Einde inhoudsopgave
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
§ 7 Strafverminderende omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
20-12-2019, Stcrt. 2019, 66184 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019-22295)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2019, Stcrt. 2019, 66184 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019-22295)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Boete
1
Tot de omstandigheden welke aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren:
- a.
een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de op grond van dit besluit op te leggen of opgelegde boete;
- b.
verzachtende omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit.
2
Als sprake is van inkeer als bedoeld in artikel 67n, tweede of derde lid, van de AWR, dan geldt de inkeer als strafverminderende omstandigheid.
3
Bij wanverhouding gaat het om het antwoord op de vraag hoe ernstig de normschending in het concrete geval moet worden opgevat. De afweging moet leiden tot een sanctie die proportioneel is, dat wil zeggen in evenredigheid staat tot de ernst van het feit. Indien de inspecteur zelf tot de gevolgtrekking komt dat van een wanverhouding sprake is, vermindert hij de boete op eigen initiatief.
3a
De absolute hoogte van de boete vormt op zichzelf geen aanleiding om de boete te matigen.
4
Bij verzachtende omstandigheden ligt de nadruk op buiten de (directe) invloedssfeer van belanghebbende liggende gebeurtenissen. Voor de beoordeling of die omstandigheden tot matiging van de boete aanleiding kunnen geven, kan het van belang zijn of, dan wel in hoeverre, belanghebbende maatregelen heeft getroffen of had kunnen treffen om het verzuim of vergrijp te voorkomen.
5
Tot de omstandigheden die aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren ook de financiële omstandigheden van de belanghebbende.
6
Een beroep op financiële omstandigheden kan slechts in bijzondere gevallen tot matiging dan wel vermindering van de boete leiden. De inspecteur dient dus bij het hanteren van deze matigingsgrond kritisch te zijn.
7
Slechte financiële omstandigheden ten tijde van het opleggen van de boete kunnen ertoe leiden dat de boete belanghebbende onevenredig treft.
8
Slechte financiële omstandigheden ten tijde van de verweten gedraging kunnen de verwijtbaarheid daarvan verminderen.
9
Geen vermindering wegens financiële omstandigheden zal worden verleend, indien belanghebbende deze aan zichzelf te wijten heeft.