Einde inhoudsopgave
Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland, en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen
Artikel 55 [Mogelijke voorbehouden t.a.v. dit beginsel]
Geldend
Geldend vanaf 26-03-1995
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1995, 75).
- Bronpublicatie:
19-06-1990, Trb. 1990, 145 (uitgifte: 19-10-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-03-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-03-1995, Trb. 1995, 75 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
1.
Een Overeenkomstsluitende Partij kan op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze Overeenkomst verklaren dat zij in één of meer van de volgende gevallen niet door artikel 54 is gebonden:
- a.
indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen zich geheel of gedeeltelijk op haar eigen grondgebied hebben afgespeeld: in het laatste geval is deze uitzondering niet van toepassing indien de feiten zich gedeeltelijk hebben afgespeeld op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waarin het vonnis werd gewezen;
- b.
indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen een inbreuk vormen op de veiligheid van de Staat of andere even wezenlijke belangen van deze Overeenkomstsluitende Partij;
- c.
indien de feiten op grond waarvan in het buitenland vonnis werd gewezen, zijn begaan door een ambtenaar van deze Overeenkomstsluitende Partij in strijd met zijn ambtsplichten.
2.
Een Overeenkomstsluitende Partij die een dergelijke verklaring aflegt met betrekking tot één van de in lid 1, onder b., genoemde uitzonderingen, dient de soort van inbreuken aan te geven waarop dergelijke uitzonderingen van toepassing kunnen zijn.
3.
Een Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde een dergelijke verklaring met betrekking tot één of meer van de in lid 1 genoemde uitzonderingen intrekken.
4.
Uitzonderingen ten aanzien waarvan een verklaring uit hoofde van lid 1 is afgelegd, zijn niet van toepassing wanneer de betrokken Overeenkomstsluitende Partij ter zake van dezelfde feiten de andere Overeenkomstsluitende Partij om vervolging heeft verzocht of heeft ingestemd met de uitlevering van de betrokken persoon.