ABRvS, 07-03-2012, nr. 201103194/1/R1
ECLI:NL:RVS:2012:BV8083
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
07-03-2012
- Zaaknummer
201103194/1/R1
- LJN
BV8083
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BV8083, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑03‑2012
Uitspraak 07‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 16 december 2010 heeft de raad van de gemeente Wervershoof, thans gemeente Medemblik, het bestemmingsplan "Buitengebied Wervershoof" vastgesteld.
201103194/1/R1.
Datum uitspraak: 7 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. (hierna: Het Grootslag), gevestigd te Arnhem,
2. [appellant sub 2], wonend te Nibbixwoud, gemeente Medemblik,
en
de raad van de gemeente Medemblik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2010 heeft de raad van de gemeente Wervershoof, thans gemeente Medemblik, het bestemmingsplan "Buitengebied Wervershoof" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Het Grootslag bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2011, beroep ingesteld. Het Grootslag heeft haar gronden van beroep aangevuld bij brief van 13 april 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2012, waar Het Grootslag, vertegenwoordigd door mr. J. de Graaf, werkzaam bij Catch Legal B.V., en [directeur], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. L.T. van Eyck van Heslinga, advocaat te Alkmaar, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Smak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
Het beroep van Het Grootslag
2.1. Het Grootslag betoogt dat aan de percelen achter en ten westen van Veenakkers 26 ten onrechte de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw 1" in plaats van de bestemming "Agrarisch" is toegekend. In dit verband wijst Het Grootslag erop dat haar zienswijze op dit punt gegrond is verklaard, maar dat de verbeelding op onjuiste wijze is aangepast.
2.1.1. De raad stelt dat is beoogd om naar aanleiding van de zienswijze van Het Grootslag de percelen achter en ten westen van Veenakkers 26 te bestemmen als "Agrarisch". Volgens de raad is voldoende duidelijk dat aan de percelen bij de vaststelling van het bestemmingsplan daadwerkelijk deze bestemming is toegekend.
2.1.2. De Afdeling overweegt dat de percelen achter en ten westen van Veenakkers 26 blijkens de verbeelding onmiskenbaar zijn bestemd als "Agrarisch - Glastuinbouw 1". Nu de raad heeft beoogd om de percelen te bestemmen als "Agrarisch" is het bestemmingsplan in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Het betoog slaagt.
2.2. Het Grootslag stelt voorts dat aan de groenstrook die direct grenst aan het noorden van het Kerkeland een groenbestemming had moeten worden toegekend. In dit verband voert zij aan dat zij subsidie heeft ontvangen in het kader van de Stimuleringsregeling duurzame ontwikkeling glastuinbouw (hierna: Stigud-subsidie) en dat de betrokken partijen gehouden zijn de desbetreffende groenstrook in stand te houden.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ter plaatse van de gronden met de bestemming "Verkeer" een groenstrook is toegestaan. De plansystematiek is om wegen en direct aangrenzende gronden te bestemmen als "Verkeer" zodat binnen de bestemming geschoven kan worden met functies, hetgeen de flexibiliteit van het bestemmingsplan ten goede komt, aldus de raad.
2.2.2. Ter zitting is komen vast te staan dat niet langer in geschil is dat de desbetreffende groenstrook volledig binnen de bestemming "Verkeer" valt. Ingevolge artikel 20, lid 20.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden onder meer bestemd voor bermen en beplanting. Ter zitting is voorts gebleken dat tussen partijen niet langer in geschil is dat de groenstrook behouden moet blijven omdat de Stigud-subsidie onder meer is uitgekeerd ten behoeve van het oprichten en in stand houden hiervan. Het Grootslag heeft voorts onweersproken gesteld dat tijdens een overleg tussen onder meer het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het hoogheemraadschap, de gemeente en Het Grootslag is afgesproken dat het gemeentebestuur het behouden van de desbetreffende groenstrook zou waarborgen in het bestemmingsplan. Gelet hierop heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een verkeersbestemming ter plaatse van de groenstrook passend is. In dit verband is van belang dat het toekennen van de verkeersbestemming uit het oogpunt van flexibiliteit tegenstrijdig is met het standpunt van de raad dat de desbetreffende groenstrook behouden dient te blijven.
Het betoog slaagt.
2.3. Het Grootslag voert verder aan dat de gronden tussen Veenakkers 41a en 45 ten onrechte niet zijn bestemd als waterberging dan wel dat ten onrechte geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van waterberging is opgenomen. In dit verband wijst zij erop dat zij een overeenkomst heeft gesloten met de gemeente dat zij de voorzieningen van openbaar nut, waaronder waterberging, die samenhangen met de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied, realiseert.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen sprake was van een concreet plan wat betreft het realiseren van waterberging ter plaatse, zodat in dit kader volstaan kon worden met een wijzigingsbevoegdheid.
