Conclusie van antwoord, productie 28.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2022, nr. 200.297.721
ECLI:NL:GHARL:2022:10260
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
29-11-2022
- Zaaknummer
200.297.721
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:10260, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 29‑11‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:52
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2022-0738
JA 2023/32
NTHR 2023, afl. 1, p. 34
Uitspraak 29‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Artikel 7:928 BW, mededelingsplicht, arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.297.721
zaaknummer rechtbank C/16/500321
arrest van 29 november 2022
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en die bij de rechtbank optrad als eiser,
hierna [appellant] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. A.M. van Schaick,
tegen
Aegon Schadeverzekering N.V.,
die is gevestigd in Den Haag,
en die bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna Aegon te noemen,
vertegenwoordigd door mr. E.J. Wervelman.
1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
Naar aanleiding van het arrest van 3 mei 2022 heeft op 19 september 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
De feiten
De rechtbank heeft in het vonnis van 21 april 2021 in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6.5 een groot aantal feiten vastgesteld. Het hof gaat in hoger beroep uit van deze door de rechtbank vastgestelde feiten, waartegen geen bezwaren zijn ingebracht. Omwille van de leesbaarheid van het arrest, zal het hof deze feiten hier (grotendeels) opnieuw opnemen:
2.1.
[appellant] heeft een eenmanszaak, een klussenbedrijf. Hij heeft in 2018 een
arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Aegon. Daarvoor heeft hij in februari
2018 een gezondheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Vraag 3 van de
gezondheidsverklaring luidt als volgt:
“Heeft u een of meer van de volgende aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken? Of heeft u
deze gehad? Kruis dan het hokje voor de letter aan.
A. Aandoening, ziekte of klachten van de hersenen of zenuwen. Zoals beroerte, TIA, CVA,
toevallen, epilepsie, spierziekte, oogzenuwontsteking, hoofdpijn, duizeligheid.
B. Aandoening, ziekte of klachten van psychische aard. Zoals depressie, schizofrenie,
Psychose, ADHD, overspannenheid, overwerktheid, angststoornis, Slapeloosheid,
hyperventilatie, burnout.
C. Aandoening, ziekte of klachten van hart en bloedvaten. Zoals hartinfarct, beklemming
of pijn op de borst, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, vernauwing of ontsteking van
bloedvaten, embolie.
D. Verhoogd cholesterol, suikerziekte, schildklierafwijking, jicht, stofwisselings- of
stapelingsziekten, hormoonafwijkingen.”
En op de volgende bladzijde, met in de kantlijn de opmerking:
“Let op!
Kruis ook ja aan als u:
- bij een huisarts, hulpverlener of arts bent geweest. Of als u deze heeft gebeld.
- u bent opgenomen in het ziekenhuis, een psychiatrische inrichting of een
verpleeginrichting;
- geopereerd bent;
- nog medicijnen gebruikt. Of medicijnen heeft gebruikt;
- nog onder controle staat”
“E. Aandoening, ziekte of klachten van longen of luchtwegen. Zoals astma, COPD,
kortademigheid, pleuritis, bronchitis, langdurig hoesten, embolie.
F. Aandoening. ziekte of klachten van slokdarm, maag, darmen, lever, galblaas,
alvleesklier.
G. Aandoening, ziekte of klachten van nieren, blaas, urinewegen, geslachtsorganen.
H. Vermoeidheidsklachten, slaapapneu-syndroom, soa (seksueel overdraagbare
aandoening), hiv-infectie, andere infectieziekten.
I. Goed- of kwaadaardige zwelling of tumor, kwaadaardige aandoening, kanker,
bloedziekte, bloedarmoede.
J. Aandoening, ziekte of klachten van spieren, ledematen of gewrichten (... ), reuma (acuut
of chronisch), (kinder)verlamming, bekkeninstabiliteit of fybromyalgie. Kromme rug,
rugklachten, rugpijn, spit, hernia, Ischias, nekklachten of KANS (dit heette RSI). U
moet dit ook aankruisen als u een botbreuk heeft gehad.
