Tarievencode elektriciteit
Bijlage A Standaard elementen per aansluitcapaciteit en straatwerk
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2018, Stcrt. 2018, 72073 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: ACM/18/032994)
- Inwerkingtreding
22-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2018, Stcrt. 2018, 72073 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: ACM/18/032994)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Distributie
Algemeen
Deze bijlage betreft een nadere omschrijving van de drie wettelijke elementen van de aansluiting (artikel 2.2.2 van de Tarievencode elektriciteit) per type aansluiting zoals gedefinieerd in tabel 2.3.3c van de Tarievencode elektriciteit: de knip, de verbinding en de beveiliging. Voorts wordt in deze bijlage nader geregeld welke kosten voor het straatwerk in de aansluittarieven voor de verschillende typen standaardaansluitingen kunnen worden verwerkt. Deze bijlage heeft niet tot doel alle onderdelen van de aansluiting in detail te benoemen maar wel om duidelijk aan te geven waar de aansluiting begint en eindigt. Op basis hiervan kan de netbeheerder bepalen welke materialen en werkzaamheden behoren tot de aansluiting en welke kosten gedekt worden door het aansluittarief (zowel de eenmalige bijdrage als de periodieke vergoeding voor onderhoud en voor herbruikbare activa).
A.1. Gewenste aansluitcapaciteit t/m 1×6A geschakeld (figuur 1)
De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen tot 1×6A is op de laagspanningskabel (figuur 1a), hulpader (figuur 1b) of o.v.kabel (figuur 1c) die deel uitmaken van het net van de netbeheerder. De knip bestaat uit de aftakmof waarmee een aftakking wordt gemaakt op de laagspanningskabel, hulpader of o.v.kabel. De verbinding bestaat uit de laagspanningskabel die loopt vanaf de aftakmof tot aan de beveiliging. De beveiliging bevindt zich in een aansluitkast die in het object is gemonteerd. De aansluitkast wordt nog toegerekend tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde laagspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.
Figuur 1. LS geschakeld aansluitingen (1×6A)
A.2. Gewenste aansluitcapaciteit 3×25A tot en met 60 kVA (figuur 2)
De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen tot 60 kVA is op de laagspanningskabel. De knip bestaat uit de aftakmof waarmee een aftakking wordt gemaakt op de laagspanningskabel. De verbinding bestaat uit de laagspanningskabel die loopt vanaf de aftakmof tot aan de beveiliging. De beveiliging bevindt zich in de aansluitkast in de meterkast van de aangeslotene. De aansluitkast en het meterbord worden nog gerekend tot de aansluitdienst van de netbeheerder. Ook het elektrisch aansluiten van de meter behoort tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De aangeslotene kan in de categorie tot 3×25A bij sommige netbeheerders kiezen tussen bijvoorbeeld 3×25A, 1×35A of 1×25A. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde laagspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.
Figuur 2. LS aansluiting (3×25A – 60 kVA)
A.3. Gewenste aansluitcapaciteit 60 kVA tot en met 0,3 MVA (figuur 3)
De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 60 kVA tot en met 0,3 MVA is op het dichtstbijzijnde algemene LS-voedingspunt in het net van de netbeheerder (MS/LS-transformatorstation). De knip ligt in het transformatorstation en begint vanaf de strook op het laagspanningsrek. De verbinding bestaat uit een laagspanningskabel die loopt vanaf het transformatorstation tot aan de beveiliging binnen de onroerende zaak van de aangeslotene. Het overdrachtspunt (beveiliging en scheiding) bevindt zich in de aansluitkast in de meterkast van de aangeslotene. Het meterbord wordt nog toegerekend aan de beveiliging op de onroerende zaak van de aangeslotene. De meettransformatoren dienen vergoed te worden middels het gereguleerde aansluittarief. Ook het elektrisch aansluiten van de meter behoort tot de aansluitdienst van de netbeheerder. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot het dichtstbijzijnde MS/LS-transformatorstation, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.
Figuur 3. LS aansluiting af LS-rek transformator (60 – 300 kVA)
A.4. Gewenste aansluitcapaciteit 0,3 MVA tot en met 3 MVA met zuivere MS-aansluiting (fig. 4)
De standaard aansluitmethode voor aansluitingen vanaf 0,3 MVA tot en met 3 MVA is inlussen in het middenspanningsnet. De knip bestaat dus uit de twee verbindingsmoffen die worden gebruikt om het net te verbreken en de aangeslotene in te lussen. De beveiliging bestaat uit een MS-schakelinstallatie met twee scheiders en een vermogensschakelaar en een MS-meetveld (inclusief meettransformatoren). De verbinding bestaat uit twee middenspanningskabels in één tracé. De MS-schakelinstallatie wordt ondergebracht in een ruimte die de aangeslotene ter beschikking dient te stellen. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde middenspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder (figuur 4).
Figuur 4. Zuivere MS aansluiting (0,3 – 3 MVA)
A.5. Gewenste aansluitcapaciteit 0,3 MVA tot en met 3 MVA met meting op LS (fig.5)
A.5.1
Deze aansluiting wordt gerealiseerd door een transformatiestap aan te bieden en te meten op laagspanning. Deze meting wordt teruggerekend naar een meting op middenspanningsniveau. Het transporttarief dat voor deze aangeslotene geldt, wordt door de keuze van de aangeslotene voor deze variant niet beïnvloed. Tot 630 kVA wordt vaak een compactstation gebruikt waarin transformator, schakelinstallatie en laagspanningsrek in een kleine behuizing bijeen zijn geplaatst. Deze oplossing (figuur 5) is voor de aangeslotene voordeliger dan het aanvragen van een zuivere middenspanningsaansluiting met een middenspanningsmeting en een vermogensschakelaar (fig. 4).
