ABRvS, 14-03-2007, nr. 200603493/1
ECLI:NL:RVS:2007:BA0625
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14-03-2007
- Zaaknummer
200603493/1
- LJN
BA0625
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2007:BA0625, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑03‑2007; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
ABkort 2007/140
Uitspraak 14‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 8 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel (hierna: het dagelijks bestuur), voor zover thans van belang, de "Stichting Ankherplaats" (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een hospice op het perceel, plaatselijk bekend Amstelveenseweg 665.
Partij(en)
200603493/1.
Datum uitspraak: 14 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging met beperkte aansprakelijkheid "Vereniging Comité Buurtbelang", gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/1316 en 06/1317 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel (hierna: het dagelijks bestuur), voor zover thans van belang, de "Stichting Ankherplaats" (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een hospice op het perceel, plaatselijk bekend Amstelveenseweg 665.
Bij besluit van 31 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 31 maart 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 8 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 juni 2006 heeft vergunninghoudster, die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Bij brief van 27 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante en het college. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door R. Alberts en J.J. de Kreek, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. C.J. Kruissink, ambtenaar van het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster vertegenwoordigd door [bestuurslid] daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1.
Appellante bestrijdt het oordeel van de voorzieningenrechter dat het dagelijks bestuur haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden aangemerkt bij het besluit van 8 maart 2005. Zij voert daartoe aan dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat haar doelstelling, gelet op haar statuten, voldoende specifiek is om als belanghebbende te worden aangemerkt. Voorts stelt appellante dat zij reeds meerdere malen in rechte is opgetreden tegen besluiten van het dagelijks bestuur.
2.2.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3.
Volgens artikel 2, eerste lid, van haar statuten heeft appellante tot doel het behartigen van de belangen van de bewoners van het Buitenveldertse deel van de Amstelveenseweg, Rupelmonde, Cronenburg, Egelenburg en omstreken ten aanzien van ontwikkelingen die de woonomgeving dan wel de kwaliteit van de woonomgeving dan wel het leefklimaat in de buurt (kunnen) beïnvloeden.
Volgens artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van die statuten tracht appellante dit doel onder meer te bereiken door het verrichten van alle handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn, waarbij inbegrepen het optreden in gerechtelijke procedures.
2.4.
Appellante heeft gesteld dat het uiterlijk van het hospice een nadelige invloed zal hebben op de woonomgeving van haar leden, omdat het bouwplan voorziet in aluminium raamkozijnen in de gevel van het hospice. Volgens haar is dit in afwijking van de Welstandsnota Zuideramstel omdat daarin, mede na inspraak van appellante, is opgenomen dat een bouwplan voorzien dient te zijn van houten raamkozijnen.
Het aldus door haar gestelde belang is een belang dat is aan te merken als een collectief belang dat zij krachtens haar statutaire doelstelling beoogt te behartigen. Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, is de doelstelling van appellante niet te algemeen geformuleerd, nu die doelstelling geografisch en functioneel is beperkt tot ontwikkelingen die de woonomgeving van haar leden, het Buitenveldertse deel van de Amstelveenseweg en omstreken, de kwaliteit van die omgeving dan wel het leefklimaat kunnen beïnvloeden. Gelet hierop en op de gevolgen die de oprichting van het hospice voor het de woonomgeving van haar leden kan hebben, is het belang van appellante rechtstreeks bij het besluit van 8 maart 2005 betrokken en is de voorzieningenrechter ten onrechte tot een andere conclusie gekomen. Het dagelijks bestuur heeft haar dan ook ten onrechte niet aangemerkt als belanghebbende bij dat besluit en bij het besluit van 31 januari 2006 het daartegen door haar gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Overigens is ter zitting gebleken dat appellante een representatieve afspiegeling vormt van de bewoners van de omgeving, hetgeen echter, anders dan het college heeft overwogen in het besluit van 31 januari 2006, niet van belang is bij de vraag of appellante als belanghebbende kan worden beschouwd.
2.5.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellante tegen het besluit van 31 januari 2006 gegrond verklaren en dit besluit vernietigen wegens strijd met artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Het dagelijks bestuur dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6.
Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2006, in zaak nos. AWB 06/1316 en 06/1317;
- III.
verklaart het in die zaak bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- IV.
vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Zuideramstel van 31 januari 2006, kenmerk 01/244/04;
- V.
veroordeelt het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Zuideramstel tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 682,66 (zegge: zeshonderdtweeëntachtig euro en zesenzestig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan in beroep door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Amsterdam aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
- VI.
gelast dat de gemeente Amsterdam aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 703,00 (zegge: zevenhonderddrie euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Huijben
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2007
313-503.