ABRvS, 09-03-2011, nr. 200905289/1/R3.
ECLI:NL:RVS:2011:BP7153
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
09-03-2011
- Magistraten
Mrs. P.J.J. van Buuren, M.W.L. Simons-Vinckx, N.S.J. Koeman
- Zaaknummer
200905289/1/R3.
- LJN
BP7153
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BP7153, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 09‑03‑2011
Uitspraak 09‑03‑2011
Mrs. P.J.J. van Buuren, M.W.L. Simons-Vinckx, N.S.J. Koeman
Partij(en)
Uitspraak in het geding tussen:
- 1.
[appellante sub 1], gevestigd te Nederweert,
- 2.
[appellant sub 2], wonend te Nederweert,
- 3.
[appellant sub 3], wonend te Nederweert,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Nederweert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2009 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Ruimte voor ruimte locaties Nederweert’ vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2009, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 2] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellante sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2011, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. E.T. Stevens, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en [gemachtigde], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. C.M.H. Cohen, werkzaam bij Accon AVM bedrijfsadvies, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. B.A.P. Sijben, advocaat te Budel, en de raad, vertegenwoordigd door C.E. Bonger en mr. A.J.P. Philips, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord [belanghebbende], bijgestaan door mr. J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer B.V., vertegenwoordigd door G.W.J. Brouwers.
2. Overwegingen
2.1.
Het plan voorziet in zeven nieuwe woningbouwlocaties in Nederweert in het kader van het project ‘Ruimte voor Ruimte’. De woningbouwlocaties betreffen onder meer de locatie Strateris, de locatie Bloemerstraat en de locatie Kleine Steeg.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.2.
[appellant sub 2] richt zich in beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat ziet op de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat.
2.3.
Met betrekking tot de locatie Strateris is in het plan de bestemming ‘Wonen’ toegekend. Gelet op artikel 4.1, aanhef en onder a, en artikel 4.2, aanhef, van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding, voorziet het plan ter plaatse in één bestaande woning en zeven nieuw te bouwen Ruimte-voor-ruimtewoningen.
2.4.
Met betrekking tot de locatie Bloemerstraat zijn in het plan de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Agrarisch-onbebouwd’ toegekend. Gelet op artikel 4.1, aanhef en onder a, en artikel 4.2, aanhef, van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding, voorziet het plan ter plaatse in één bestaande woning en drie nieuw te bouwen Ruimte-voor-ruimtewoningen.
2.5.
[appellant sub 2] brengt naar voren dat de op de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat voorziene woningen buiten de bebouwde kom, bebouwingslinten of bebouwingsclusters worden gebouwd, hetgeen volgens hem in strijd is met de Nota Ruimte: ‘Ruimte voor ontwikkeling’ en de herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg van 24 juni 2005. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan voornoemd beleid is gebonden. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. In de plantoelichting is expliciet aandacht aan voornoemd beleid van Rijk en provincie besteed en is ingegaan op de verhouding van dit beleid tot het gemeentelijke beleid ter zake. Gelet hierop is aannemelijk dat de raad dit beleid in de belangenafweging heeft betrokken.
2.6.
Wat betreft de schade die [appellant sub 2] verwacht als gevolg van de op de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat voorziene woningbouw, overweegt de Afdeling dat geen grond bestaat voor de verwachting dat de schade dusdanig groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
2.7.
Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat woningbouw op de locaties Bloemerstraat en Strateris financieel niet uitvoerbaar is, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] geen concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de financiële uitvoerbaarheid. Gelet hierop en gelet op de aard en omvang van de op de locaties Bloemerstraat en Strateris voorziene woningbouw heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat het plan in zoverre financieel niet uitvoerbaar is.
2.8.
