Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1149 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1149)
- Inwerkingtreding
31-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1149)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
EU-recht / Instituties
(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589, en tot intrekking van Besluit (EU) 2016/344
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 46 en 48,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting zijn grondbeginselen van de interne markt van de Unie die in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn verankerd.
- (2)
Op grond van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) zet de Unie zich in voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, bevordert zij sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en bestrijdt zij discriminatie. Op grond van artikel 9 VWEU houdt de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en de bevordering van een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.
- (3)
De Europese pijler van sociale rechten was het onderwerp van een gezamenlijke afkondiging van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdens de sociale top voor eerlijke banen en groei in Göteborg op 17 november 2017. Tijdens die top is de noodzaak beklemtoond om mensen op de eerste plaats te zetten teneinde de sociale dimensie van de Unie verder tot ontwikkeling te brengen, en om convergentie te bevorderen via inspanningen op alle niveaus, zoals bevestigd in de conclusies van de Europese Raad na zijn bijeenkomst op 14 en 15 december 2017.
- (4)
In hun gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2018 en 2019 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich ertoe verbonden maatregelen te nemen om de sociale dimensie van de Unie te versterken door de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te verbeteren, de werknemers tegen gezondheidsrisico's op het werk te beschermen, een rechtvaardige behandeling van iedereen op de arbeidsmarkt van de Unie te waarborgen met behulp van gemoderniseerde regels inzake de detachering van werknemers, en de grensoverschrijdende handhaving van het Unierecht verder te verbeteren.
- (5)
Teneinde de rechten van mobiele werkers te beschermen en eerlijke mededinging tussen bedrijven te bevorderen, met name in kleine en middelgrote ondernemingen, is het van cruciaal belang de grensoverschrijdende handhaving van het Unierecht op het gebied van de arbeidsmobiliteit te verbeteren en misbruik aan te pakken.
- (6)
Er moet een Europese Arbeidsautoriteit (de ‘Autoriteit’) worden opgericht met het oog op meer rechtvaardigheid en vertrouwen in de interne markt. De doelstellingen van de Autoriteit moeten duidelijk worden omschreven met een sterke nadruk op een beperkt aantal taken om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet op gebieden waar de Autoriteit de grootste toegevoegde waarde kan leveren. Daartoe moet de Autoriteit de lidstaten en de Commissie bijstaan bij het versterken van de toegang tot informatie, moet zij de naleving en de samenwerking tussen de lidstaten ondersteunen bij de consequente, efficiënte en doeltreffende toepassing en handhaving van het Unierecht betreffende arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in de Unie, en moet zij bemiddelen en tot een oplossing bijdragen als er zich geschillen voordoen.
- (7)
Het verbeteren van de toegang van personen en werkgevers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, tot informatie over hun rechten en plichten op het gebied van arbeidsmobiliteit, vrij verkeer van diensten en de coördinatie van de sociale zekerheid, is van essentieel belang om hen in staat te stellen het volledige potentieel van de interne markt te genieten.
- (8)
De Autoriteit moet haar activiteiten uitvoeren op het gebied van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit in de gehele Unie en de coördinatie van de sociale zekerheid, met inbegrip van de vrijheid van verkeer voor werknemers, de detachering van werknemers en uiterst mobiele diensten. Zij moet ook de samenwerking tussen de lidstaten versterken bij de bestrijding van zwartwerk en andere situaties waarin de goede werking van de interne markt in het gedrang komt, zoals brievenbusmaatschappijen en schijnzelfstandigheid, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om over nationale maatregelen te beslissen. Wanneer de Autoriteit bij de uitvoering van haar activiteiten onregelmatigheden op gebieden van het Unierecht vermoedt, zoals schendingen van de arbeidsvoorwaarden of gezondheids- en veiligheidsvoorschriften, of arbeidsuitbuiting, moet zij hierover verslag kunnen uitbrengen aan, en rond die aangelegenheden kunnen samenwerken met, de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten en waar passend de Commissie en andere bevoegde organen van de Unie.
