Rb. Rotterdam, 15-01-2020, nr. 10/750209-15
ECLI:NL:RBROT:2020:292
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
15-01-2020
- Zaaknummer
10/750209-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:292, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 15‑01‑2020; (Verschoning)
ECLI:NL:RBROT:2019:8376, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 25‑10‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBROT:2019:8331, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 28‑06‑2019; (Verschoning)
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Op 22 februari 2019 is reeds beslist op het verzoek tot het horen van een journalist als getuige. Beroep op verschoningsrecht, gijzeling. Nog geen oordeel gegeven over de vraag of het verhoor van deze getuige reeds is afgerond. Voor zover dit voor het recht op een eerlijk proces van belang wordt, zal de rechtbank het verhoor zelf voortzetten en reikwijdte verschoningsrecht per vraag beoordelen. Hernieuwd verzoek horen van deze getuige afgewezen. ZIE OOK ECLI:NL:RBROT:2019:8331 en ECLI:NL:RBROT:2019:8376
BESLISSING OP HET HERNIEUWD VERZOEK TOT HET HOREN VAN DE GETUIGE [naam journalist] GENOMEN OP DE TERECHTZITTING VAN 15 JANUARI 2020.
Getuige
Verzoek verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd [naam journalist] opnieuw te horen als getuige. De raadkamer heeft namelijk bij de beoordeling van de gijzeling een onjuist en te inhoudelijk toetsingskader met betrekking tot het verschoningsrecht gehanteerd.
Gang van zaken
- -
Op 22 februari 2019 heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging beslist dat [naam journalist] een journalist, door de rechter-commissaris als getuige (hierna: de getuige) zal worden gehoord.
- -
De raadsman van de getuige heeft voorafgaand aan het verhoor bij de rechter-commissaris een gemotiveerd beroep gedaan op het verschoningsrecht ex artikel 218a Sv.
- -
Op 28 juni 2019 heeft de rechter commissaris - onder meer - beslist dat de getuige geen verschoningsrecht toekomt omdat - kort gezegd - de bron van de journalist al duidelijk zou zijn. Dit is alleen anders als het gaat om informatie afkomstig uit een andere bron.
- -
Op 24 oktober 2019 is de getuige door de rechter-commissaris gehoord. Tijdens het verhoor heeft de getuige een geschreven verklaring overgelegd. Daarin heeft de getuige (nogmaals) uiteengezet waarom hij vindt dat hem een journalistiek verschoningsrecht toekomt. Tijdens het verhoor heeft de getuige verklaard de vragen van de verdediging te kennen en geen antwoord te willen geven op vragen. Daarbij heeft de getuige meermalen verwezen naar de door hem opgestelde verklaring.
- -
Aan de getuige is één vraag gesteld, te weten wat hij bedoelde met: ‘want die hele zaak gaat nu als een nachtkaars uit’ De getuige heeft die vraag niet willen beantwoorden. Na door de rechter-commissaris er meermalen op gewezen te zijn dat de getuige de vraag diende te beantwoorden heeft de getuige dit geweigerd.
- -
De rechter-commissaris heeft de getuige vervolgens gegijzeld.
- -
Bij beschikking van 25 oktober 2019 heeft de raadkamer de getuige ontslagen uit de gijzeling.
In die beschikking is - onder meer - het navolgende overwogen:
‘De journalist heeft bij de rechter-commissaris geweigerd de vraag te beantwoorden wat hij
bedoelde met de opmerking ‘want die hele zaak gaat nu uit als een nachtkaars’. (…) de beantwoording van deze en soortgelijke vragen [valt] inderdaad onder het verschoningsrecht van artikel 218a lid 1 Sv.
‘Er is de rechtbank ter zitting onvoldoende gebleken van een zodanig zwaarwegend belang
dat dit nu zou moeten leiden tot doorbreking van het verschoningsrecht. Het door de
rechtbank op 22 februari 2019 aangenomen verdedigingsbelang bij het horen van de getuige
acht de rechtbank hiervoor niet voldoende. Dit klemt temeer nu ook de verdediging tijdens
de behandeling in de raadkamer niet op voortzetting van de gijzeling heeft aangedrongen.’
Beoordeling verzoek
Vooropgesteld wordt dat de getuige op 22 februari 2019 door de rechtbank is toegewezen. De zittingsrechter heeft nog geen oordeel gegeven over de gang van zaken omtrent de getuige en over de vraag of het verhoor van de getuige is afgerond. Het opnieuw verzoeken van de getuige kan daarom niet aan de orde zijn en zal worden afgewezen.