[appellant sub 2] betoogt dat hij in de uitbreidingsmogelijkheden van zijn veehouderij aan de [locatie 1] te Nederweert zal worden beperkt omdat hij niet kan voldoen aan de normen voor geurbelasting voor de in het plan op de locaties Strateris en Bloemerstraat voorziene woningen. In dit verband voert hij voorts aan dat ten onrechte is getoetst aan de uit artikel 14, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) voortvloeiende norm in plaats van de norm van artikel 3, eerste lid, onder b, van de Wgv. Volgens hem wordt niet voor alle woningen aan de voorwaarden van artikel 14, tweede lid, van de Wgv voldaan, nu tevens woningen worden opgericht buiten de kavel van de veehouderijen die op de locaties Strateris en Bloemerstraat waren gevestigd en een deel van de woningen geen verband houdt met de beëindiging van deze veehouderijen maar met beëindiging van veehouderijen elders in Limburg.
2.8.1.
De raad bestrijdt het betoog van [appellant sub 2] dat wat betreft geurhinder aan de verkeerde norm is getoetst. Volgens de raad worden de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderij niet belemmerd door de woningbouw op de locatie Strateris. Verder brengt de raad wat betreft de locatie Bloemerstraat naar voren dat de veehouderij van [appellant sub 2] al wordt belemmerd door de burgerwoning op Bloemerstraat 1, die volgens hem op 18 meter afstand van het bouwvlak van de veehouderij staat.
2.8.2.
De locaties Strateris en Bloemerstraat liggen in een concentratiegebied als bedoeld in artikel 1 van de Wgv. De locaties liggen voorts buiten de bebouwde kom.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder b, van de Wgv wordt een vergunning voor een veehouderij geweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen binnen een concentratiegebied en buiten de bebouwde kom, meer bedraagt dan 14,0 odeur units per kubieke meter lucht.
Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Wgv, voor zover thans van belang, bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd voor de toepassing van artikel 3:
- a.
op een kavel die op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij,
- b.
in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en
- c.
in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij,
ten minste 100 meter indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste 50 meter indien de woning buiten de bebouwde kom is gelegen. Ingevolge het derde lid van dit artikel is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op een geurgevoelig object dat op de in dat lid bedoelde kavel aanwezig is.
2.8.2.1.
In de Memorie van Toelichting bij artikel 14, tweede lid, van de Wgv (Kamerstukken II 2005/06, 30 453, nr. 3, blz. 25) is vermeld dat dit artikellid ziet op gevallen waarin ‘[…] de woning wordt gebouwd op een kavel die op de datum van de inwerkingtreding van de regeling (19 maart 2000) tot de veehouderij behoorde.’ Gelet hierop en in overeenstemming met het algemeen spraakgebruik moet onder het begrip kavel, anders dan [appellant sub 2] veronderstelt, niet alleen het bouwvlak worden verstaan. Ook het perceelsgedeelte waarop geen bedrijfsgebouwen waren toegestaan, maar welk gedeelte wel behoorde tot de voormalige veehouderij, moet hiertoe worden gerekend. Gelet op het voorgaande en nu volgens de plantoelichting op de locatie Strateris en op de locatie Bloemerstraat op voornoemde datum veehouderijen waren gevestigd, is aan de in artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wgv genoemde voorwaarde voor toepassing van de in dit artikellid genoemde afstandsnormen voldaan.
2.8.2.2.
Op de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat waren veehouderijen gevestigd, welke inmiddels zijn beëindigd en waarvan de bedrijfsbebouwing is gesloopt. Voor alle nieuwbouwwoningen die op deze locaties zijn voorzien geldt naar het oordeel van de Afdeling dat de bouw hiervan moet worden geacht samen te hangen met de beëindiging van voornoemde veehouderijen en de sloop van de daarvan deel uitmakende bedrijfsgebouwen als bedoeld in artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b en c, van de Wgv. Anders dan [appellant sub 2] kennelijk veronderstelt, is het in de plantoelichting gemaakte onderscheid naar woningen die worden opgericht na sloop van bedrijfsgebouwen op voornoemde locaties en woningen die worden opgericht na sloop van bedrijfsgebouwen elders in Limburg, niet van belang voor de toetsing aan bedoelde artikelonderdelen van de Wgv.
2.8.2.3.
Gelet op het voorgaande en nu de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat buiten de bebouwde kom liggen, heeft de raad wat betreft deze woningbouwlocaties terecht aan de uit artikel 14, tweede lid, van de Wgv voortvloeiende afstandsnorm van 50 meter getoetst.
