Besluit vaststelling vergoeding motorrijtuigenbelasting oorlogsgetroffenen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 24-11-1995. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-04-1995
- Bronpublicatie:
03-11-1995, Stb. 1995, 547 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-11-1995, terugwerkend tot: 01-04-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-11-1995, Stb. 1995, 547 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Aan degene die op 31 maart 1983:
- a.
op grond van zijn invaliditeit, ziekten of gebreken in het genot was van enige uitkering, onder welke benaming ook, ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 of de Algemene Oorlogsongevallen Regeling, dan wel
- b.
uit hoofde van ziekten of gebreken ontstaan of verergerd als gevolg van tijdens oorlogs- of daarmee vergelijkbare omstandigheden verrichte militaire dienst in het genot was van een pensioen krachtens de Algemene militaire pensioenwet (Stb. 1966, 445) of een vroegere militaire pensioenwet als bedoeld in artikel A 1, eerste lid, onder j, van de Algemene militaire pensioenwet,
en op 31 maart 1983 op grond van artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 vrijgesteld was van het betalen van motorrijtuigenbelasting, wordt ten laste van het Rijk jaarlijks op diens aanvraag een vergoeding verleend voor de door hem verschuldigde motorrijtuigenbelasting, met dien verstande dat de naheffing, bedoeld in de artikelen 33 tot en met 36 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de artikelen 20 en 22 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet voor vergoeding in aanmerking komt.