Hof Arnhem, 24-09-2009, nr. 21-000625-09
ECLI:NL:GHARN:2009:BK7620
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
24-09-2009
- Magistraten
Mrs. P.R. Wery, B.P.J.A.M. van der Pol, R.W. van Zuijlen
- Zaaknummer
21-000625-09
- LJN
BK7620
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BK7620, Uitspraak, Hof Arnhem, 24‑09‑2009
Uitspraak 24‑09‑2009
Mrs. P.R. Wery, B.P.J.A.M. van der Pol, R.W. van Zuijlen
Partij(en)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 12 augustus 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-702429-06, in de strafzaak tegen
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr C.H.W. Janssen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op bewijsuitsluiting. Hiertoe heeft zij — kort gezegd — aangevoerd dat het opvragen van de foto van verdachte onrechtmatig is geweest. Een foto bevat informatie over iemands ras en derhalve is artikel 126nf Wetboek van Strafvordering van toepassing. Op grond van voornoemd artikel kan de officier van justitie een dergelijk gegeven pas vorderen na voorafgaande schriftelijke machtiging verleend door de rechter-commissaris. Nu in het dossier deze machtiging ontbreekt, is de foto van verdachte onrechtmatig verkregen en dient als gevolg daarvan de uitslag van de fotoconfrontatie uitgesloten te worden van het bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van artikel 72 juncto artikel 73 sub c Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt de verstrekking van gegevens uit de gemeentelijke reisdocumentenadministratie waartoe ook pasfoto's behoren, toegestaan aan opsporingsambtenaren bedoeld in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van strafbare feiten in het kader van het onderzoek waarbij zij zijn betrokken. Blijkens het proces-verbaal van 29 oktober 2007 heeft verbalisant [verbalisant], hoofdagent van politie, overeenkomstig deze regeling de originele pasfoto van verdachte bij de gemeente [a-plaats] opgevraagd. De raadsvouw heeft, nog daargelaten dat het feit dat op een foto veelal wel te zien zal zijn van welk ras de betrokken persoon is nog niet betekent dat met het opvragen van een foto dat — gevoelige — gegeven (gericht) wordt opgevraagd, met het verweer miskend dat een andere procedure dan die van artikel 126nf Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Oplichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een flatwoning verhuurd terwijl hij niet de eigenaar/verhuurder/huurder van die woning was. Hij heeft bij de huurders op slinkse wijze het vertrouwen gewekt dat hij dat kon doen en hen bij vooruitbetaling huur/waarborgsom laten voldoen. Hij heeft daarmee het door de huurders in hem gestelde vertrouwen beschaamd en tevens de sfeer van vertrouwen ondermijnd die vereist is voor een goed functioneren van het economisch leven
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen —en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden— dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 augustus 2009, in het verleden bij herhaling is veroordeeld wegens strafbare feiten.
De vordering van de benadeelde partij A.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 624,53. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Daarbij is de vordering door de verdediging niet weersproken. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij B.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 380,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Daarbij is de vordering door de verdediging niet weersproken. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 14 februari 2007 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
De vordering van de benadeelde partij A.:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, A., te betalen een bedrag van EUR 624,53 (zeshonderdvierentwintig euro en drieënvijftig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd A., een bedrag te betalen van EUR 624,53 (zeshonderdvierentwintig euro en drieënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij B:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, B, te betalen een bedrag van EUR 380,67 (driehonderdtachtig euro en zevenenzestig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd B., een bedrag te betalen van EUR 380,67 (driehonderdtachtig euro en zevenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 14 februari 2007, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr P.R. Wery, voorzitter,
mr B.P.J.A.M. van der Pol en mr R.W. van Zuijlen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.E.M. de Vries, griffier,
en op 24 september 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.