Hof Amsterdam, 13-11-2020, nr. 23-001529-18
ECLI:NL:GHAMS:2020:3968
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
13-11-2020
- Zaaknummer
23-001529-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:3968, Uitspraak, Hof Amsterdam, 13‑11‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:966, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2021/137
Uitspraak 13‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Economisch strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zonder vergunning uitvoeren van een grote hoeveelheid glasaal naar China. Glasaal is een beschermde diersoort en heeft onder meer in China een grote financiële waarde. De ernst van het feit rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een andere strafmodaliteit zou hieraan geen recht doen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001529-18
Datum uitspraak: 13 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-994017-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2019 en 30 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 17 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, heeft gehandeld in strijd met een bij de Regeling natuurbescherming aangewezen voorschrift van een EU-verordening, te weten artikel 5 lid 4 van de Basisverordening (EG) nr. 338/97 door, al dan niet opzettelijk, specimens van de in bijlage B bij deze verordening genoemde soorten, te weten 72 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid glasaal (Anguilla anguilla) uit de Gemeenschap uit te voeren en/of weder uit te voeren, terwijl de nodige controles niet waren verricht en/of niet vooraf bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten vervuld werden een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat was voorgelegd die/dat werd afgegeven door een administratieve instantie van de Lidstaat waar de specimens zich bevonden;
2.hij op of omstreeks 17 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, 72 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid glasaal (Anguilla anguilla), zijnde een dier van de soorten genoemd in bijlage B bij de CITES-basisverordening, onder zich heeft gehad;
3.hij op of omstreeks 17 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een (grote) hoeveelheid glasaal, althans bij (een) dier(en) pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van die/dat dier(en) heeft benadeeld, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat dier(en): - in zes, althans één of meer koffer(s) (laten) vervoer(d)(en), terwijl daarop geen aanduiding was aangebracht dat zich daarin levende dieren bevonden en/of de gewenste temperatuur en die koffer(s) daarom als standaard ruimbagage werd(en) behandeld;
4.hij op of omstreeks 17 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als houder van een (grote) hoeveelheid glasaal, althans van (een) dier(en) aan die/dat dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat dier(en): - in zes, althans één of meer koffer(s) (laten) vervoer(d)(en), terwijl daarop geen aanduiding was aangebracht dat zich daarin levende dieren bevonden en/of de gewenste temperatuur en die koffer(s) daarom als standaard ruimbagage werd(en) behandeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt.
Vrijspraak feit 3 en feit 4
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 en 4 is tenlastegelegd, nu het dossier onvoldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat in deze zaak de glasaal pijn en/of letsel is toegebracht, de gezondheid van die glasaal is benadeeld en die glasaal de nodige verzorging is onthouden. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte niet wist dat zich glasaal in de koffer bevond en dat ook niet hoefde te vermoeden. Uit de eigen verklaring van de verdachte volgt echter dat de verdachte wist dat hij vis in koffers vervoerde, vanuit Europa naar China, en dat hij daarvoor een aanzienlijke vergoeding in de vorm van een vliegticket van Europa naar China zou ontvangen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte bij die stand van zaken op zijn minst nadere vragen aan zijn opdrachtgever of de persoon van wie hij de koffer heeft gekregen had moeten stellen, dan wel zelf onderzoek had moeten doen naar de inhoud van die koffer. Door dat na te laten heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de koffer die hij uitvoerde een niet legale inhoud had. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 17 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, heeft gehandeld in strijd met een bij de Regeling natuurbescherming aangewezen voorschrift van een EU-verordening, te weten artikel 5 lid 4 van de Basisverordening (EG) nr. 338/97 door opzettelijk, specimens van de in bijlage B bij deze verordening genoemde soorten, te weten 72 kilogram glasaal (Anguilla anguilla) uit de Gemeenschap uit te voeren, terwijl de nodige controles niet waren verricht en niet vooraf bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten vervuld werden een uitvoervergunning was voorgelegd dat werd afgegeven door een administratieve instantie van de Lidstaat waar de specimens zich bevonden.
2.hij op 17 april 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 72 kilogram, glasaal (Anguilla anguilla), zijnde een dier van de soorten genoemd in bijlage B bij de CITES-basisverordening, onder zich heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3.37 van de Wet Natuurbescherming, opzettelijk begaan.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.38 van de Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zonder vergunning uitvoeren van een grote hoeveelheid glasaal naar China. Glasaal is een beschermde diersoort en heeft onder meer in China een grote financiële waarde. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend het oog gehad op financieel gewin (de verkrijging van een vliegticket in ruil voor de smokkel), hetgeen de verdachte wordt aangerekend. De ernst van het feit rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een andere strafmodaliteit zou hieraan geen recht doen.
Bij de bepaling van het toepasselijk strafmaximum gaat het hof ervan uit dat de onder 1 bewezen uitvoer van de glasaal in een verhouding van eendaadse samenloop staat tot het onder 2 bewezen verklaarde voorhanden hebben van die glasaal.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2020 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 3.37 en 3.38 van de Wet natuurbescherming;
- 3.14 Regeling natuurbescherming en
- 3.24 Besluit natuurbescherming.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, P.C. Römer en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 november 2020.
mr. J.L. Bruinsma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.