Over de gang van zaken rondom de getuige kan nog wel het volgende worden opgemerkt.
De vraag of een getuige een terecht beroep heeft gedaan op een verschoningsrecht of dat een eventueel gerechtvaardigd beroep op het verschoningsrecht, vanwege een zwaarder wegend maatschappelijk belang, moet worden afgewezen moet uiteindelijk door de zittingsrechter worden beantwoord bij de bewijswaardering. In die zin dienen de beslissingen van de rechtbank in raadkamer evenals die van de rechter-commissaris gezien te worden als voorlopige beslissingen over de reikwijdte van het verschoningsrecht van de getuige.
De getuige heeft in de aanloop naar en tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris een integraal beroep gedaan op zijn verschoningsrecht. De getuige heeft tijdens het verhoor volhard in zijn weigering om antwoord te geven op de hem gestelde vraag. Na dreiging met gijzeling door de rechter-commissaris en na door de rechter-commissaris voor de laatste maal in de gelegenheid te zijn gesteld de vraag te beantwoorden, heeft de getuige geweigerd te antwoorden en is hij bij zijn integrale en categorische weigering om te antwoorden gebleven.
Een dergelijke categorische weigering verhoudt zich niet met het wettelijk systeem. Tijdens een verhoor van een journalist als getuige zal steeds per vraag moeten worden beoordeeld of de getuige een terecht beroep doet op een journalistiek verschoningsrecht of niet. Anders gezegd: een journalist heeft géén absoluut verschoningsrecht en het is aan de rechterlijke autoriteiten om in het concrete geval te beoordelen hoe ver dat verschoningsrecht strekt.
Een en ander is van belang omdat het al dan niet terecht een beroep doen op een (journalistiek) verschoningsrecht namelijk - in het algemeen - van belang kan zijn voor de vraag of een verdachte een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om een getuige daadwerkelijk te (doen) ondervragen in de zin van art. 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM. Dit kan weer van belang zijn voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Vastgesteld wordt dat pas één vraag aan de getuige is gesteld en dat een concrete afweging per vraag of een eventueel beroep op een verschoningsrecht terecht is of niet, niet heeft plaatsgehad. Een mogelijkheid zou daarom zijn om de rechter-commissaris te vragen het verhoor van de getuige voort te zetten en de rechter-commissaris per vraag te laten beoordelen hoe ver het verschoningsrecht van de getuige strekt.
Toch zal de rechtbank daar op dit moment niet toe overgaan. De getuige kent alle vragen van de verdediging. De getuige heeft stellig, met klem en met volharding verklaard geen vragen te willen beantwoorden. Ook na gijzeling is hij daarbij gebleven. Het is verre van aannemelijk dat dit anders zal zijn als de rechtbank de zaak weer terugstuurt naar de rechter-commissaris voor de voortzetting van het verhoor. Ook ligt het niet in de lijn van de verwachting dat de getuige zich door de rechter-commissaris zal laten overtuigen of dat een eventuele hernieuwde gijzeling soelaas zal bieden.
Bij die stand van zaken is voortzetting van het verhoor bij de rechter-commissaris - in ieder geval op dit moment - zinloos.
Als het op enig moment voor het recht op een eerlijk proces van belang wordt dat de reikwijdte van het verschoningsrecht van de getuige per vraag moet worden beoordeeld, zal de rechtbank het verhoor zelf voortzetten. De zittingsrechter kan namelijk het beste zelf beoordelen hoe de belangen van de verdachte en die van de getuige tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Conclusie
Het verzoek wordt afgewezen.
Uitspraak 25‑10‑2019
Inhoudsindicatie
NOS-journalist ontslagen uit gijzeling De raadkamer van de rechtbank Rotterdam heeft een journalist van de NOS, die gisteren door de rechter-commissaris in gijzeling was gesteld toen hij weigerde als getuige in een strafzaak een verklaring af te leggen, uit de gijzeling ontslagen. Verschoningsrecht Het oordeel van de rechtbank luidt als volgt. Aan de journalist als getuige komt een verschoningsrecht toe. Dat recht is niet absoluut, in de zin dat hij op geen enkele vraag antwoord zou hoeven geven, maar betekent in elk geval wel dat hij geen vragen hoeft te beantwoorden waardoor hij (informatie over) zijn bronnen zou prijsgeven. Ruime uitleg Dat verschoningsrecht moet ruim worden uitgelegd en geldt daarom ook, zoals hier, als uit andere informatie al duidelijk is wie de bron is. De vragen die de getuige in dit geval gesteld zouden worden, vallen volgens de rechtbank (en anders dan de rechter-commissaris eerder van oordeel was) allemaal onder het verschoningsrecht van de journalist. De journalist hoeft daarom geen uitleg te geven over uitlatingen van hem die hij heeft gedaan in een gesprek met zijn bron. Belangenafweging Vervolgens is doorbreking van het verschoningsrecht volgens de wet nog mogelijk, maar de rechtbank vindt dat hier niet aan de orde, omdat het fundamentele belang van bronbescherming in dit geval zwaarder weegt dan andere belangen, zoals het ondervragingsrecht van de verdediging.
