Einde inhoudsopgave
Wet op de Sociaal-Economische Raad
Artikel 11 [Voorzitter; benoeming en ontslag, schorsing]
Geldend
Geldend vanaf 15-02-1950
- Bronpublicatie:
27-01-1950, Stb. 1950, K 22 (uitgifte: 14-02-1950, kamerstukken: 873 )
- Inwerkingtreding
15-02-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-01-1950, Stb. 1950, K 22 (uitgifte: 14-02-1950, kamerstukken: 873 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Staatsrecht / Decentralisatie
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De voorzitter wordt door Ons uit de leden van de Raad benoemd en kan door Ons worden geschorst en ontslagen. De Raad wordt gehoord, alvorens Ons een voordracht tot benoeming of ontslag wordt gedaan.
2.
De voorzitter heeft twee plaatsvervangers, die door de Raad uit zijn midden worden benoemd en door deze kunnen worden geschorst en ontslagen.
3.
De benoeming van de plaatsvervangende voorzitters geschiedt in dier voege, dat uit elk van de groepen: leden, benoemd door organisaties van ondernemers, leden, benoemd door organisaties van werknemers, en overige leden, met uitzondering van de groep, waaruit de voorzitter is benoemd, een hunner wordt benoemd.