RvdW 2015/86
Insolventierecht. Is vordering uit onverschuldigde betaling wegens vernietiging van rechterlijke uitspraak nagekomen bate in zin art. 194 Fw?; ontstaansmoment van deze vordering; vereiste art. 194 Fw van ‘baten welke ten tijde der vereffening niet bekend waren’; bekende onzekere baten.
HR 19-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3678
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 december 2014
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
13/05332
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3678, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2330, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑08‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑10‑2013
- Wetingang
Art. 6:203 BW; art. 194, 356 Fw
Essentie
Insolventierecht. Is vordering uit onverschuldigde betaling wegens vernietiging van rechterlijke uitspraak nagekomen bate in zin art. 194 Fw?; ontstaansmoment van deze vordering; vereiste art. 194 Fw van ‘baten welke ten tijde der vereffening niet bekend waren’; bekende onzekere baten.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt een onherroepelijk geworden vernietiging door de appelrechter van een rechterlijke uitspraak in eerste aanleg mee dat de rechtsgrond ontvalt aan hetgeen reeds ter uitvoering van die uitspraak is verricht en dat op de voet van art. 6:203 BW een vordering tot ongedaanmaking van de verrichte prestatie ontstaat. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.