K. Aandoening, ziekte of klachten van huid, spataderen, open been, fistels, trombose.
L. Aandoeningen, ziekte of klachten van neus, keel, bijholten, strottenhoofd of stemband,
ogen of oren (bijvoorbeeld gehoorstoornis).
M. Aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken die niet onder de categorieën hierboven
vallen.”
2.2.
In de inleiding van de gezondheidsverklaring staat dat de medisch adviseur van
Aegon naar de antwoorden kijkt en haar adviseert of zij de verzekering wel of en onder
welke voorwaarden zij de verzekering kan accepteren. Daarbij staat ook:
Vul alle vragen goed in.
Dat is belangrijk. En dat bent u verplicht. Daarmee voorkomt u bijvoorbeeld dat (... )
AEGON geen uitkering geeft bij arbeidsongeschiktheid.
Noem al uw klachten. Ook als u denkt dat deze niet belangrijk zijn. Of als u niet bij een
dokter bent geweest.
2.3.
In de toelichting bij de gezondheidsverklaring staat onder meer:
“ (…)
Wat moet u vertellen?
Heeft u een bepaalde aandoening, ziekte, gebrek of klacht? Dan moet u dat altijd vertellen.
Ook als dit lang geleden was. Het kan belangrijk zijn voor uw aanvraag.
Heeft u steeds minder klachten?
Heeft u van een bepaalde aandoening, ziekte, gebrek of klacht steeds minder last? Dan
moet u dit ook vertellen, daar houdt onze medisch adviseur rekening mee.
Het is belangrijk dat u op alle vragen eerlijk en volledig antwoord geeft. Dat bent u
verplicht. Dat heet uw 'mededelingsplicht'. Daarmee voorkomt u dat
-u geen uitkering krijgt als u arbeidsongeschikt wordt:
-(…)
Verandert uw gezondheid?
U vult de gezondheidsverklaring in. En sluit uw verzekering af. Soms zit daar een paar weken tussen. Intussen kan uw gezondheid beter of slechter worden. U moet dit dan direct
doorgegeven aan AEGON. Dit is uw mededelingsplicht. Geeft u de verandering niet door?
Dan heeft dit misschien gevolgen. U leest meer hierover onder het kopje 'Wat moet u
vertellen?'.”
2.4.
[appellant] kruiste bij vraag 3 alleen M aan, en in de bijlage vulde hij in dat het ging
om een liesbreuk in 2016.
2.5.
De verzekering ging in op 1 mei 2018. Op 17 mei 2018 heeft [appellant] zich
ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten van overspannenheid. Bij behandeling
van zijn aanvraag om dekking te verlenen kwam naar voren dat [appellant] in voorgaande
jaren een paar keer bij de huisarts is geweest met vragen over zijn concentratieproblemen en
verwezen is naar een psycholoog. Volgens Aegon had [appellant] dit moeten melden in het
vragenformulier en heeft hij - door dat niet te doen - zijn mededelingsplicht geschonden.
2.6.
Uit het dossier blijkt over de medische historie van [appellant] het volgende.
2.6.1.
De huisarts zag [appellant] op 1 maart 2012. [appellant] was toen 15 jaar en noteerde
in het journaal als omschrijving 'zorgen om broer' en:
“Werk lukt niet zo goed, mn concentratiestoornissen, denkt veel aan situatie rond zijn 2 jaar
oudere broer die is opgenomen.
[woonplaats1] is al erg ver met zijn opleiding tot timmerman 2. Slaapt slecht, wandelt wel met hond,
maar sport weinig, loopt soms hard (weinig tijd en geen puf hiervoor)
(E) zorgen om zijn boer (ziekte)
(P) Werkt nu 40 uur, waarvan 8 uur op school (SBBO), sinds kort in Amersfoort. Doet aan
mij een verzoek tot bemiddeling voor bijzonder verlof, om tijdelijk 6 uur ipv 8 uur per dat
te mogen werken.