- (9)
Tot het werkterrein van de Autoriteit moeten specifieke, in deze verordening vermelde rechtshandelingen van de Unie behoren, met inbegrip van wijzigingen hiervan. Die lijst moet worden uitgebreid wanneer verdere rechtshandelingen van de Unie op het gebied van de arbeidsmobiliteit in de gehele Unie worden goedgekeurd.
- (10)
De Autoriteit moet proactief bijdragen aan Unie- en nationale inspanningen op het gebied van arbeidsmobiliteit in de gehele Unie en de coördinatie van de sociale zekerheid, door haar taken uit te voeren in volledige samenwerking met de instellingen en organen van de Unie en de lidstaten, en daarbij dubbel werk vermijden, en synergie en complementariteit bevorderen.
- (11)
De Autoriteit moet de toepassing en de handhaving van het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening helpen vergemakkelijken en de handhaving van die bepalingen ondersteunen die door middel van algemeen verbindend verklaarde collectieve overeenkomsten worden uitgevoerd overeenkomstig de praktijken van de lidstaten. Daartoe moet de Autoriteit één Uniewebsite opzetten die toegang geeft tot alle relevante websites van de Unie en de nationale websites die zijn opgezet overeenkomstig Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad (5). Zonder afbreuk te doen aan de taken en activiteiten van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die is opgericht bij Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) (de ‘Administratieve Commissie’), moet de Autoriteit ook bijstand verlenen bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.
- (12)
In bepaalde gevallen is sectorspecifiek Unierecht vastgesteld om aan specifieke behoeften in bepaalde sectoren, zoals het internationaal vervoer, met inbegrip van het vervoer over de weg, het spoor, de zee, binnenlandse waterwegen en via de lucht, te voldoen. Binnen het toepassingsgebied van deze verordening moet de Autoriteit zich ook bezighouden met grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit- en socialezekerheidsaspecten van de toepassing van dergelijk sectorspecifiek Unierecht. De reikwijdte van de activiteiten van de Autoriteit, met name de vraag of haar activiteiten moeten worden uitgebreid tot verdere rechtshandelingen van de Unie die de sectorspecifieke behoeften op het gebied van internationaal vervoer betreffen, moet regelmatig worden geëvalueerd en moet, indien nodig, worden herzien.
- (13)
De activiteiten van de Autoriteit moeten zich uitstrekken over personen die onderworpen zijn aan het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening, met inbegrip van werknemers, zelfstandigen en werkzoekenden. Tot deze personen moeten burgers van de Unie behoren, evenals onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven — bijvoorbeeld gedetacheerde werknemers, binnen een onderneming overgeplaatste personen of langdurig ingezetenen — en hun gezinsleden, overeenkomstig het Unierecht waarbij hun mobiliteit binnen de Unie wordt geregeld.
- (14)
De oprichting van de Autoriteit mag geen nieuwe rechten of plichten meebrengen voor personen of werkgevers, met inbegrip van marktdeelnemers en organisaties zonder winstoogmerk, aangezien de activiteiten van de Autoriteit die personen en werkgevers moeten betreffen in de mate waarin ze onder het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Meer samenwerking op het gebied van handhaving mag geen buitensporige administratieve lasten opleveren voor mobiele werknemers of werkgevers, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, noch de arbeidsmobiliteit ontmoedigen.
- (15)
Om ervoor te zorgen dat personen en werkgevers de voordelen kunnen genieten van een eerlijke en doeltreffende interne markt, moet de Autoriteit de lidstaten ondersteunen bij het bevorderen van de mogelijkheden inzake arbeidsmobiliteit of inzake het verlenen van diensten en aanwervingen overal in de Unie, met inbegrip van mogelijkheden voor de toegang tot diensten op het gebied van grensoverschrijdende mobiliteit, zoals de grensoverschrijdende matching van jobs, stages en leerlingplaatsen, en mobiliteitsregelingen, bijvoorbeeld ‘Je eerste Eures-baan’ of ‘ErasmusPRO’. De Autoriteit moet tevens de transparantie van de informatie, ook over de in het Unierecht bepaalde rechten en plichten, helpen verbeteren, alsook de toegang tot diensten voor personen en werkgevers, in samenwerking met andere informatiediensten van de Unie, zoals ‘Uw Europa — Advies’, en ertoe bijdragen dat ten volle wordt gebruikgemaakt van en voor consistentie wordt gezorgd met de portaalsite ‘Uw Europa’, die de ruggengraat moet vormen van de éne digitale toegangspoort die is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad (7).
