Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/74/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2003
- Bronpublicatie:
14-04-2003, PbEU 2003, L 122 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 806/2003)
- Inwerkingtreding
05-06-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-2003, PbEU 2003, L 122 (uitgifte: 01-01-2003, regelingnummer: 806/2003)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
Richtlijn van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
- (1)
Overwegende dat de Raad op 7 maart 1988 Richtlijn 88/166/EEG (4) ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in zaak 131/86 (vernietiging van Richtlijn 86/113/EEG van de Raad van 25 maart 1986 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van legkippen in batterijen) heeft vastgesteld;
- (2)
Overwegende dat de Commissie krachtens artikel 9 van Richtlijn 86/113/EEG vóór 1 januari 1993 een verslag moet indienen over de wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van het welzijn van kippen in verschillende houderijsystemen en over de bepalingen van de bijlage bij de richtlijn, in voorkomend geval tezamen met passende aanpassingsvoorstellen;
- (3)
Overwegende dat bij Richtlijn 98/58/EG(5), die is opgesteld op basis van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren, de communautaire bepalingen zijn ingevoerd die ertoe strekken uitvoering te geven aan de in dat verdrag vastgestelde beginselen, die onder andere inhouden dat de dieren moeten worden gehuisvest, gevoederd en verzorgd op een wijze die op hun fysiologische en ethologische behoeften is afgestemd;
- (4)
Overwegende dat het Permanent Comité van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren in 1995 een gedetailleerde aanbeveling over onder meer legkippen heeft goedgekeurd;
- (5)
Overwegende dat de bescherming van legkippen een aangelegenheid is die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt;
- (6)
Overwegende dat verschillen die de concurrentievoorwaarden kunnen vervalsen, in strijd zijn met de goede werking van de marktordening voor dieren en dierlijke producten;
- (7)
Overwegende dat de Commissie in haar in de tweede overweging bedoelde verslag, dat is gebaseerd op een advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité, tot de conclusie komt dat het welzijn van kippen in de huidige batterijen en in andere houderijsystemen te wensen overlaat en dat met die systemen niet aan bepaalde behoeften van de kippen kan worden voldaan; dat er derhalve, rekening houdend met verschillende parameters, zo streng mogelijke normen moeten worden ingevoerd om die omstandigheden te verbeteren;
- (8)
Overwegende dat het gebruik van niet aangepaste kooien desalniettemin voor een nader te bepalen periode onder bepaalde voorwaarden, waaronder verbeteringen qua structuur en ruimte, toch kan worden voortgezet;
- (9)
Overwegende dat op evenwichtige wijze rekening dient te worden gehouden met de verschillende aspecten zowel in verband met het welzijn, als vanuit hygiënisch, economisch en sociaal oogpunt, alsook in verband met de gevolgen voor het milieu;
- (10)
Overwegende dat het wenselijk is dat er hangende het onderzoek naar het welzijn van de legkippen in de diverse houderijsystemen bepalingen moeten worden vastgesteld op grond waarvan de lidstaten het of de meest geschikte syste(e)m(en) kunnen kiezen;
- (11)
Overwegende dat de Commissie derhalve een nieuw verslag moet indienen met passende voorstellen waarin met dat verslag rekening is gehouden;
- (12)
Overwegende dat Richtlijn 88/166/EEG bijgevolg moet worden ingetrokken en vervangen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: