Hof 's-Hertogenbosch, 26-01-2010, nr. HV 200.031.565
ECLI:NL:GHSHE:2010:BL0653
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-01-2010
- Zaaknummer
HV 200.031.565
- LJN
BL0653
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2010:BL0653, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑01‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 26‑01‑2010
Inhoudsindicatie
De behoefte aan een aanvullende bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw wordt afgewezen, omdat zij deze behoefte niet of nauwelijks heeft onderbouwd. Een simpele verwijzing naar de hofformule volstaat niet.
Partij(en)
DvdH
26 januari 2010
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.031.565/01
Zaaknummer eerste aanleg: 121332 / S RK 07-848
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.M.I. Spauwen,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.G.M.M. van Montfort.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2009.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 april 2009, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen (zoals door de vrouw ter zitting toegelicht) uitsluitend voor zover de man daarbij is veroordeeld om aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud een bedrag van € 460,= per maand te betalen met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking ingeschreven zal zijn in de registers van de burgerlijke stand en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man alsnog een maandelijks bedrag aan partneralimentatie zal betalen van € 1.100,=.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 12 juni 2009, heeft de man verzocht hoger beroep van de vrouw af te wijzen als zijnde ongegrond.
Tevens heeft de man incidenteel appel ingesteld en verzocht de bestreden beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt) uitsluitend voor zover de man daarbij is veroordeeld om aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud een bedrag van € 460,= per maand te betalen met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking ingeschreven zal zijn in de registers van de burgerlijke stand en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man geen partneralimentatie dient te betalen.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 27 juli 2009, heeft de vrouw verzocht de man in zijn verzoeken in incidenteel appel niet ontvankelijk te verklaren althans hem deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2009. Bij die gelegenheid zijn partijen – bijgestaan door hun advocaten – gehoord.
2.5.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 september 2008;
- -
het procesdossier eerste aanleg, overgelegd door de advocaat van de man, ingekomen ter griffie van het hof op 11 mei 2009;
- -
de faxberichten van 26 augustus 2009 en 2 september 2009 van de advocaat van de man;
- -
de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 11 december 2009.
2.5.2.
De brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 14 december 2009 en het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 21 december 2009 zijn ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.
De man heeft enkel bezwaar gemaakt tegen kennisneming door het hof van het faxbericht met bijlagen van 21 december 2009.
Gelet op het feit dat zowel de brief met bijlagen d.d. 14 december 2009 als het faxbericht met bijlagen van 21 december 2009 kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof beslist en ter zitting medegedeeld dat beide schriftelijke stukken worden toegelaten.
3. De beoordeling
In het principaal en incidenteel appel
3.1.
Partijen zijn op 23 juni 2000 met elkaar gehuwd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Maastricht onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 23 oktober 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Verder heeft de rechtbank bij deze beschikking, voor zover thans van belang, bepaald dat de man zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 460,= per maand met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van partijen richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Ingangsdatum
3.5.
De ingangsdatum van de vastgestelde onderhoudsbijdrage, zijnde 23 oktober 2009, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte vrouw
3.6.1.
De behoefte van vrouw aan de vastgestelde onderhoudsbijdrage ad. € 460,= per maand is in hoger beroep in geschil.
3.6.2.
De man heeft ter zitting zijn incidenteel appel toegelicht in die zin dat hij stelt dat de vrouw in het geheel geen behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage van de man.
3.6.3.
Bij het bepalen van de mede aan de welstand gedurende het huwelijk gerelateerde behoefte moet rekening worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Dit betekent dat zowel in aanmerking moet worden genomen wat de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk zijn geweest, als een globaal inzicht in het uitgavenpatroon in dezelfde periode moet zijn gegeven. Ook vermogensvorming zal in beginsel bijdragen tot het oordeel van de welstand waarin partijen hebben geleefd. Daarnaast zal de behoefte zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud moeten worden bepaald (HR 19 december 2003 LJN: AM2379).
Aangezien de vrouw om een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud verzoekt, ligt de plicht om voldoende te stellen dat er sprake is van een behoefte bij de vrouw.
3.6.4.
Ter onderbouwing van haar stelling, dat zij behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage van de zijde van de man, heeft de vrouw zich uitsluitend gebaseerd op de zogenaamde Hofformule. De man stelt, dat de rechtbank ten onrechte de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw op grond van de Hofformule heeft bepaald. De man heeft ter zitting aangegeven dat deze stelling (in zijn verweerschrift onder nummer 3) dient te worden aangemerkt als een grief in zijn incidenteel appel. De vrouw heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
3.6.5.
Tegenover de voormelde betwisting door de man, heeft de vrouw haar stelling dat zij behoefte heeft aan het door haar verzochte, onvoldoende onderbouwd. Noch ten aanzien van het uitgavenpatroon tijdens het huwelijk, noch ten aanzien van vermogensvorming, noch ten aanzien van de reële of te verwachten kosten van haar levensonderhoud heeft de vrouw voldoende gesteld om haar genoemde behoefte aan te tonen. Met betrekking tot haar reële uitgaven heeft zij slechts melding gemaakt van de kosten van de dieren ad € 100,= per maand en van haar premie ZVW. Verder staat vast, dat zij geen woonlasten heeft, nu de man de hypotheeklasten van de door haar bewoonde echtelijke woning voor zijn rekening neemt.
3.6.6.
Gelet op het vorenstaande slaagt de onder rechtsoverweging 3.6.4. vermelde incidentele grief van de man, hetgeen tot toewijzing van zijn verzoek in hoger beroep leidt en daarmee tot afwijzing van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van alimentatie.
De grieven van de vrouw behoeven daarom geen bespreking.
4. De beslissing
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2009 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en uitsluitend voor zover de man daarbij is veroordeeld om aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud een bedrag van € 460,= per maand te betalen met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking ingeschreven zal zijn in de registers van de burgerlijke stand;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog het verzoek van de vrouw af tot het vaststellen van een bijdrage door de man in de kosten van haar levensonderhoud;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Renckens, Milar en Schyns en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2010.