Dat verzoek ondersteun ik als huisarts van harte met het oog om zijn omstandigheden.”
2.6.2.
De huisarts verwees [appellant] in november 2013 naar een psycholoog. In de
verwijsbrief staat:
“Concentratieproblemen, langdurig bestaand. Wil eigen timmer/klusbedrijf gaan starten, wil
zich betere kunnen focussen en interesseren wanneer iemand iets tegen hem zegt, dwaalt snel af in gedachten.”
2.6.3.
GZ-psycholoog [naam1] stuurde de huisarts van [appellant] op 20 februari 2014 als
terugkoppeling een intakerapportagc (van de intake op 7 februari 2014) waarin onder meer
staat:
“(…)
Reden van aanmelding:
vermoeden van ADD
Hulpvraag:
Ik was benieuwd wat ik kan doen aan die concentratieproblemen, trucjes willen krijgen. Nu
als zzper meer verantwoordelijkheid, en met klanten kan ik niet dingen navragen enzo. wil
geen stempel, mensen kijken anders tegen je aan. ik probeer er wel mee om te gaan.
Medicatie:
--
Beschrijvende diagnose:
Een 20-jarige thuiswonende man, werkend als zelfstandig timmerman, meldt zich met
concentratieproblemen. Patiënt beschrijft zijn leven lang al moeite te hebben met zich te
concentreren, hij leest ook niet graag en heeft moeite met taal. Eerdere vermoedens van
dyslexie zijn door onderzoek in Amersfoort uitgesloten. In de kindertijd had patiënt extra
begeleiding voor zijn taalproblemen en maakte hij huiswerk met een remedial teacher. Hij
was een erg sociaal en actief kind. Hij heeft de basisschool en middelbare school zonder
doublures doorlopen. Patiënt wist al vroeg dat hij in de bouw wilde werken en heeft zonder
problemen de opleiding tot timmerman afgerond. Momenteel is hij bezig met het opstarten
van zijn eigen timmermansbedrijf. Patiënt is wel in staat om verplichtingen en afspraken na
te komen en beschikt ook over goede organisatorische vaardigheden. Hij heeft een goede
relatie met zijn 3 jaar jongere vriendin en is ook tevreden over zijn sociaal netwerk. Het
functioneren van patiënt wordt enigszins gehinderd door de concentratieproblemen maar in
onvoldoende mate om te kunnen spreken van langdurig structureel disfunctioneren op
meerdere gebieden van het leven.
Conclusie:
Op basis van anamnese, heteroanamnese en vragenlijsten kan worden geconcludeerd dat er
geen sprake is van de aanwezigheid van een aandachtstekortstoornis.
Behandelbeleid:
Daar er geen sprake is van de aanwezigheid van psychopathologie, wordt aan patiënt geen
behandelaanbod gedaan. (…)”
2.6.4.
In het huisartsenjournaal van contacten met [appellant] staat bij 4 maart 2016:
"Wil graag naar psycholoog. familie belast voor depressies". Hij is toen verwezen naar een GZ-psycholoog en daar heeft hij één gesprek mee gehad. Op 9 augustus 2016 noteerde de
huisarts:
"(...) uitleg dat bepaalde zaken inderdaad geen ziekten zijn en dat daarvoor dan
geen professionele hulp nodig is, zoals oude liefdes die weer contact zoeken e.d. Daarvoor
zijn vrienden, familie of gesprekken in de kroeg".
2.6.5.
[naam2] , coach, trainer en GZ-psycholoog, schreef in een brief van 4
oktober 2018 aan de medisch adviseur van Aegon:
“(…)
Ik heb dhr.[ [appellant] , opm. hof] eenmalig ontmoet op 9 juni 2016. Hij
kwam toen bij mij met een verwijzing van de huisarts voor de Basis AegonZ. Tijdens het
kennismakingsgesprek was ik vanuit mijn professie als GZ-psycholoog niet in staat een As-1diagnose vast te stellen. Daardoor heb ik hem voorgesteld het gesprek als
coachingsgesprek te rekenen. Ik heb hem in dat gesprek enkele handvatten gegeven hoe om
te gaan met zijn moeite om zijn ex-vriendin los te laten. Dhr. liet in oktober 2016 weten dat
hij met deze tips voldoende uit de voeten kon en zag geen meerwaarde in een
coachingstraject.(…)”
Aan deze door de rechtbank vastgestelde feiten voegt het hof nog de volgende feiten toe:
2.7.
