank in goede justitie aan te wijzen onafhankelijke deskundige, met een veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] in een bedrag van 50% van de kosten van die deskundige;
10.
de franchisenemers voor wat betref de inbreuk op auteursrechten te veroordelen in de kosten van deze procedure ex artikel 1019h Rv, waaronder expliciet begrepen de totale beslagkosten en kosten van de gerechtelijke bewaring, en voor het overige conform het liquidatietarief, met inbegrip van nakosten en daarbij te bepalen dat de franchisenemers de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn vanaf 14 dagen na de dag van het te wijzen vonnis.
4. De verdere beoordeling
In conventie
In de hoofdzaak
4.1.
De franchisenemers stellen in de eerste plaats de rechtsgeldigheid van de franchiseovereenkomsten aan de orde, onder meer met een beroep op dwaling.
4.2.
Art. 6:228 BW bepaalt, voor zover hier relevant, dat een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien a) de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten of b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
4.3.
Aan hun beroep op dwaling leggen de franchisenemers ten grondslag dat aan hen door Bridge voorafgaand aan de totstandkoming van de franchiseovereenkomsten prognoses zijn voorgespiegeld over te realiseren omzetten die, naar de franchisenemers pas gaandeweg is gebleken maar Bridge van aanvang af bekend was, veel te rooskleurig en nergens op gebaseerd waren. De franchisenemers verwijzen daarbij naar de wervingsbrochure van Bridge, waarin op pagina 4 een resultatenprognose “Prognose A [Ambitieus]” is opgenomen. Deze vermeldt voor het eerste jaar een omzet van € 165.000, voor het tweede jaar een omzet van € 285.000 en voor het derde jaar een omzet van € 425.000. Volgens de franchisenemers waren deze omzetten absoluut niet realiseerbaar en heeft Bridge hen opzettelijk en tegen beter weten in met deze onjuiste prognoses bewogen tot het aangaan van de franchiseovereenkomsten. In elk geval had Bridge volgens de franchisenemers niet mogen verzwijgen dat de door haar genoemde omzetten in het verleden zelfs door haar meest gelouterde toptrainers bij lange na - in 1997 was de omzet per toptrainer gemiddeld € 197.000 - niet werden gehaald. Over 2008, het jaar waarin Bridge de volgens franchisenemers “bedrieglijk onzorgvuldige” prognoses heeft opgesteld, was de gemiddelde omzet door 15 franchisenemers volgens de franchisenemers slechts € 93.000. De franchisenemers stellen dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de franchiseovereenkomsten niet zouden zijn aangegaan.
4.4.
Bridge heeft, onder meer met verwijzing naar Hoge Raad 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7329, op goede grond gesteld dat prognoses naar hun aard slechts beredeneerde schattingen zijn op basis van (een combinatie van) feiten en ervaringsregels en dat de franchisenemers haar niet kunnen tegenwerpen dat zij, door hun eigen gebrek aan inzet of door externe (markt)factoren, de geprognosticeerde resultaten niet hebben kunnen bewerkstelligen.
4.5.
Waar het bij het dwalingsberoep van de franchisenemers echter om draait is dat Bridge hen heeft binnengehaald met prognoses waarvan Bridge wist dat die niet reëel waren.
4.6.
In de processtukken hebben partijen in dit kader getwist over de vraag of de bestuurder van Bridge ( [naam bestuurder] ) de franchisenemers bij de met ieder van hen individueel gehouden gesprekken al dan niet de hiervoor bedoelde Prognose A heeft overhandigd. Volgens de franchisenemers was dit wel het geval, hetgeen zij ter comparitie allen hebben bevestigd en te bewijzen hebben aangeboden. Bridge heeft bestreden dat Prognose A aan de franchisenemers ter hand is gesteld. Volgens Bridge was die prognose, samen met een Prognose B (neutraal) en een Prognose C (terughoudend), wel bedoeld voor potentiële franchisenemers die reageerden op advertenties van Bridge, maar is in het onderhavige geval anders gehandeld omdat de franchisenemers in beeld kwamen via een relatie respectievelijk headhunter. Bridge verwijst daarbij naar een verklaring van headhunter [naam headhunter] , die verklaart dat hij de franchisenemers geen documentatie heeft gegeven over prognoses, noch gezien heeft dat zij dergelijke documentatie kregen. Deze verklaring laat echter onverlet de mogelijkheid dat [naam bestuurder] bij gelegenheid van zijn gesprekken met de franchisenemers, waarbij [naam headhunter] naar vast staat niet aanwezig was, de franchisenemers Prognose A heeft gegeven. Wat hier verder van zij, ter comparitie is door bestuurder [naam bestuurder] gezegd dat hij de inhoud van Prognose A wel mondeling aan ieder van de franchisenemers heeft meegedeeld. Derhalve staat tussen partijen vast dat Bridge de franchisenemers voorafgaand aan de totstandkoming van de franchiseovereenkomsten de betreffende “ambitieuze” prognose heeft voorgehouden van de te realiseren omzetten. Of de op schrift gestelde prognose ook aan hen is overhandigd kan in het midden blijven.
