NJ 1940/304
Opdracht aan commissionnair (Bank) om effecten te verkoopen. Revindicatie van de opbrengst door opdrachtgever. Wie is eigenaar van de opbrengst?
HR 22-12-1939, ECLI:NL:HR:1939:124, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 december 1939
- Magistraten
Mrs. Visser, van Gelein Vitringa, Fick, Nypels en Meckmann
- Zaaknummer
[221939/NJ_1940-304]
- Conclusie
Mr. Berger
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- JCDI
JCDI:ADS131241:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1939:124, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑12‑1939
- Wetingang
(BW art. 629,1837-1843; WvK art. 76-85.)
Essentie
Opdracht aan commissionnair (Bank) om effecten te verkoopen. Revindicatie van de opbrengst door opdrachtgever. Wie is eigenaar van de opbrengst?
Samenvatting
Om te slagen in zijn op eigendom gebouwde vordering had eischer aan te toonen, dat de Bank, in afwijking van den gewonen gang van zaken, als opbrengst van de door haar op eigen naam voor rekening van eischer verkochte effecten bepaalde betaalmiddelen heeft ontvangen met den wil om die als eigendom van eischer voor hem te houden of wel later uit dien hoofde zoodanige middelen met diens wil heeft afgezonderd. Van zulk een verloop van zaken is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.