In het huisartsenjournaal staat bij 17 mei 2018 vermeld1.:
“S Voelt zich niet zo lekker, wil graag lab. Lijkt overwerkt, sinds vandaag huilbuien heeft jarenlang met veel plezier en enthousiasme in zijn eenmansbedrijfje gewerkt (keukens verbouwen), agenda zit overvol
E Overwerkt (….)”
En bij 13 juni 2018:
“(…) Client heeft altijd met een hoog energieniveau gewerkt (oa. 30clienten tegelijk bediend), is ws over een grens heengegaan, heeft welwat signalen gehad, maar was nog niet zo duidelijk. Nu is hij ertegenaan gelopen en voelt zich lamgeslagen (…)
E burnout, surmenage
(…)”
3. De kern van de zaak
3.1.
[appellant] heeft sinds 1 januari 2014 een eenmanszaak, een klussenbedrijf. Hij heeft in 2018 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Aegon. Met het oog daarop heeft hij in februari 2018 een aanvraagformulier2.en een gezondheidsverklaring ingevuld en ondertekend. De verzekering is ingegaan op 1 mei 2018. Op 17 mei 2018 heeft [appellant] zich ziekgemeld wegens overspannenheid/burnout. Bij de behandeling van zijn aanvraag om dekking te verlenen kwam naar voren dat [appellant] in voorgaande jaren een paar keer bij de huisarts was geweest met vragen over zijn concentratieproblemen en ook is verwezen naar een psycholoog. Volgens Aegon had [appellant] dit moeten melden in de gezondheidsverklaring en heeft hij, door dat niet te doen, zijn mededelingsplicht geschonden. Volgens Aegon is het verder niet goed voorstelbaar dat [appellant] in de periode tussen het invullen van de gezondheidsverklaring en het ingaan van de verzekering (hierna ook: de tussenperiode) geen klachten heeft gehad. Uit het onder 2.7 vermelde verslag van de huisarts blijkt volgens Aegon dat [appellant] signalen heeft gehad die duiden op overspannenheid.
Aegon stelt dat, als zij wel op de hoogte was geweest, dekking voor arbeidsongeschiktheid wegens psychische klachten zou zijn uitgesloten dan wel zou zijn geclausuleerd met de mogelijkheid van herbeoordeling.
[appellant] stelt echter dat er geen stoornis of gebrek is vastgesteld. Hij stelt zich op het standpunt dat hij de vragen in de gezondheidsverklaring zo mocht opvatten dat alleen klachten die (na onderzoek) hebben geleid tot een diagnose en/of een behandeling gemeld hadden moeten worden. Hij betwist verder dat hij in de tussenperiode signalen heeft gehad die hij toen had moeten melden aan Aegon.
3.2.
[appellant] heeft bij de rechtbank gevorderd dat Aegon wordt veroordeeld om de overeenkomst na te komen zonder uitsluiting of clausulering van de dekking en dat de vermelding van zijn naam in het interne verwijzingsregister wordt verwijderd.