- (16)
De Autoriteit moet daartoe samenwerken binnen andere relevante initiatieven en netwerken van de Unie — met name het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening, het European Enterprise Network, het Border Focal Point Solvit en het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie, evenals in relevante nationale diensten, zoals de overeenkomstig Richtlijn 2014/54/EU door de lidstaten aangewezen organen ter bevordering van gelijke behandeling en ter ondersteuning van werknemers in de Unie en hun familieleden. De Autoriteit moet de Commissie vervangen bij het beheer van het bij Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad (8) opgerichte Europees coördinatiebureau van het Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (Eures), met inbegrip van de vaststelling van de behoeften van de gebruikers en de vereisten voor de doeltreffendheid van het Eures-portaal en de bijbehorende diensten op het gebied van informatietechnologie (IT), maar met uitzondering van het verlenen van IT en de exploitatie en ontwikkeling van de IT-infrastructuur, waarvoor de Commissie zelf zal blijven zorgen.
- (17)
Teneinde te zorgen voor een eerlijke, eenvoudige en doeltreffende toepassing en handhaving van het Unierecht moet de Autoriteit de samenwerking en de tijdige uitwisseling van informatie tussen de lidstaten bevorderen. Samen met andere personeelsleden is het aan de nationale verbindingsfunctionarissen die binnen de Autoriteit werkzaam zijn, de naleving door de lidstaten van hun samenwerkingsverplichtingen te bevorderen, uitwisselingen tussen lidstaten te versnellen met behulp van procedures die vertragingen moeten verminderen en voor links met andere krachtens het Unierecht opgerichte nationale verbindingsbureaus, organen en contactpunten te zorgen. De Autoriteit moet het gebruik van innovatieve methoden voor doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende samenwerking stimuleren, met inbegrip van elektronische instrumenten voor de uitwisseling van gegevens, zoals het systeem voor de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens (EESSI) en het Informatiesysteem interne markt (IMI-systeem), en bijdragen tot de verdere digitalisering van procedures en tot de verbetering van IT-instrumenten voor de uitwisseling van berichten tussen nationale autoriteiten.
- (18)
Om de lidstaten beter in staat te stellen de bescherming te garanderen van personen die hun recht op vrij verkeer uitoefenen en grensoverschrijdende onregelmatigheden aan te pakken met betrekking tot het Unierecht dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, moet de Autoriteit de nationale autoriteiten ondersteunen bij het uitvoeren van onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties, onder meer door de uitvoering van de inspecties overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2014/67/EU te vergemakkelijken. Die inspecties moeten plaatsvinden als de lidstaten erom verzoeken of als de lidstaten met het voorstel van de Autoriteit instemmen. De Autoriteit moet strategische, logistieke en technische bijstand verlenen aan de lidstaten die aan de onderling afgestemde of gezamenlijke inspecties deelnemen, met volledige inachtneming van de vertrouwelijkheidsvoorschriften. De inspecties moeten in overeenstemming met de betrokken lidstaten worden uitgevoerd en binnen het rechtskader van het nationale recht of de nationale praktijk van de lidstaten vallen waar zij plaatsvinden. De lidstaten moeten zorgen voor de follow-up van de resultaten van de onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties overeenkomstig hun nationale recht of praktijk.