2.8.3.
Wat betreft de vrees van [appellant sub 2] voor een beperking in de uitbreidingsmogelijkheden van zijn veehouderij, overweegt de Afdeling als volgt.
2.8.3.1.
Op de verbeelding is ter plaatse van de locatie Strateris een lijn weergegeven die gelet op de legenda en de situering op de verbeelding als de aanduiding ‘50 meter contour agrarisch bedrijf’ moet worden aangemerkt. Ingevolge artikel 4.2.1, aanhef en onder 1, van de planregels mogen, voor zover deze aanduiding op de verbeelding is opgenomen, binnen de hiermee aangeduide zone geen milieugevoelige bouwwerken worden gerealiseerd.
2.8.3.2.
Bij de bepaling van een geurcontour in een ruimtelijk plan dient in beginsel als meetpunt de grens van het aangegeven bouwvlak van de veehouderij te worden genomen, aangezien binnen het gehele bouwvlak bedrijfsbebouwing tot stand kan komen waarin hinderveroorzakende activiteiten plaatsvinden. Vast staat dat de op de verbeelding ter plaatse van de locatie Strateris aangegeven contour niet is berekend vanaf het bouwvlak, maar vanaf het deel van het bouwvlak ten oosten van de woning van [appellant sub 2]. Hierdoor kunnen binnen 50 meter vanaf de rand van zijn bouwvlak geurgevoelige objecten worden opgericht. In dit geval brengt dit echter geen reële beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderij van [appellant sub 2] met zich. Ter plaatse van het niet in de berekening van de geurcontour betrokken deel van het bouwvlak ligt de woning van [appellant sub 2] en het is redelijkerwijs uitgesloten dat in de toekomst voor zover daarmee rekening kan worden gehouden, juist ter plaatse van de woning bedrijfsgebouwen zullen worden opgericht. Gelet op deze omstandigheden heeft de raad de contour in redelijkheid vanaf het deel van het bouwvlak ten oosten van de woning van [appellant sub 2] kunnen berekenen.
2.8.3.3.
De kortste afstand tussen het bouwvlak van de veehouderij van [appellant sub 2] en de ten noordoosten van zijn perceel gelegen locatie Bloemerstraat bedraagt 30 meter. Deze afstand is kleiner dan de uit artikel 14, tweede lid, van de Wgv voortvloeiende normafstand van 50 meter. Gebleken is echter dat zijn uitbreidingsmogelijkheden in noordoostelijke richting al worden beperkt door de op een kortere afstand gelegen burgerwoning aan de Bloemerstraat 1. Gelet hierop heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat [appellant sub 2] door de woningbouw op de locatie Bloemerstraat niet in zijn uitbreidingsmogelijkheden wordt beperkt.
2.9.
Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat geen goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat kan worden gegarandeerd, overweegt de Afdeling als volgt. Wat betreft mogelijke geluidhinder is in het kader van de voorbereiding van het plan ter plaatse een akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport ‘Verkennend onderzoek geluid 8 bouwlocaties gemeente Nederweert’. Voor het onderzoek zijn de verkeersgegevens van de om de locaties liggende wegen gebruikt, waarin de verkeersbewegingen vanwege de veehouderij reeds zijn verdisconteerd. Gelet op de resultaten van dit onderzoek bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de bewoners onaanvaardbare geluidoverlast zullen ondervinden. In de plantoelichting is voorts ingegaan op de gevolgen van dit plan voor de luchtkwaliteit. Op deze plaats wordt onderbouwd waarom er wat betreft de luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van de woningen op de locatie Strateris en de locatie Bloemerstraat bestaat. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners is gegarandeerd. In hetgeen [appellant sub 2] in dit verband nog heeft aangevoerd met betrekking tot mogelijke geurhinder ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel.
2.10.
Gelet op al het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 1]
2.11.