3.3.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het in deze zaak in de eerste plaats draait om de vraag of [appellant] had moeten begrijpen dat hij bij vraag 3 van de gezondheidsverklaring ook had moeten melden dat hij concentratieproblemen heeft of had waarmee hij in 2012 en 2013 twee keer bij de huisarts is geweest en dat hij twee keer is verwezen naar een psycholoog. Volgens de rechtbank heeft Aegon er terecht op gewezen dat er ook is gevraagd naar klachten en niet alleen naar aandoeningen en ziektes en dat duidelijk was dat consulten met de huisarts en andere behandelaars moesten worden vermeld. Als [appellant] dat anders heeft opgevat komt dat naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening. De rechtbank is verder van oordeel dat Aegon tegenover de betwisting door [appellant] voldoende heeft aangetoond dat zij als redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de klachten van [appellant] en met zijn bezoek aan huisarts en psychologen de verzekeringsovereenkomst onder andere voorwaarden zou zijn aangegaan (en dat zij psychische ziekten zou hebben uitgesloten van dekking, met het recht op herbeoordeling na enkele jaren).
2.4.
De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
4. Het oordeel van het hof
4.1
De kern van het geschil tussen [appellant] en Aegon wordt in de eerste plaats gevormd door de vraag of [appellant] in strijd heeft gehandeld met zijn precontractuele mededelingsplicht (zoals bedoeld in artikel 7:928 lid 1 Burgerlijk wetboek). Het hof is van oordeel dat dat niet het geval is. Het hof baseert zijn oordeel op de volgende overwegingen.
Het invullen van de gezondheidsverklaring
4.2.
Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat de zaak zich op dit punt allereerst toespitst op de vraag of [appellant] had moeten begrijpen dat hij bij vraag 3 van de gezondheidsverklaring hokje B dan wel M had moeten aankruisen en daarbij had moeten melden dat hij in 2012, 2013 en 2016 met concentratieproblemen bij de huisarts is geweest en dat hij twee keer is verwezen naar een psycholoog.
Hokje B
4.3.
Het hof is van oordeel dat het [appellant] niet kan worden aangerekend dat hij hokje B (“Aandoening, ziekte of klachten van psychische aard”) niet heeft aangekruist. Het hof baseert zijn oordeel op de volgende overwegingen.
Als uitgangspunt geldt dat [appellant] op grond van artikel 7:928 lid 1 BW gehouden was om vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan Aegon alle feiten mee te delen die hij kende of behoorde te kennen en waarvan hij naar hij wist of behoorde te begrijpen de beslissing van Aegon of, en zo ja, op welke voorwaarden zij de verzekering zou willen sluiten, afhing of kon afhangen. Indien de verzekering, zoals hier, op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst kan de verzekeraar zich er niet op beroepen dat de vragen niet zijn beantwoord of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraagonvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Naar vaste rechtspraak geldt daarbij dat [appellant] de vragen in de vragenlijst heeft mogen opvatten overeenkomstig de zin die hij aan die vragen onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen.3.Hierbij is de context van het totale aanvraagformulier van belang.4.
4.4.
Het hof is van oordeel dat [appellant] er terecht op wijst5.dat op pagina 2 van de gezondheidsverklaring (waarop de hokjes A tot en met D staan vermeld) er niet op wordt gewezen om ook “Ja” aan te kruisen als men bij een huisarts, hulpverlener of arts is geweest. Die opmerking/waarschuwing (Let op!) staat, anders dan Aegon in de conclusie van antwoord (randnummer 98) met de ingekopieerde passages suggereert, pas in de kantlijn op de volgende bladzijde. In de kantlijn naast de hokjes A tot en met D staat alleen de vraag/instructie: “Heeft u een of meer van de volgende aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken? Of heeft u deze gehad? Kruis dan het hokje voor de letter aan”.
Onduidelijk is waarom aan de vraag/instructie in de kantlijn niet direct de opmerking/waarschuwing is toegevoegd dat men de hokjes ook moet aankruisen als men bij een huisarts, hulpverlener of arts is geweest. Door die laatste opmerking/waarschuwing pas in de kantlijn op de volgende pagina, pagina 3, te plaatsen kan op zijn minst de indruk zijn gewekt dat de hokjes A tot en met D, alleen aangekruist hoefden te worden als er sprake was of is geweest van een reële/daadwerkelijke aandoening, ziekte, klacht en/of gebrek.
