Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag inzake sociale zekerheid
Artikel 46
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1977
- Bronpublicatie:
14-12-1972, Trb. 1976, 158 (uitgifte: 25-10-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1977, Trb. 1977, 35 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid (V)
1.
Wanneer iemand die door een beroepsziekte getroffen is, onder de wettelijke regeling van twee of meer Verdragsluitende Partijen werkzaamheden heeft verricht, waardoor deze ziekte kan zijn ontstaan, worden de uitkeringen waarop deze getroffene of zijn nagelaten betrekkingen aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de wettelijke regeling van de laatste van deze Verdragsluitende Partijen aan de voorwaarden waarvan zij blijken te voldoen, eventueel met inachtneming van het tweede, derde en vierde lid van dit artikel.
2.
Indien de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij het recht op uitkeringen wegens beroepsziekte afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de desbetreffende ziekte het eerst op het grondgebied van die Partij medisch is vastgesteld, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer deze ziekte het eerst op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij is vastgesteld.
3.
Indien de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij het recht op uitkeringen wegens beroepsziekte uitdrukkelijk of stilzwijgend afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de desbetreffende ziekte is vastgesteld binnen een bepaalde termijn na beëindiging van de laatste werkzaamheden waardoor een dergelijke ziekte kon ontstaan, houdt het bevoegde orgaan van deze Partij, wanneer het nagaat op welk tijdstip die laatste werkzaamheden werden verricht, voor zover nodig rekening met gelijksoortige werkzaamheden welke onder de wettelijke regeling van iedere andere Verdragsluitende Partij zijn verricht, alsof zij onder de wettelijke regeling van eerstbedoelde Partij waren verricht.
4.
Indien de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij het recht op uitkeringen wegens beroepsziekte uitdrukkelijk of stilzwijgend afhankelijk stelt van de voorwaarde dat gedurende een bepaalde tijd werkzaamheden waardoor de desbetreffende ziekte kon ontstaan, werden verricht, houdt het bevoegde orgaan van deze Partij, voor zover nodig met het oog op de samentelling van tijdvakken, rekening met de tijdvakken waarin dergelijke werkzaamheden onder de wettelijke regeling van iedere andere Verdragsluitende Partij werden verricht.
5.
De toepassing van het derde en vierde lid van dit artikel tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen is afhankelijk van het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen deze Partijen. Bij deze overeenkomsten worden de beroepsziekten waarop genoemde leden van toepassing zijn, vastgesteld, alsmede de wijze waarop de lasten van de uitkeringen over de betrokken Verdragsluitende Partijen worden omgeslagen.