Regeling beëdiging ambtenaren
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 30-09-1998
- Bronpublicatie:
13-08-1998, Stcrt. 1998, 184 (uitgifte: 28-09-1998, regelingnummer: PZ98/863)
- Inwerkingtreding
30-09-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-08-1998, Stcrt. 1998, 184 (uitgifte: 28-09-1998, regelingnummer: PZ98/863)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Ambtenarenrecht (V)
1.
Het afleggen van de eed geschiedt door voorlezing van de tekst van het formulier, bedoeld in artikel 1, door degene ten overstaan van wie de eed wordt afgelegd, waarna de ambtenaar woordelijk uitspreekt: ‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’.
2.
Het afleggen van de belofte geschiedt door voorlezing van de tekst van het formulier, bedoeld in artikel 1, door degene ten overstaan van wie de belofte wordt afgelegd, waarna de ambtenaar woordelijk uitspreekt: ‘Dat verklaar en beloof ik’.
3.
De eed wordt staande afgelegd, waarbij de ambtenaar de twee voorste vingers van de rechterhand opsteekt. De belofte wordt staande afgelegd, zonder handopsteken.