[appellante sub 1] richt zich in beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat ziet op de locatie Bloemerstraat. [appellante sub 1] vreest als gevolg van de op deze locatie voorziene woningbouw in de uitbreidingsmogelijkheden van haar veehouderij aan de [locatie 2] te worden beperkt. In dit kader stelt zij dat zij concrete plannen heeft voor uitbreiding van de veehouderij en dat in verband daarmee in het op 24 november 2009 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied’ een vergroting van haar bouwblok is voorzien. De afstand tussen het bouwblok van de woningen en het nieuwe bouwblok van de veehouderij bedraagt minder dan de 50 meter die de Wgv in dit geval voorschrijft, aldus [appellante sub 1].
2.11.1.
Nu de bouwpercelen ongeveer 50 meter diep zijn, de woningen in de praktijk op ongeveer 2 meter van de voorgevelgrens worden gebouwd en de gemiddelde woning niet dieper is dan 25 meter, zal de feitelijke afstand tussen de woningen en het nieuwe bouwvlak voor de veehouderij meer dan 50 meter bedragen, aldus de raad.
2.11.2.
Bij de bepaling van de afstanden in het kader van de Wgv in een ruimtelijk plan dient in beginsel uitgegaan te worden van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. Nu het gelet op artikel 4.2.1 van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding, mogelijk is om geurgevoelige objecten te bouwen tot aan de dichtst bij de veehouderij gelegen grens van het voor ‘Wonen’ bestemde plandeel, dient vanaf deze grens te worden gemeten. De kortste afstand tussen deze grens en het in het op 24 november 2009 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied’ voorziene bouwvlak bedraagt 40 meter. Dit is minder dan de in artikel 14, tweede lid, van de Wgv voorgeschreven 50 meter en kan in zoverre dus leiden tot een beperking van de concrete uitbreidingsplannen van de veehouderij van [appellante sub 1]. Omdat de raad dit niet heeft onderkend, bestaat aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het gedeelte van het plandeel met de bestemming ‘Wonen’ aan de Bloemerstraat dat binnen 50 meter van het in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ aan het perceel aan de [locatie 2] voorziene bouwvlak van de veehouderij van [appellante sub 1] ligt, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het beroep van [appellante sub 1] is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Omdat de raad ter zitting heeft aangegeven dat het in de rede had gelegen om op de verbeelding binnen de locatie Bloemerstraat een zone aan te geven waarbinnen geen geurgevoelige objecten kunnen worden opgericht, ziet de Afdeling daarbij aanleiding om overeenkomstig artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd. Niet aannemelijk is dat derden hierdoor worden benadeeld, nu is gebleken dat geen voornemen bestond om binnen de voornoemde zone geurgevoelige objecten op te richten.
Het beroep van [appellant sub 3]
2.12.
[appellant sub 3] richt zich in beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat ziet op de locatie Kleine Steeg.
Ter zitting heeft [appellant sub 3] de beroepsgrond dat zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar zal worden aangetast door de op de locatie Kleine Steeg voorziene woning, ingetrokken.
2.13.
Met betrekking tot de locatie Kleine Steeg is in het plan de bestemming ‘Wonen’ toegekend. Gelet op artikel 4.1, aanhef en onder a, en artikel 4.2, aanhef, van de planregels in samenhang bezien met de verbeelding voorziet het plan voor de locatie Kleine Steeg in één nieuw te bouwen Ruimte-voor-ruimtewoning.
2.14.
[appellant sub 3] betoogt dat woningbouw op de locatie Kleine Steeg in strijd is met de gemeentelijke beleidsnota ‘Bouwen in het buitengebied in het kader van Ruimte voor Ruimte — 3e wijziging’. Volgens hem wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat de woningbouwlocatie in een bebouwingscluster ligt of hier direct aan grenst, de voorwaarde dat er vanwege de woningen geen extra belemmeringen voor de aanwezige bedrijven optreden en de voorwaarde dat de inhoud van het hoofdgebouw maximaal 750 m3 mag bedragen.
2.14.1.