4.7.
Naar door Bridge niet althans onvoldoende gemotiveerd is bestreden, spoorde de prognose niet met de in werkelijkheid door andere franchisenemers gehaalde omzetten, ook niet indien wordt uitgegaan van het door Bridge in reactie op de stellingen van de franchisenemers gevoerde verweer dat bij de door de franchisenemers genoemde gemiddelde omzet over 2008 ook de af te dragen fees moeten worden opgeteld, zodat de omzet gemiddeld niet € 93.000 maar € 144.000 was. Ook dan is sprake van een substantieel verschil tussen de aan de franchisenemers voorgespiegelde mogelijk te behalen omzetten en de in werkelijkheid, ook door toptrainers, behaalde omzetten. Een rechtvaardiging voor die discrepantie heeft Bridge niet gegeven, terwijl zij voorts niet gemotiveerd heeft bestreden dat het haar bekend was dat de aan de franchisenemers voorgehouden prognose in praktijk door andere franchisenemers bij lange na niet werd gehaald. Ook indien Bridge van oordeel was dat haar prognose voor een nieuwe, ambitieuze franchisenemer haalbaar zou moeten zijn, had zij niet voor de franchisenemers mogen verzwijgen dat andere franchisenemers dergelijke omzetten niet plachten te halen.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam komen vast te staan dat de franchisenemers bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet op dezelfde voorwaarden met Bridge zouden hebben gecontracteerd. Vaststaat dat de franchisenemers met hun toetreding tot de franchiseorganisatie van Bridge in hun inkomen wilden voorzien en dat de hoogte van dat inkomen voor hen derhalve een belangrijke factor was. Mede gezien de voor de franchisenemers bezwarende verplichtingen die de franchiseovereenkomsten meebrachten - onder meer terzake non-concurrentie, boetes en de betaling van (entree)fees – passeert de rechtbank het op dit punt door Bridge gevoerde verweer.
4.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de voorwaarden die art. 6:228 BW aan een beroep op vernietiging wegens dwaling stelt. Vordering 3 van de franchisenemers is dan ook, op de hierna in het dictum te vermelden wijze, toewijsbaar.
4.10.
De vernietiging van de franchiseovereenkomsten werkt ingevolge art. 3:53 lid 1 BW terug tot de tijdstippen van totstandkoming daarvan. Dit brengt mee dat de franchisenemers geen belang meer hebben bij een beoordeling van de overige door hen aangevoerde gronden voor nietigheid, noch bij een beoordeling van hun subsidiaire stellingen omtrent wanprestatie, onvoorziene omstandigheden, ontbinding en opzegging. Omstandigheden op grond waarvan de door de franchisenemers aan Bridge verweten tekortkomingen in de nakoming van de franchiseovereenkomsten ook zonder die contractuele verhouding tot schadeplichtigheid van Bridge zouden kunnen leiden, zijn door de franchisenemers niet danwel onvoldoende gemotiveerd gesteld. Ook de stellingen van de franchisenemers over het wanbeleid van Bridge en de niet-nakoming door Bridge van de (door de vernietiging non-existente) afspraken en de als gevolg van dat alles door de franchisenemers geleden (omzet)schade kunnen derhalve onbesproken blijven.
4.11.