Doorgaans zal men een formulier met meerdere pagina’s immers van voor naar achter invullen. Om die reden zal een aspirant-verzekerde pagina 2 in overeenstemming met de daar gegeven instructie beginnen in te vullen. Vervolgens zal deze dan pas bij het invullen van pagina 3 de opmerking/waarschuwing zien dat men de hokjes ook moet aankruisen als men bij een huisarts, hulpverlener of arts is geweest. De stellingen van Aegon impliceren dat de aspirant-verzekerde zich dan dient te realiseren dat de instructie op pagina 2 niet compleet was en dient te worden aangevuld met de waarschuwing op pagina 3. Dat is (te) veel gevraagd van een gemiddelde lezer en het maakt de gezondheidsverklaring in ieder geval niet duidelijk en transparant. Als de vraag/instructie en de opmerking/waarschuwing boven het eerste hokje A zou zijn geplaatst, zou duidelijk zijn geweest dat de waarschuwing op alle hokjes betrekking had.
4.5
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de hiervoor beschreven intransparantie/onduidelijkheid van de gezondheidsverklaring niet voor rekening van [appellant] dient te komen. Gelet op de instructie op pagina 2 heeft [appellant] redelijkerwijs kunnen, en ook mogen begrijpen dat hokje B alleen aangekruist hoefden te worden als er sprake was of is geweest van een reële/daadwerkelijke aandoening, ziekte, klacht en/of gebrek. Omdat de huisarts en psychologen [appellant] er steeds van hebben verzekerd dat er niets aan de hand was, heeft hij er redelijkerwijs van mogen uitgaan dat hem niets mankeerde.
De omstandigheid dat [appellant] een tussenpersoon had en daarnaast de mogelijkheid had om Aegon vragen te stellen, kan er naar het oordeel van het hof niet toe leiden dat de onduidelijkheid van de gezondheidsverklaring toch voor rekening van [appellant] dient te komen.
4.6.
Aan het voorgaande voegt het hof nog toe dat het, los van het voorgaande, nog maar de vraag is of [appellant] had moeten begrijpen dat concentratieproblemen beschouwd dienen te worden als “psychische klachten” als bedoeld bij hokje B. Weliswaar is de opsomming onder B niet limitatief, maar het is de vraag of [appellant] heeft moeten begrijpen dat concentratieproblemen onder categorie B vielen. De aandoeningen die onder B worden vermeld zijn in hoofdzaak ernstige aandoeningen, waartoe [appellant] concentratieproblemen niet direct hoefde te rekenen. Ook deze onduidelijkheid c.q. omissie in het aanvraagformulier dient dan ook voor rekening van Aegon te blijven.
Hokje M
4.7.
Aegon stelt dat ook “Ja” aangekruist moet worden als men bij een huisarts, hulpverlener of arts bent geweest en dat [appellant] , gelet op de (in rechtsoverweging 2.6.1 en verder) vermelde bezoeken aan de huisarts/psycholoog, hokje M had moeten aankruisen en de vragen op de bijlage had moeten invullen. Het hof is echter van oordeel dat [appellant] evenmin heeft hoeven begrijpen dat hij hokje M had moeten aankruisen.
4.8.
In de eerste plaats is het, gelet op wat het hof onder 4.4 over de onduidelijkheid van de gezondheidsverklaring heeft overwogen, de vraag of [appellant] zich heeft moeten realiseren dat hij ook bezoeken aan de huisarts, hulpverleners en artsen diende te vermelden die niet hebben geleid tot een diagnose en/of bevestiging van de klachten.
In de tweede plaats betreft hokje M een open vraag naar alle resterende aandoeningen, ziektes, klachten en/of gebreken. Dat betekent dat een aspirant-verzekerde ten aanzien van alle aandoeningen, ziekten, klachten en of gebreken die niet onder de categorieën A tot en met L vallen, feitelijk zijn complete huisartsenjournaal bij de gezondheidsverklaring zou moeten voegen. Dat kan redelijkerwijs niet van een aspirant verzekerde worden verwacht en deze hoeft dat redelijkerwijze ook niet in die zin te begrijpen.
