Inhoudsopgave
DD 2017/3:Reactie op: R.A. Hoving ‘De bruikbaarheid van de “shaken baby syndroom”-hypothese in het strafproces’, DD 2016/44
DD 2017/3
Reactie op: R.A. Hoving ‘De bruikbaarheid van de “shaken baby syndroom”-hypothese in het strafproces’, DD 2016/44
Documentgegevens:
E.M. van de Putte, W.L.J.M. Duijst & R.R. van Rijn, datum 19-12-2016
- Datum
19-12-2016
- Auteur
E.M. van de Putte, W.L.J.M. Duijst & R.R. van Rijn1
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS731830:1
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met interesse en ook enige verbazing lazen wij het artikel ‘De bruikbaarheid van de “shaken baby syndroom”-hypothese in het strafproces’. In het artikel gaat de auteur in op de diagnose ‘shaken baby syndroom’ in het Nederlandse strafproces, dit doet hij aan de hand van voornamelijk twee publicaties.2,3 Zonder inhoudelijk op de beschreven zaak in te gaan, willen wij wel een reactie geven.
Allereerst willen wij opmerken dat het gebruik van de term ‘shaken baby syndroom’ niet meer van deze tijd is. Het komt nog met enige regelmaat voor in vonnissen maar in de klinische praktijk wordt het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.