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/750209-15
Bevel ontslag uit gijzeling getuige
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, in de zaak van de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Procedure
De rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam heeft op 24 oktober 2019 in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer de gijzeling bevolen van:
[naam gegijzelde] ,
geboren op [geboortedatum gegijzelde] te [geboorteplaats gegijzelde] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman, mr. F. van Ardenne, advocatenkantoor Van Ardenne & Crince le Roy Advocaten N.V. te Rotterdam.
Aan dat bevel is ten grondslag gelegd dat hij als getuige tijdens zijn verhoor door de rechter-commissaris op 24 oktober 2019 zonder wettige grond heeft geweigerd de hem gestelde vragen te beantwoorden. Het bevel is op diezelfde dag ter beschikking gesteld aan de rechtbank.
De rechter-commissaris heeft tevens op 24 oktober 2019 middels een proces-verbaal van bevindingen verslag gedaan aan de rechtbank van hetgeen is voorgevallen bij het verhoor.
Ten behoeve van de beantwoording van de vraag of de gijzeling dient te worden voortgezet dan wel beëindigd, heeft op 25 oktober 2019 een behandeling in raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- -
De gegijzelde en zijn raadslieden mrs. F. van Ardenne en J.S. Bilgi;
- -
De verdachte en zijn raadsman mr. E. Manders;
- -
De officier van justitie mr. P.A. Willemse.
Voorts heeft de voorzitter bijzondere toegang verleend aan dhr. [naam 1] en mevr. [naam 2] .
Feiten
De verdachte is naar voren gekomen in het onderzoek naar de zogenaamde “vergismoord” op 1 januari 2014 in Berkel en Rodenrijs. In dat onderzoek is de telefoon van een getuige enige tijd getapt geweest. Door die tap heeft de officier van justitie kennis gekregen van een drietal tapgesprekken tussen die getuige (de bron) en een journalist, te weten de thans gegijzelde [naam gegijzelde] (hierna: “de journalist”). Deze drie gesprekken zijn in het strafdossier van de verdachte gevoegd.
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de journalist door de rechter-commissaris als getuige in de strafzaak te laten horen. De rechtbank heeft dit verzoek op 22 februari 2019 toegewezen.
De journalist heeft zich vervolgens op voorhand beroepen op zijn verschoningsrecht. Naar aanleiding daarvan heeft de rechter-commissaris op 28 juni 2019 beslist dat hem dit verschoningsrecht slechts ten dele toekomt, te weten niet ten aanzien van de drie in het dossier opgenomen tapgesprekken en de (reeds bekende) bron daarvan, maar wel voor zover hem zou worden gevraagd naar informatie die uit andere bron afkomstig zou zijn.
Op 24 oktober 2019 heeft het verhoor van de journalist bij de rechter-commissaris plaatsgevonden en is hem door de raadsman van de verdachte een eerste vraag gesteld.
De journalist heeft zich van aanvang af categorisch op zijn journalistiek verschoningsrecht beroepen en gesteld geen enkele vraag te zullen beantwoorden.
Ook nadat de rechter-commissaris hem op de inhoud van de beslissing van 28 juni 2019 had gewezen en hem wederom had verzocht de vraag van de raadsman te beantwoorden, is hij bij zijn eerdere weigering gebleven.
Hierop heeft de rechter-commissaris ambtshalve de gijzeling van de journalist bevolen.
Beoordeling
Uitgangspunt is dat een door de rechter-commissaris opgeroepen getuige gehouden is alle gestelde vragen te beantwoorden, tenzij er sprake is van een verschoningsrecht.
De journalist heeft bij de rechter-commissaris het hem beroepshalve toekomende verschoningsrecht ingeroepen. Dit recht is neergelegd in artikel 218a van het Wetboek van Strafvordering en kan blijkens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ook worden ontleend aan artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Burgerlijke Vrijheden (EVRM).