[appellant] heeft redelijkerwijs mogen begrijpen dat het in het kader van de vraag onder M gaat om huisarts-, hulpverlener en artsbezoeken die betrekking hadden op overige “aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken” die reëel zijn/waren. Zoals dat het geval was met de wel door [appellant] onder M vermelde liesbreuk. Redelijkerwijze heeft [appellant] niet hoeven begrijpen dat hij onder M ook de bezoeken aan de huisarts en psychologen had moeten vermelden, waarbij hem werd verteld dat er niets aan de hand was.
Het hof voegt hieraan nog toe dat [appellant] ter zitting heeft opgemerkt dat hij graag toestemming zou hebben gegeven aan Aegon om inzage in het huisartsenjournaal en dat hij niks te verbergen had. Aegon heeft daarop geantwoord dat zij zo’n algemene machtiging/toestemming niet mag vragen. Dit biedt steun aan het oordeel van het hof dat van [appellant] redelijkerwijs niet verwacht mocht worden dat hij ten aanzien alle overige “aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken” de facto alle informatie in zijn huisartsenjournaal diende te verstrekken.
4.9.
Het hof voegt hier nog aan toe dat, zoals [appellant] ook heeft aangevoerd, (hokje) M kan worden beschouwd als een in algemene termen vervatte - open - vraag zoals bedoeld in artikel 7:928 lid 6 BW. Bij (hokje) M wordt immers in zijn algemeenheid gevraagd naar overige aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken. Ten aanzien van een dergelijke open vraag kan Aegon zich er niet op beroep dat deze onvolledig is ingevuld, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Dat laatste heeft Aegon niet gesteld en zo heeft zij [appellant] ook niet behandeld; Aegon heeft de verzekering niet beëindigd en zij heeft - uit coulance - zelfs premie teruggestort aan [appellant] .
De tussenperiode
4.10.
Aegon wijst erop dat er in de gezondheidsverklaring op wordt gewezen dat als de gezondheid van een aspirant-verzekerde in de periode tussen het invullen van de gezondheidsverklaring en het ingaan van de verzekering (de tussenperiode) verandert, hij/zij dit direct aan Aegon dient door te geven (vgl. hiervoor onder punt 2.8).
4.11.
Aegon stelt dat [appellant] tussen het invullen van de gezondheidsverklaring en het ingaan van de verzekering (hierna: de tussenperiode) klachten moet hebben gehad die hij aan haar had behoren te melden. Aegon verwijst daarbij naar het journaal van de huisarts (hiervoor in punt 2.7 geciteerd), waarbij zij met name wijst op de passage: “(…) Client heeft altijd met een hoog energieniveau gewerkt (oa. 30clienten tegelijk bediend), is ws over een grens heengegaan, heeft wel wat signalen gehad, maar was nog niet zo duidelijk. Nu is hij ertegenaan gelopen en voelt zich lamgeslagen (…)”.
4.12.
[appellant] betwist dat hij in de tussenperiode klachten had, althans dat hij zich daarvan bewust is geweest. De opmerking in het journaal van de huisarts van 13 juni 2018 betekent volgens [appellant] dat hij, nadat hij was ingestort, zich met terugwerkende kracht heeft gerealiseerd dat er signalen zijn geweest die duidden op een verandering in zijn gezondheid. Het is volgens hem heel gebruikelijk dat iemand een burnout pas herkent en onderkent als hij instort. [appellant] verwijst op dit punt naar een actuele reclamecampagne waarin wordt gewaarschuwd dat mensen een burnout vaak niet voorvoelen en dat deze zich plotseling aandient.
4.13.
