ABRvS, 30-07-2008, nr. 200707849/1
ECLI:NL:RVS:2008:BD8906
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
30-07-2008
- Zaaknummer
200707849/1
- LJN
BD8906
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2008:BD8906, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 30‑07‑2008; (Hoger beroep)
Uitspraak 30‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boekel (hierna: het college) een verzoek van de Vrom-Inspectie Regio Zuid (hierna: de Vrom-Inspectie) om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel aan het Bezuidenhout te Boekel (hierna: het perceel) door Motorsport Club Boekel (hierna: MC Boekel) als motorcrossterrein, afgewezen.
Partij(en)
200707849/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Motorsport Club Boekel, gevestigd te Boekel,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4431 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2007 in het geding tussen:
de Vrom-inspectie Regio Zuid
en
het college van burgemeester en wethouders van Boekel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boekel (hierna: het college) een verzoek van de Vrom-Inspectie Regio Zuid (hierna: de Vrom-Inspectie) om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel aan het Bezuidenhout te Boekel (hierna: het perceel) door Motorsport Club Boekel (hierna: MC Boekel) als motorcrossterrein, afgewezen.
Bij besluit van 19 september 2006 heeft het college het door de Vrom-Inspectie daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door de Vrom-Inspectie daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 september 2006 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft MC Boekel bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2007, hoger beroep ingesteld.
De Vrom-Inspectie heeft een nadere reactie ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door drs. Ing. F.W. Bello, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting de Vrom-Inspectie, vertegenwoordigd door mr. P.C. Cup en mr. J.M.E. Stals, als partij gehoord.
MC Boekel is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
MC Boekel betoogt dat de rechtbank ten onrechte het beroep van het college op het overgangsrecht als neergelegd in paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub I, van de planvoorschriften, heeft verworpen. Hiertoe voert hij aan dat het college met feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik dat MC Boekel van het perceel maakt sinds het van kracht worden van het bestemmingsplan niet zodanig is veranderd dat daarmee de afwijking van het bestemmingsplan is vergroot.
2.1.1.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Recreatiegebied 1993" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bosgebied met recreatieve betekenis".
Ingevolge paragraaf II, artikel 1, van de planvoorschriften (doeleindenomschrijving) zijn de gronden met deze bestemming aangewezen ten dienste van bosbouwkundige doeleinden en daarnaast de instandhouding en/of herstel van de daar voorkomende, dan wel daaraan eigen ecologische of landschappelijke waarden en het mede gebruik voor relatief intensieve dagrecreatie.
Ingevolge paragraaf II, artikel 1, onder B, sub I, is het verboden de tot "bosgebied met recreatieve betekenis" bestemde grond te gebruiken in strijd met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
Ingevolge paragraaf II, artikel 1, onder B, sub II, wordt onder strijdig gebruik, voor zover thans van belang, zoals bedoeld onder I, tenminste verstaan:
- (6)
het gebruik van de grond als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen of modelvliegtuigen en als oefenterrein voor het racen en crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
- (7)
het berijden met of het plaatsen of aanwezig hebben van alle soorten motorvoertuigen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Ingevolge paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub I, mag het gebruik van de grond, anders dan voor bebouwing, en het gebruik van opstallen, strijdig met het plan op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, worden gehandhaafd;
Ingevolge paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub II, is het verboden het met het plan strijdige gebruik van grond en opstallen te wijzigen, indien hierdoor de afwijking van het plan wordt vergroot.
2.1.2.
Vast staat dat het perceel op het moment het bestemmingsplan op 15 februari 1994 rechtskracht verkreeg reeds als motorcrossterrein werd gebruikt. Dit gebruik is in strijd met de gegeven bestemming.
2.1.3.
Om te kunnen vaststellen of sprake is van een vergroting van de bestaande afwijking als bedoeld in paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub II, moet het gebruik van het perceel ten tijde van het besluit van 19 september 2006 worden vergeleken met het gebruik op de peildatum. Na de peildatum is op het perceel een clubhuis, bestaande uit een kantine en toiletten geplaatst, en is de baanafzetting met linten vervangen door een metalen sportbaanafzetting in verband met de veiligheid van het publiek. Gezien de ruimtelijke uitstraling van deze voorzieningen op hun omgeving die nauw samenhangen met het gebruik van het perceel als motorcrossterrein, kan hierin steun worden gevonden voor het oordeel dat het met het bestemmingsplan strijdige gebruik in omvang is toegenomen. Uit een door MC Boekel aan het college gerichte brief van 22 januari 2004 blijkt dat het ledenaantal sinds de peildatum van 15 februari 1994 een groei heeft doorgemaakt en dat niet-leden regelmatiger op het perceel in Boekel zijn komen trainen. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit toegenomen ledenaantal en het gebruik van het motorcrossterrein door niet-leden ten tijde van het besluit van 19 september 2006 was teruggebracht tot het niveau van dat ten tijde van de peildatum. De gedingstukken en het verhandelde ter zitting in aanmerking genomen, heeft het college derhalve niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik van het perceel als motorcrossterrein in die periode naar aard en omvang niet is geïntensiveerd, zodat het er voor moet worden gehouden dat het met het bestemmingsplan strijdige gebruik in omvang is toegenomen. In hetgeen MC Boekel heeft aangevoerd, onder meer dat hij met het college in 1990 afspraken heeft gemaakt ten aanzien van het houden van ten hoogste drie jaarlijkse wedstrijden, de omvang van het wedstrijd parcours en de periode van 15 juli tot 30 augustus dat het parcours niet mag worden gebruikt, kan geen grond worden gevonden voor een ander oordeel nu deze omstandigheden zich ook al voordeden vóór de peildatum. Ook de overgelegde luchtfoto’s van 1993 en 2006 leiden niet tot een ander oordeel, nu hieruit, anders dan MC Boekel betoogt, niet kan worden afgeleid dat de omvang van het gebruik van het perceel als motorcrossterrein niet is gewijzigd.
De conclusie is dat het gebruik van het perceel niet valt binnen de reikwijdte van het overgangsrecht als vervat in paragraaf IV, artikel 2, onder B/C, sub I, van de planvoorschriften. Het besluit op bezwaar van 19 september 2006 berust, in strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering. De rechtbank heeft, zij het op een andere grond, dat besluit terecht vernietigd.
2.2.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt, met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigd.
2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008
163-543.