A.5.2
Netbeheerders geven bij het uitbrengen van een offerte aan de aangeslotene aan dat de aangeslotene zelf zorg dient te dragen voor een transformator en bijbehorende behuizing (het compact station). De netbeheerder stemt het aanleggen van de aansluiting af met de leverancier en/of installateur van de transformator en het compact station. De kosten van de transformator, de behuizing ten behoeve van deze transformator en alle andere onderdelen aan de installatiezijde van de beveiliging (b.v. het laagspanningsrek) dienen niet in het gereguleerde aansluittarief te worden opgenomen. Bij het indienen van voorstellen voor aansluittarieven dient de netbeheerder duidelijk aan te geven dat de aangeslotene de transformator ook van een derde kan betrekken en dient de netbeheerder expliciet rekening te houden met de plaatsing van een transformator door een derde partij.
A.5.3
Bij het aanbieden van zo'n middenspanningsaansluiting (figuur 5) is het gereguleerde aansluittarief opgebouwd uit de volgende elementen:
De knip bestaat dus uit de twee verbindingsmoffen die worden gebruikt om het net te verbreken en de aangeslotene in te lussen. De beveiliging bestaat uit een MS-schakelinstallatie met twee kabelscheiders en transformatorveld (KKT-installatie). Ook de meettransformatoren die aan de laagspanningskant van de aansluiting worden aangebracht behoren tot het gereguleerde aansluittarief. De verbinding bestaat uit twee middenspanningskabels in één tracé. De MS-schakelinstallatie wordt ondergebracht in een compactstation of een ruimte die de aangeslotene ter beschikking dient te stellen. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde middenspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.
Figuur 5. MS aansluiting met meting op LS (0,3 – 1 MVA)
A.6. Gewenste aansluitcapaciteit 3 MVA – 10 MVA
Netbeheerders hebben de mogelijkheid boven 3 MVA op basis van voorcalculatorische projectkosten (maatwerk) aansluitkosten te bepalen. Voor de categorie aansluitingen tussen de 3 MVA en 10 MVA wordt dit alleen op verzoek van de aangeslotene gedaan. Voor de opgave van de kosten wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3a, toegepast. Indien de aangeslotene geen verzoek doet geldt de standaard aansluitmethode. De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 3 MVA tot en met 10 MVA is op een middenspanningsrail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS stamvoeding. De knip bestaat in deze categorie uit twee of meer afgaande velden van een middenspannings- of tussenspanningsrail. De verbinding bestaat uit een n-1 veilige voeding bestaande uit twee of meer kabels in een tracé. De beveiliging bestaat uit minimaal twee vermogensschakelaars, een scheider en een meetveld aangeboden in één inkoopstation binnen de onroerende zaak van de aangeslotene. De lengte van de verbinding, die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde MS rail in een HS/MS-station, TS/MS-station of MS/MS-station of de MS stamvoeding, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.
Figuur 6. MS aansluiting op MS rail (3 – 10 MVA)
A.7. Gewenste aansluitcapaciteit > 10 MVA
Boven 10 MVA bepalen netbeheerders het aansluittarief op basis van de voorcalculatorische projectkosten. Voor de bepaling van het aansluittarief wordt als uitgangspunt voor de offerte genomen het dichtstbijzijnde punt in het net van de netbeheerder waar voldoende capaciteit beschikbaar is. De netbeheerder dient mee te werken aan onderzoek dat door de aangeslotene of in opdracht van de aangeslotene wordt uitgevoerd ter controle van de plaats in het net waar voldoende capaciteit beschikbaar is. De aansluittarieven dienen non-discriminatoir en transparant te worden berekend en vooraf bekend gemaakt te worden. De netbeheerder dient de standaardelementen van de aansluiting de knip, de verbinding en de beveiliging nader in te vullen in componenten. Voor de opgave van de kosten wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3a, toegepast.
A.8. Straatwerk
Onder straatwerk worden de werkzaamheden verstaan die de netbeheerder aan de bestrating moet verrichten om een aansluiting te maken. De netbeheerder onderhandelt met gemeenten en anderen over de kosten van het terugleggen van de definitieve bestrating zowel voor de bestrating ten behoeve van aansluitingen als ten behoeve van werkzaamheden aan het net van de netbeheerder. De definitieve straatwerkkosten op de openbare weg en onroerende zaken van derden die ten behoeve van de aansluiting worden doorkuist, dienen gedekt te worden door middel van het standaardtarief. Daarbij dient de netbeheerder in het standaard aansluittarief een gemiddelde op te nemen van de straatwerkkosten. Binnen de onroerende zaak van de aangeslotene valt alleen het openen en dichtvleien van open verharding onder het standaardtarief. Derhalve dient in de aansluittarieven een standaardopslag te worden opgenomen voor straatwerk, die bestaat uit:
- –
het opnemen, het dichtvleien en definitief terugleggen van alle soorten bestrating op de openbare weg en onroerende zaken van derden die doorkruist worden;
- –
het opnemen en het dichtvleien van open verharding op de onroerende zaak van de aangeslotene.