De raadsman van de verdachte heeft betwist dat de verdachte enig journalistiek verschoningsrecht toekomt. De getuige is weliswaar journalist, maar hij heeft volgens de raadsman van de verdachte in zijn contacten met “de bron” niet als journalist gehandeld.
De getuige zou met zijn bron hebben samengespannen om de verdachte ten onrechte de schuld van de moord op [naam slachtoffer] in de schoenen te schuiven.
De rechtbank passeert deze stelling. Vaststaat dat de getuige journalist is bij de NOS.
Het is niet aannemelijk geworden dat zijn contacten met de bron op iets anders gericht waren dan op het verkrijgen van informatie uit het criminele circuit.
De rechtbank stelt daarom vast dat de getuige journalist is en daarmee een beroep kan doen op artikel 218a Sv. Lid 1 van dit artikel luidt:
“Getuigen die als journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring, beschikken over gegevens van personen die deze gegevens ter openbaarmaking hebben verstrekt, kunnen zich verschonen van het beantwoorden van vragen over de herkomst van die gegevens.”
De rechtbank legt deze bepaling uit met inachtneming van de rechtspraak van het EHRM over het journalistieke verschoningsrecht in relatie tot artikel 10 EVRM.
Het verschoningsrecht is niet absoluut, maar is beperkt tot bronbescherming in het belang van de vrije nieuwsgaring. Het gaat daarbij niet alleen om de naam van de bron, maar ook om informatie over de feitelijke omstandigheden waaronder de journalist informatie van een bron heeft verkregen en de ongepubliceerde inhoud van de door de bron aan de journalist geleverde informatie.
Dat in deze zaak relatief veel bekend is over de wijze waarop de journalist informatie heeft verkregen van de bron doet daar niet aan af.
In het dossier bevinden zich drie getapte telefoongesprekken, maar gesteld noch gebleken is dat dit alle contacten zijn geweest tussen de journalist en de bron.
Het verschoningsrecht geldt blijkens rechtspraak van het EHRM (in beginsel) ook voor bronnen die niet of niet langer anoniem zijn. Het omvat – voor zover hier van belang – ook en in het bijzonder het recht van de journalist om geen tekst en uitleg te hoeven geven over een door hem met een bron gevoerd gesprek.
Te beperkte uitleg van wat onder bronbescherming valt heeft, zoals het EHRM herhaalde malen benadrukt heeft, een afschrikwekkende werking op het delen van informatie door bronnen die anoniem willen blijven en is aldus een gevaar voor de vrije nieuwsgaring.
De journalist heeft bij de rechter-commissaris geweigerd de vraag te beantwoorden wat hij bedoelde met de opmerking ‘want die hele zaak gaat nu uit als een nachtkaars’. Gelet op het voorgaande valt de beantwoording van deze en soortgelijke vragen inderdaad onder het verschoningsrecht van artikel 218a lid 1 Sv.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of dat verschoningsrecht moet wijken voor zwaarwegende belangen als bedoeld in artikel 218a lid 2 Sv. Dat deel van het artikel bepaalt:
“De rechter-commissaris kan het beroep van de getuige [op het verschoningsrecht] afwijzen indien hij oordeelt dat bij het onbeantwoord blijven van vragen aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht.”
Bij deze belangenafweging moet veel gewicht worden toegekend aan het fundamentele belang van de vrijheid van nieuwsgaring zoals benadrukt in vaste rechtspraak van het EHRM.
Er is de rechtbank ter zitting onvoldoende gebleken van een zodanig zwaarwegend belang dat dit nu zou moeten leiden tot doorbreking van het verschoningsrecht. Het door de rechtbank op 22 februari 2019 aangenomen verdedigingsbelang bij het horen van de getuige acht de rechtbank hiervoor niet voldoende. Dit klemt temeer nu ook de verdediging tijdens de behandeling in de raadkamer niet op voortzetting van de gijzeling heeft aangedrongen.
Dit brengt mee dat de journalist zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft kunnen beroepen. Daarmee vervalt de grondslag voor zijn gijzeling.
De slotsom is dat de gijzeling met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven.
Beslissing
De rechtbank gelast met onmiddellijke ingang het ontslag van de getuige uit de gijzeling.