Hetgeen op basis van de vernietigde franchiseovereenkomsten is gepresteerd, geldt als onverschuldigd betaald in de zin van art. 6:203 BW. Op die grond is de door de franchisenemers gevorderde restitutie van de door hen aan Bridge betaalde fees toewijsbaar. Het betreft, naar Bridge niet gemotiveerd heeft bestreden, voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] (7.500 + 112.567 + 13.934 =) € 134.001 voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] (7.500 + 121.750 + 9.650 =) € 138.900, voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] (7.500 + 158.136,94 =) € 165.636,94, voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] (7.500 + 116.001 =) € 123.501 en voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] (25.000 + 16.266,54 + 60.367,25 + 31.391,35 + 5.000 – 16.458,44 =) € 121.566,70.
4.12.
Het welbewust onjuist informeren door Bridge van de franchisenemers over het voor de franchisenemers zeer wezenlijke punt van de mogelijk te behalen omzetten rechtvaardigt niet alleen de vernietiging wegens dwaling, maar maakt Bridge tevens schadeplichtig wegens onrechtmatige daad.
4.13.
Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] is gesteld dat zij op grond van de aan hen voorgespiegelde onjuiste prognose hebben besloten hun oude werk op te geven ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] bij [naam bedrijf 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] bij [naam bedrijf 2] ), waardoor zij inkomensschade hebben geleden. Hun schade begroten zij op het verschil tussen de bedragen die zij bij Bridge hebben verdiend en het (hogere) inkomen dat zij over diezelfde periode bij hun oude werkgever zouden hebben gehad. In het geval van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] komt dit neer op € 158.866 en in het geval van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] op € 362.303. Ten aanzien van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] heeft Bridge echter onweersproken gesteld dat hij zijn betrekking met [naam bedrijf 2] reeds had opgezegd wegens een ontstaan conflict en niet om zich bij Bridge aan te sluiten. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de betreffende door [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] gestelde schadepost in oorzakelijk verband staat met de onrechtmatige daad van Bridge. Ten aanzien van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] heeft Bridge het oorzakelijk verband niet bestreden, zodat daarvan zal worden uitgegaan. Wat betreft de hoogte van het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] als schade opgevoerde bedrag van € 158.866 heeft Bridge echter op goede grond gesteld dat hier sprake is van een overlapping met de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] verlangde restitutie van de door hem aan Bridge betaalde fees van € 165.636,94, nu hij deze fees in zijn berekening van het verschil in inkomen heeft betrokken. Nu het bedrag van de fees aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] wordt toegewezen, is voor toewijzing van (nadere) inkomensschade geen plaats. Van overige door de franchisenemers geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van Bridge is niet gebleken. Door de franchisenemers zijn op dat punt ook geen voor bewijs vatbare stellingen ingenomen.
4.14.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen van de franchisenemers onder 3, 5, en 6 toewijsbaar als hierna in het dictum vermeld. De onder 7 gevorderde wettelijke rente over de fees, waartegen geen specifiek verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.
4.15.
Hetgeen hierna in reconventie wordt overwogen en beslist, moet leiden tot toewijzing van de door de franchisenemers onder 8 gevorderde opheffing van het door Bridge ten laste van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] gelegde conservatoir bewijsbeslag, met dien verstande dat de rechtbank het beslag zelf zal opheffen zodat een veroordeling van Bridge achterwege kan blijven.
4.16.
De veroordelingen tot betaling zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De opheffing van het beslag zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, gezien de daartegen door Bridge in haar akte van 4 december 2013 gemaakte bezwaren – onder meer het definitief teloorgaan van haar eventuele bewijsmiddelen – en de omstandigheid dat slechts kopieën van de betreffende gegevens in beslag zijn genomen en niet gebleken is dat (voortduring van) de gerechtelijke bewaring van die kopieën voor de franchisenemers bezwaarlijk is.
4.17.
Het meer of anders door de franchisenemers gevorderde zal worden afgewezen.
In het incident
4.18.
Gelet op hetgeen hiervoor in de hoofdzaak over de rechtsgeldigheid van de franchiseovereenkomsten is geoordeeld, hebben de franchisenemers geen belang bij de door hen in het incident gevraagde inzage in de administratie van Bridge, waarmee zij beogen de subsidiair door hen gestelde wanprestatie van Bridge te kunnen onderbouwen. De incidentele vordering van de franchisenemers zal dan ook worden afgewezen
In reconventie
In de hoofdzaak
4.19.