2.3.2. De gronden tussen Veenakkers 41a en 45 zijn bestemd als "Agrarisch". In artikel 3, lid 3.1 van de planregels is de bestemmingsomschrijving voor de gronden die als zodanig zijn aangewezen, opgenomen. Ingevolge artikel 3, lid 3.7.9 kan het college van burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
2.4. Nu niet in geschil is dat de bedoelde waterberging pas nodig is indien het glastuinbouwgebied wordt uitgebreid en die uitbreiding pas mogelijk is na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de waterberging niet bij recht of door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid maar eveneens pas na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk behoefde te worden gemaakt. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat alleen in geval van concrete plannen in dat kader gronden worden aangewezen voor waterberging en dat niet in geschil is dat daarvan ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen sprake was. In de verwijzing van Het Grootslag naar de als zodanig bestemde zogenoemde waterbergingslocatie "Eendenkooi" ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat die situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie nu het hoogheemraadschap ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan concrete plannen had tot het realiseren van de desbetreffende waterberging, hetgeen onder meer bleek uit een cijfermatige onderbouwing van het nut en de noodzaak.
Het betoog faalt.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.5. [appellant sub 2] voert aan dat zijn gronden aan de [locatie] ten onrechte niet langer zijn bestemd als "Agrarische mechanisatie" maar als "Agrarisch". Hij heeft voornemens ter plaatse een loonbedrijf te vestigen, hetgeen nu niet meer mogelijk is. Voorts betoogt [appellant sub 2] dat ten onrechte het bouwvlak ter plaatse is verkleind, als gevolg waarvan het overnemen en uitbreiden van het naastgelegen bestaande agrarisch mechanisatiebedrijf eveneens niet meer mogelijk is. Bovendien heeft hij in 1991 een prijs betaald voor de aankoop van gronden die was gebaseerd op de bestemming "Agrarische mechanisatie", terwijl gronden met de bestemming "Agrarisch" een lagere waarde hebben.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat naar huidige inzichten een agrarisch mechanisatiebedrijf met een omvang als toegestaan in het voorheen geldende bestemmingsplan niet wenselijk wordt geacht in het buitengebied. Een agrarisch mechanisatiebedrijf moet bij voorkeur op een bedrijventerrein worden gevestigd. Gelet hierop heeft de raad de uitbreidingsmogelijkheden van het bestaande mechanisatiebedrijf ter plaatse ingeperkt.
2.5.2. De gronden aan de [locatie] zijn bestemd als "Agrarisch". Ingevolge artikel 3, leden 3.1 en 3.4 van de planregels is een agrarisch mechanisatiebedrijf ter plaatse niet toegestaan.
2.5.3. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voor de gronden aan de [locatie] de bestemming "Agrarisch" zonder bouwvlak beter passend is dan de bestemming "Agrarisch mechanisatiebedrijf" met bouwvlak. Hierbij betrekt de Afdeling dat die gronden in het buitengebied liggen en dat in de plantoelichting staat dat landbouw, natuur en water de hoofdfuncties zijn van het buitengebied en niet-agrarische bedrijvigheid zoveel mogelijk op bedrijventerreinen moet worden gevestigd. In dit verband is verder van belang dat - anders dan [appellant sub 2] veronderstelt - het vestigen van een tweede agrarisch mechanisatiebedrijf naast het bestaande agrarisch mechanisatiebedrijf ter plaatse ingevolge artikel 8, lid B, onder 1, sub a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" voorheen evenmin was toegestaan. Reeds gelet hierop heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant sub 2] gestelde waardedaling van zijn gronden niet dusdanig is dat daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend. Bij voornoemd oordeel betrekt de Afdeling verder dat niet is gebleken dat [appellant sub 2] ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan dusdanig concrete plannen had om het naastgelegen agrarisch mechanisatiebedrijf over te nemen en uit te breiden, dat de raad daarmee rekening had moeten houden. In dit kader is van belang dat [appellant sub 2] het perceel reeds meer dan 20 jaar in zijn bezit heeft en hij in al die jaren geen concreet bouwplan ten behoeve hiervan bij de gemeente heeft ingediend. Ten slotte betrekt de Afdeling bij voornoemd oordeel dat, anders dan [appellant sub 2] veronderstelt, gelet op artikel 3, leden 3.7.13, 3.7.14 en 3.7.15 van de planregels op zijn gronden nog altijd wijzigingsbevoegdheden rusten ten behoeve van het wijzigen van de bestemming in onder meer de bestemmingen "Wonen" en "Bedrijf".
Conclusie
2.6. In hetgeen Het Grootslag heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de gronden achter en ten westen van Veenakkers 26 - zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart 1 - is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid alsmede dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestemming "Verkeer" ter plaatse van de groenstrook direct grenzend aan de noordzijde van het Kerkeland, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van Het Grootslag is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb respectievelijk artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening te worden vernietigd.
2.7. In hetgeen Het Grootslag voor het overige en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor het overige strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van Het Grootslag is voor het overige en het beroep van [appellant sub 2] is geheel ongegrond.
2.8. De raad dient ten aanzien van Het Grootslag op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wervershoof, thans gemeente Medemblik, van 16 december 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Wervershoof", voor zover het betreft de gronden achter en ten westen van Veenakkers 26 - zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart 1 - alsmede de gronden met de bestemming "Verkeer" ter plaatse van de groenstrook direct grenzend aan de noordzijde van het Kerkeland;
III. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. voor het overige en het beroep van [appellant sub 2] geheel ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Medemblik tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Medemblik aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Glastuinbouwgebied Het Grootslag B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012
559.
<HR>