De raad weerspreekt de stelling van [appellant sub 3] dat de locatie Kleine Steeg niet in een bebouwingscluster ligt. Voorts brengt de raad naar voren dat de geurbelasting op de locatie niet hoger is dan 14,0 odeur units per kubieke meter lucht en dat de veehouderij aan de Bloemerstraat niet door de voorziene woning wordt belemmerd. Wat betreft de in het plan voorziene inhoudsmaat stelt de raad dat deze nauwelijks afwijkt van de inhoudsmaat die in de beleidsnota is vermeld.
2.14.2.
In de beleidsnota is vermeld dat de locatie waarop de Ruimte-voor-ruimtewoningen zijn voorzien in een bebouwingscluster of grenzend aan een bebouwingscluster moeten liggen. Onder een bebouwingscluster wordt in de beleidsnota verstaan die gebieden die op plankaart 2 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1998’ als zodanig zijn aangewezen. Vaststaat dat de locatie Kleine Steeg ligt in een op plankaart 2 aangewezen bebouwingscluster. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat aan voornoemde voorwaarde van de beleidsnota is voldaan.
2.14.3.
In de beleidsnota is voorts bepaald dat er vanwege de bouw van Ruimte-voor-ruimtewoningen geen extra belemmeringen mogen optreden voor aanwezige (agrarische) bedrijven. De woning mag volgens de beleidsnota voorts niet binnen een geurcontour van een omliggend agrarisch bedrijf liggen.
In het kader van de voorbereiding van dit plan is een onderzoek verricht naar geurhinder met betrekking tot de locatie Kleine Steeg. Hieromtrent staat in het rapport ‘Geurhinderonderzoek Ruimte voor Ruimtelocaties in de gemeente Nederweert’ van 16 oktober 2007 vermeld dat de geurcontour van de veehouderij aan de Bloemerstraat 8 weliswaar over deze locatie ligt, maar dat het bedrijf reeds wordt belemmerd door de woning aan de Peelsteeg 2. [appellant sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat ook aan deze voorwaarde van de beleidsnota is voldaan.
2.14.4.
Ingevolge artikel 4.2.1., onder b, mag de inhoud van een woning met de aanduiding ‘Ruimte voor Ruimte’ inclusief bijgebouwen maximaal 1.200 m3 bedragen.
In de beleidsnota is bepaald dat de inhoud van Ruimte-voor-ruimte woningen maximaal 750 m3 mag bedragen. Voor deze maatvoering is aangesloten bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1998’. In het ontwikkelingskader voor het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is bepaald dat een Ruimte-voor-ruimtewoning inclusief bijgebouwen een inhoudsmaat van 1.200 m3 mag hebben. De raad is op dit punt weloverwogen en gemotiveerd afgeweken van de gemeentelijke beleidsnota. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dit geval in redelijkheid bij het ontwikkelingskader aan kunnen sluiten.
2.14.5.
Voor zover [appellant sub 3] betoogt dat woningbouw op de locatie Kleine Steeg in strijd is met de in het provinciale Contourenbeleid opgenomen locatiecriteria, overweegt de Afdeling, zoals zij hiervoor onder 2.5 heeft overwogen, dat de raad niet gebonden is aan het Contourenbeleid. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Nu in de plantoelichting expliciet aandacht aan dit beleid is besteed, is niet aannemelijk gemaakt dat dit niet is gebeurd.
2.15.
In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.16.
Ten aanzien van [appellante sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bestaat voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het beroep van [appellante sub 1] gegrond;
- II.
vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Nederweert van 21 april 2009, voor zover daarbij is vastgesteld het plandeel met de bestemming ‘Wonen’ aan de Bloemerstraat voor zover dat ligt binnen 50 meter van het bouwvlak ter plaatse van het perceel aan de [locatie 2] dat is voorzien in het op 24 november 2009 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied’;
- III.
bepaalt dat op de verbeelding de bestemming ‘Wonen’ ter plaatse van het onder II genoemde plandeel en de lijnvormige aanduiding ‘50 meter contour agrarisch bedrijf’ langs de westzijde van dit plandeel wordt opgenomen;
- IV.
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- V.
verklaart de beroepen van [appellant sub 3] en [appellant sub 2] ongegrond;
- VI.
gelast dat de raad van de gemeente Nederweert aan [appellante sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.