Bridge heeft haar reconventionele vorderingen voor zover die zien op de door haar gestelde auteursrechtinbreuk door de franchisenemers, ingesteld als lasthebber van BAS Holding B.V. Volgens Bridge berust het auteursrecht met betrekking tot de documentatie waarmee binnen haar franchiseorganisatie wordt gewerkt bij BAS Holding B.V., aan welke vennootschap het auteursrecht is overgedragen door de maker daarvan, [naam bestuurder] . Bij een hangende de onderhavige procedure opgemaakte verklaring van BAS Holding B.V. (productie 38 van Bridge) heeft BAS Holding B.V. last verstrekt aan Bridge “haar auteursrechten te handhaven in de gerechtelijke procedures” tegen onder anderen de franchisenemers “en in dat kader rechtshandelingen te verrichten, waaronder begrepen het treffen van een minnelijke regeling”. Op grond hiervan heeft Bridge wat betreft haar op het auteursrecht gegronde vorderingen slechts te gelden als formele procespartij, niet (mede) als materiële procespartij.
4.20.
Bridge kan in haar vorderingen voor zover ingesteld als lasthebber van BAS Holding B.V. niet worden ontvangen. Artikel 136 Rv bepaalt dat een gedaagde bevoegd is een eis in reconventie in te stellen, “tenzij de eiser in conventie is opgetreden in hoedanigheid en de reconventie hem persoonlijk zou betreffen of omgekeerd”. Ook voor de gedaagde geldt dat deze in reconventie niet in een hoedanigheid kan optreden die hij in conventie niet heeft, of omgekeerd. Bridge is in conventie de formele en materiële procespartij en BAS Holding B.V. is geen van beide. In reconventie zou Bridge, indien zij als lasthebber van BAS Holding B.V. ontvankelijk zou worden geacht, voor wat betreft de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen in een hoedanigheid optreden die zij in conventie niet heeft en dan zou BAS Holding B.V., die geen partij is in de conventie, in reconventie de materiële partij zijn. De regel van art. 136 Rv staat daaraan in de weg. De rechtbank verwijst in dit verband naar Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van het Nederlands burgerlijk procesrecht, 2012, nr. 86.
4.21.
Bridge zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen in de hoofdzaak onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 10, steeds voor zover betrekking hebbend op BAS Holding B.V.
4.22.
Uit de beoordeling en beslissing in conventie volgt dat de vorderingen van Bridge die strekken tot nakoming van de franchiseovereenkomsten of gebaseerd zijn op de gestelde niet-nakoming daarvan dienen te worden afgewezen. Die overeenkomsten zijn immers vernietigd en kunnen geen grondslag bieden voor bedoelde vorderingen. Het betreft (deels) de vorderingen in de hoofdzaak onder 1 sub i., 1 sub iv., 3, 7 en 9.
4.23.
Voor zover de vorderingen van Bridge mede zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen door de franchisenemers jegens Bridge zelf, kunnen de door Bridge gestelde feiten en omstandigheden die vorderingen niet dragen. Het door de franchisenemers ten laste van Bridge gelegde (inmiddels opgeheven) conservatoir verhaalsbeslag is, mede op grond van hetgeen in conventie over de eis van de franchisenemers is geoordeeld, niet onrechtmatig te achten. Evenmin kan het feit dat franchisenemers (digitale) documentatie onder zich hadden en hebben die binnen de franchiseorganisatie van Bridge werd gebruikt tot de conclusie leiden dat de franchisenemers onrechtmatig jegens Bridge hebben gehandeld. Uit hoofde van hun rechtsverhouding met Bridge hadden de franchisenemers immers de toegang tot die documentatie en was hun gebruik daarvan gelegitimeerd. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] , zoals Bridge onbetwist heeft gesteld, op 12 maart 2013 - derhalve hangende dit geschil - meer dan honderd bestanden van het Extranet van Bridge heeft gedownload, doet aan het voorgaande niet af, nog daargelaten de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] gegeven, aannemelijke uitleg dat hij slechts over de documentatie wenste te beschikken voor het debat in de onderhavige procedure. De stellingen van Bridge over de handelwijze van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] bij een aan FHG en Johnson & Johnson gegeven cursus zijn, in het licht van het verweer van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] en gelet op de omstandigheid dat Bridge niet de auteursrechthebbende is met betrekking tot het volgens haar door [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] gebruikte cursusmateriaal, onvoldoende voor het oordeel dat Bridge daardoor mogelijk schade heeft geleden. Of de binnen Bridge gebruikte documentatie, zoals de franchisenemers stellen en Bridge betwist, door Bridge was gekopieerd van haar concurrenten Huthwaite, TFC en [naam 2] , kan gezien het voorgaande in het midden blijven. Voor de door Bridge gevraagde verklaring voor recht dat de franchisenemers haar onrechtmatige concurrentie hebben aangedaan door het duurzaam bedrijfsdebiet van Bridge stelselmatig en op substantiële wijze af te breken, bieden de stellingen van Bridge geen grond. Door Bridge zijn geen voldoende concreet onderbouwde aanwijzingen gesteld die, indien bewezen, tot dit oordeel zouden kunnen leiden.