Het hof is van oordeel dat uit het verslag van de huisarts niet zonder meer kan worden afgeleid [appellant] voorafgaand aan zijn instorting zich bewust is geweest van de vermelde signalen. De zinsnede kan evenzeer betekenen dat [appellant] , zoals hij stelt, zich na zijn instorting met terugwerkende kracht heeft gerealiseerd dat er signalen zijn geweest/dat hij signalen heeft gemist. De opmerking “maar was nog niet zo duidelijk” lijkt daar ook op te wijzen. Aegon heeft verder niet betwist dat mensen een burnout vaak pas opmerken als zij zijn ingestort. Nu er verder geen aanwijzingen zijn dat [appellant] zich in de tussenperiode bewust is geweest van burnout-klachten is de stelling van Aegon op dit punt onvoldoende onderbouwd.
Niet kan worden aangenomen, en dit heeft Aegon ook niet gesteld, dat [appellant] in strijd met zijn mededelingsplicht heeft gehandeld omdat hij de vermelde signalen had moeten onderkennen.
4.14.
Dat betekent dat niet kan worden aangenomen dat [appellant] in de tussenperiode in strijd heeft gehandeld met zijn mededelingsplicht.
4.15.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het hof van oordeel is dat [appellant] niet in strijd heeft gehandeld met zijn mededelingsplicht. Dat betekent dat Aegon niet met terugwerkende kracht een clausule heeft mogen opnemen in de polis ten aanzien van psychische ziekte en zij [appellant] niet (naar aanleiding van een schending van de mededelingsplicht) heeft mogen opnemen in haar interne registers. Het bestreden vonnis dient om deze redenen te worden vernietigd. Opnieuw recht doende zal het hof de vorderingen van [appellant] toewijzen en Aegon daarnaast veroordelen tot terugbetaling van, naar het hof begrijpt, alles wat [appellant] aan Aegon ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2021. Het hof zal de door [appellant] gevorderde dwangsom voor wat betreft de doorhaling in de registers en het daarvan doen van een mededeling aan [appellant] daarbij beperken tot een bedrag van € 500,- per dag tot een maximum van € 25.000,--.
Nu [appellant] de gevorderde buitengerechtelijke kosten op geen enkele manier heeft onderbouwd en toegelicht zal het hof deze afwijzen.
De conclusie
4.16.
Het hoger beroep slaagt. Omdat Aegon in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Aegon veroordelen tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de rechtbank. Als niet bestreden zullen ook de gevorderde nakosten worden toegewezen en ook de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
4.17.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
5. De beslissing
Het hof:
5.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
21 april 2021, en doet opnieuw recht;
5.2.
verklaart voor recht dat [appellant] zijn precontractuele mededelingsplicht niet heeft geschonden en dat Aegon de verzekeringsovereenkomst zoals die ten tijde van de arbeidsongeschiktheid in 2018 bestond ongeclausuleerd dient voort te zetten;
5.3.
veroordeelt Aegon om haar verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst met [appellant] na te komen, in het bijzonder om aan [appellant] vanaf 17 juni 2018 gedurende zijn arbeidsongeschiktheid, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen te voldoen;
5.4.
veroordeelt Aegon om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest zowel de registratie in het Gebeurtenissenregister en in het Interne Verwijzingsregister ongedaan te maken als van die ongedaanmaking verificatoire bescheiden aan [appellant] over te leggen op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag tot een maximum van € 25.000,--;
5.5.
veroordeelt Aegon tot terugbetaling aan [appellant] van alles wat [appellant] op grond van het vonnis van 21 april 2021 aan Aegon heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2021 tot aan de dag van terugbetaling;
5.6.
veroordeelt Aegon tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 304,-- aan griffierecht
€ 106,47 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Aegon
€ 1.126,-- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief II)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 338,-- aan griffierecht
€ 125,09 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Aegon
€ 2.228,-- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief II),
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
5.7.
veroordeelt Aegon in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval Aegon niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden en vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien deze niet zijn voldaan binnen veertien dagen na betekening;
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, mr. J. Sap en J.C.J. Dute , en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑11‑2022
Conclusie van antwoord, productie 2.
Hoge Raad, 1 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1902.
Idem, r.o. 3.5.
Memorie van grieven, randnummer 4 en verder