De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/5.1:5.1 Rechtvaardiging voor de betalingsverplichting
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/5.1
5.1 Rechtvaardiging voor de betalingsverplichting
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379185:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie 1.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Uit de laatste paragraaf van het vorige hoofdstuk kan worden afgeleid dat een materieel recht op naleving van de hoofdveroordeling moet bestaan, wil het afdwingen van de naleving van die hoofdveroordeling gerechtvaardigd zijn. In mijn visie moet de betalingsverplichting die uit het afdwingen resulteert, het lot van het materiële recht op naleving van de hoofdveroordeling delen, omdat de betalingsverplichting geen zelfstandige materieelrechtelijke basis kent.
In de in het eerste hoofdstuk al beschreven rechtspraktijk van vóór 1933 bestond wél een materiële rechtvaardiging voor de betalingsverplichting die bij niet naleving van de hoofdveroordeling ontstond: de destijds gehanteerde subsidiaire geldveroordeling was niet anders dan een voorwaardelijke schadevergoedingsveroordeling.1 In dit opzicht was de praktijk van vóór 1933 aan ons privaatrecht minder wezensvreemd dan het huidige systeem.
Inmiddels wordt uit de tekst van de huidige dwangsomregeling over het algemeen afgeleid dat met de dwangsomveroordeling geen vergoeding van schade wordt beoogd. In hoeverre de huidige dwangsomregeling desalniettemin in uitzonderingsgevallen een compensatoir karakter kan worden toegeschreven, komt in dit hoofdstuk aan de orde.