4.24.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van Bridge, voor zover zij daarin kan worden ontvangen, zullen worden afgewezen.
In het incident
4.25.
Voor zover de incidentele vordering door Bridge is ingesteld in hoedanigheid van lasthebber van BAS Holding B.V., zal zij op de hiervoor in de hoofdzaak genoemde gronden daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.26.
Hetgeen voorts in de hoofdzaak is geoordeeld, leidt tot het oordeel dat Bridge geen rechtmatig belang heeft bij inzage of afschrift van bescheiden van de franchisenemers, waaronder begrepen de bij het bewijsbeslag gekopieerde computerbestanden. Haar incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen.
Voorts in conventie en in reconventie, in de hoofdzaken en in de incidenten
4.27.
In conventie in de hoofdzaak zullen de beslag- en proceskosten, gelet op de mate waarin partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden gecompenseerd.
4.28.
In conventie in het incident zullen de franchisenemers als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen. Wegens de samenhang tussen de drie zaken en wegens het feit dat namens Bridge in alle zaken en bij dezelfde conclusie een gelijkluidend verweer is gevoerd, zal het advocaatsalaris worden geliquideerd als ware sprake van één zaak, maar dan wel op basis van tarief IIX.
4.29.
In reconventie zal Bridge zowel in de hoofdzaak als in het incident als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de beslag- en proceskosten. Wegens de samenhang tussen de drie zaken, het feit dat namens de franchisenemers in alle zaken door dezelfde raadsman bij een tegelijkertijd in de hoofdzaak en het incident genomen conclusie een gelijkluidend verweer is gevoerd, zal het advocaatsalaris worden geliquideerd als ware sprake van één zaak, waarbij het advocaatsalaris, gelet op de door partijen verzochte toepassing van art. 1019h Rv en de Indicatietarieven in IE-zaken, in het incident zal worden bepaald op € 2.000 en in de hoofdzaak op € 6.000.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
in het incident
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt de franchisenemers hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van Bridge begroot op € 3.211 voor salaris advocaat;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
vernietigt de franchiseovereenkomsten tussen partijen wegens dwaling;
5.5.
verklaart voor recht dat Bridge onrechtmatig jegens de franchisenemers heeft gehandeld door hen bij het aangaan van de franchiseovereenkomsten onjuist te informeren over de te behalen omzetten;
5.6.
veroordeelt Bridge tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194708] van € 134.001, tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] van € 138.900, tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 2] van € 165.636,94, tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] van € 123.501 en tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] van € 121.566,70, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaling van ieder fee-bedrag over dat fee-bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
heft op het door Bridge ten laste van [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194722 sub 3] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie zaaknr. 194718] gelegd beslag;
5.8.
verklaart de veroordelingen onder 5.6. uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.10.
compenseert de beslag- en proceskosten aldus dat partijen de eigen kosten dragen;
in reconventie
in het incident
5.11.
verklaart Bridge niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover ingesteld in hoedanigheid van lasthebber van BAS Holding B.V.;
5.12.
wijst het overigens gevorderde af;
5.13.
veroordeelt Bridge in de proceskosten van het incident, aan de zijde van de franchisenemers begroot op € 2.000 voor salaris advocaat;
in de hoofdzaak
5.14.
verklaart Bridge niet-ontvankelijk in haar vorderingen onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 10, steeds voor zover ingesteld in hoedanigheid van lasthebber van BAS Holding B.V.;
5.15.
wijst het overigens gevorderde af;
5.16.
veroordeelt Bridge in de proceskosten van de hoofdzaak, aan de zijde van de franchisenemers begroot op € 6.000 voor salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en in het openbaar uitgesproken.