ABRvS, 29-02-2012, nr. 201103503/1/R3.
ECLI:NL:RVS:2012:BV7264
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29-02-2012
- Magistraten
Mr. T.G. Drupsteen
- Zaaknummer
201103503/1/R3.
- LJN
BV7264
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BV7264, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑02‑2012
Uitspraak 29‑02‑2012
Mr. T.G. Drupsteen
Partij(en)
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Geldrop-Mierlo,
appellant,
en
de raad van de gemeente Helmond,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Administratieve Herziening Hoogspanningsleiding’ vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2012, waar [appellant] in persoon en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Het plan maakt het mogelijk twee bestaande hoogspanningsleidingen van 380 kV en 150 kV behalve boven de grond ondergronds aan te leggen.
2.2.
Uit de stukken blijkt dat [appellant] zich richt tegen de vaststelling van het plan, voor zover hierbij het bestemmingsplan ‘Brandevoort II’ wordt herzien. Hij betoogt dat het plan voorziet in een bundeling van de 150 kV hoogspanningsleiding met de 380 kV hoogspanningsleiding die op 20 m van zijn woning ligt. Voorts kan de hoogspanningsleiding door het plan ook ondergronds in plaats van bovengronds worden aangelegd. Als gevolg van het plan vreest [appellant] dat hij en zijn gezin, dat vier kinderen telt, bloot zullen staan aan een te hoge magnetische veldsterkte. Dit acht hij in strijd met het hiervoor in het rijksbeleid gehanteerde voorzorgsbeginsel. Verder vreest [appellant] dat de ondergrondse hoogspanningsleiding nabij zijn woning weer bovengronds komt te liggen, als gevolg waarvan ter plaatse een zogenoemd opstijgpunt noodzakelijk is. Een dergelijke voorziening levert meer gezondheidsrisico's op, aldus [appellant].
2.2.1.
Het standpunt van de raad komt erop neer dat het plan alleen voorziet in de mogelijkheid om de bestaande hoogspanningsleidingen ondergronds in plaats van bovengronds aan te leggen. Het rijksbeleid is hierop niet van toepassing.
2.2.2.
Ingevolge artikel 2 van de planregels, voor zover hier van belang, wordt op de plankaart van het bestemmingsplannen ‘Brandevoort II’ de bestemmingsbenaming ‘Bovengrondse hoogspanningsleiding (dubbelbestemming)’ gewijzigd in ‘Hoogspanningsleiding (dubbelbestemming)’.
Ingevolge artikel 3 van de planregels, voor zover hier van belang, komt de bestemmingsomschrijving in artikel 14 van het bestemmingsplan ‘Brandevoort II’ als volgt te luiden: ‘Gronden, aangewezen voor hoogspanningsleidingen zijn primair bestemd voor bovengrondse dan wel ondergrondse hoogspanningsverbindingen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming ‘Hoogspanningsleiding (dubbelbestemming)’ samenvallen.
2.2.3.
Het voorliggende plan betreft een gedeeltelijke herziening van onder meer het rechtens onaantastbare bestemmingsplan ‘Brandevoort II’. Het plan voorziet in de mogelijkheid om de bestaande hoogspanningsleidingen naast bovengronds ondergronds aan te leggen. Bundeling van de 150 kV hoogspanningsleiding met de 380 kV hoogspanningsleiding in de omgeving van de woning van [appellant] is in de gemeente Helmond planologisch reeds mogelijk en staat in de voorliggende procedure dan ook niet meer ter discussie. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een toename van gevoelige bestemmingen. Daarom acht de Afdeling de met het plan mogelijk gemaakte ondergrondse aanleg van de bestaande hoogspanningsleidingen ter plaatse niet onredelijk. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gezondheidssituatie voor hem en zijn gezin verslechtert als gevolg van de ondergrondse aanleg van de hoogspanningsleidingen. Het rijksbeleid waarnaar [appellant] in dit verband verwijst, is in dit geval niet van toepassing reeds omdat dat beleid betrekking heeft op (de aanleg van) bovengrondse hoogspanningsleidingen.
2.2.4.
Wat betreft de vrees van [appellant] dat nabij zijn woning een opstijgpunt wordt gerealiseerd overweegt de Afdeling dat, nu de raad met het plan beoogt de hoogspanningsleidingen gedeeltelijk ondergronds aan te leggen, op bepaalde plaatsen opstijgpunten noodzakelijk zullen zijn. De raad heeft echter niet onderzocht op welke locaties een opstijgpunt mogelijk moet worden gemaakt en welke gevolgen deze voorziening kan hebben op bijvoorbeeld de omvang van de magneetveldzone en op de mogelijke gezondheidsrisico's ter plaatse. Gelet hierop is het plan in zoverre dan ook niet met de daartoe vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen.
2.3.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het bestemmingsplan ‘Brandevoort II’, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.4.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het beroep gegrond;
- II.
vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Helmond van 11 januari 2011, voor zover dit betrekking heeft op het bestemmingsplan ‘Brandevoort II’;
- III.
gelast dat de raad van de gemeente Helmond aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kooijman
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2012