Aldus gegeven op 25 oktober 2019 door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. C.G. van de Grampel en N. Doorduijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing,
Rotterdam, de Ovj
Gezien op: dir. Hvb/PI
Uitspraak 28‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Gedeeltelijke afwijzing beroep journalistiek verschoningsrecht op grond bronbescherming
Rechtbank Rotterdam
Kabinet van de rechter-commissaris
Parketnummer : 10/750209-15
RC-nummer : 15/2877
Beslissing op beroep van verschoningsrecht, in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
wonende aan de [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Ter terechtzitting van 22 februari 2019 heeft de Rechtbank bepaald dat, onder meer, [naam getuige] als getuige zal worden gehoord en daartoe verwezen naar de rechter-commissaris.
Bij e-mail van 28 maart 2019 heeft mr. F. van Ardenne zich namens de getuige (en de NOS) gemeld en aangekondigd dat de getuige voornemens is zich op een hem als journalist toekomend verschoningsrecht te beroepen. Dit standpunt heeft de raadsman op verzoek van de rechter-commissaris bij brief van 9 april 2019 nader gemotiveerd.
Bij e-mail van 12 april 2019 heeft de officier van justitie haar zienswijze gegeven inhoudende dat van bronbescherming in casu geen sprake kan zijn.
Bij e-mail van 15 april 2019 heeft de raadsman van de verdachte zijn standpunt geformuleerd, eveneens inhoudende dat van bronbescherming in casu geen sprake kan zijn.
Op 14 juni 2019 heeft een regiebijeenkomst op het Kabinet van de rechter-commissaris plaatsgevonden.
Bij die gelegenheid heeft mr. Van Ardenne namens de getuige het woord gevoerd conform de door hem overgelegde pleitnotitie. Zakelijk weergegeven stelt de raadsman dat het er niet toe doet dat de bron van getuige reeds met naam en toenaam bekend is aan alle procespartijen, omdat het recht op bronbescherming ruimer is dan enkel de identiteit van de bron. De raadsman verwijst ter onderbouwing naar rechtspraak van het EHRM. Daarnaast is volgens de raadsman geen sprake van een situatie waarin het recht op bronbescherming zou moeten wijken voor een zwaarder wegend maatschappelijk belang.
Mr. Manders, raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van enig recht op bronbescherming omdat de bron reeds bekend is. Tevens is sprake van een zwaarder wegend maatschappelijk belang omdat de getuige actief met de bron samenspant, teneinde de verdachte een moord in de schoenen te schuiven die deze laatste niet begaan of bevolen heeft.
De officier van justitie heeft gepersisteerd in het eerder ingenomen standpunt. Geen recht op bronbescherming ten aanzien van de reeds bekende bron, wel ten aanzien van mogelijke andere bronnen.
Beoordeling
In het onderhavige geval heeft de rechtbank het verhoor van de getuige gelast naar aanleiding van zich in het dossier bevindende tapgesprekken tussen de getuige en de bron. Voor wat betreft deze bron is de naam en toenaam bekend. Niet uitsluitend bij de procespartijen, maar ook bij derden aangezien het verzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank is besproken, waarbij ook, meermaals, de naam van de bron is gevallen. Niet alleen de naam van de bron is echter bekend. Ten aanzien van de informatie die blijkt uit de opgenomen telefoongesprekken zijn in casu tevens de feitelijke omstandigheden waaronder de getuige de informatie heeft verkregen bekend. Tot slot kan ten aanzien van de tapgesprekken geen sprake zijn van ongepubliceerde inhoud van door de bron geleverde informatie, aangezien die tapgesprekken integraal in het dossier zijn opgenomen.
Ten aanzien van deze tapgesprekken en de bron daarvan komt de getuige derhalve geen verschoningsrecht (meer) toe.
Dat geldt niet indien bij gelegenheid van het verhoor wordt gevraagd naar informatie die uit andere bron afkomstig zou zijn. Ten aanzien van zo’n andere bron komt de getuige nog wel een verschoningsrecht toe. Of dat het geval is zal bij het verhoor van vraag tot vraag moeten worden beoordeeld. De rechter-commissaris merkt nu reeds op dat de getuige ten overstaan van de rechter-commissaris steeds voldoende concreet zal moeten motiveren dat informatie uit een andere bron afkomstig is. De rechter-commissaris zal in voorkomend geval van die motivering kennis nemen buiten aanwezigheid van de raadsman van de verdachte en de officier van justitie. Bij honorering van een beroep op het recht op bronbescherming zal hetgeen de getuige de rechter-commissaris ter motivering heeft medegedeeld niet in het proces-verbaal van verhoor worden opgenomen.
Beslissing
Wijst af het beroep op verschoningsrecht ten aanzien van de uit de tapgesprekken reeds bekende bron.
Aldus gedaan te Rotterdam op 28 juni 2019.
mr. J.B. Smits,
rechter-commissaris