- (19)
Onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties mogen niet in de plaats komen van en geen afbreuk doen aan nationale bevoegdheden. De nationale autoriteiten moeten ook volledig bij dergelijke inspecties betrokken zijn en volledig gezag hebben. Indien vakbonden op nationaal niveau met de inspecties belast zijn, moeten onderling afgestemde en gezamenlijke inspecties plaatsvinden na instemming van en in samenwerking met de relevante sociale partners.
- (20)
Om op de hoogte te blijven van nieuwe trends, uitdagingen of lacunes op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van de sociale zekerheid, moet de Autoriteit, in samenwerking met de lidstaten en waar passend de sociale partners, een analytische en risicobeoordelingscapaciteit ontwikkelen. Daarbij moeten studies en analyses van de arbeidsmarkt worden uitgevoerd, evenals collegiale toetsingen (peer reviews). De Autoriteit moet potentiële onevenwichtigheden in termen van vaardigheden en grensoverschrijdende arbeidsstromen monitoren, met inbegrip van de mogelijke effecten ervan voor de territoriale samenhang. De Autoriteit moet ook de in artikel 10 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde risicobeoordeling ondersteunen. De Autoriteit moet zorgen voor synergieën en complementariteit met agentschappen, diensten of netwerken van de Unie. Daarbij moet onder meer worden gestreefd naar input van Solvit en soortgelijke diensten over sectorspecifieke uitdagingen en steeds terugkerende problemen inzake arbeidsmobiliteit binnen het toepassingsgebied van deze verordening. De Autoriteit moet ook die activiteiten op het gebied van gegevensverzameling vergemakkelijken en stroomlijnen waarin het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening voorziet. Dit brengt geen nieuwe rapportageverplichtingen voor de lidstaten mee.
- (21)
Om de capaciteit van de nationale autoriteiten op het gebied van arbeidsmobiliteit en de coördinatie van sociale zekerheid te versterken en de samenhang bij de toepassing van het Unierecht binnen het toepassingsgebied van deze verordening te verbeteren, moet de Autoriteit operationele bijstand verlenen aan nationale autoriteiten, onder meer door praktische richtsnoeren op te stellen, opleidingen en programma's voor collegiaal leren te ontwikkelen, ook voor arbeidsinspectiediensten om problemen als schijnzelfstandigheid en misbruik van detacheringen aan te pakken, projecten voor wederzijdse assistentie te bevorderen, uitwisselingen van personeel, zoals de in artikel 8 van Richtlijn 2014/67/EU bedoelde uitwisselingen, te vergemakkelijken en de lidstaten te steunen bij de organisatie van voorlichtingscampagnes om personen en werkgevers over hun rechten en plichten te informeren. De Autoriteit moet de uitwisseling, de verspreiding en de toepassing van goede praktijken en kennis bevorderen, alsook wederzijds begrip van de verschillende nationale stelsels en praktijken bevorderen.
- (22)
De Autoriteit moet synergieën tot stand brengen bij haar taak om te zorgen voor een eerlijke arbeidsmobiliteit en het aanpakken van zwartwerk. Voor de toepassing van deze verordening betekent zwartwerk ‘aanpakken’ het voorkomen, tegengaan en bestrijden van zwartwerk, alsmede het bevorderen van de aanmelding van zwartwerk. Voortbouwend op de kennis en de werkmethoden van het Europees Platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk, opgericht bij Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad (9), moet de Autoriteit, met de betrokkenheid van de sociale partners, een permanente werkgroep opzetten, eveneens genaamd het Platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk. De Autoriteit moet zorgen voor een soepele overdracht van de bestaande activiteiten van het platform dat werd opgericht bij Besluit (EU) 2016/344 aan de nieuwe werkgroep binnen de Autoriteit.
- (23)
De Autoriteit moet een bemiddelende rol spelen. De lidstaten moeten individuele gevallen voor bemiddeling naar de Autoriteit kunnen verwijzen, nadat zij er niet in zijn geslaagd deze door middel van rechtstreekse contacten en dialoog op te lossen. Bemiddeling mag enkel geschillen tussen lidstaten betreffen, terwijl personen en werkgevers die bij de uitoefening van hun Unierechten moeilijkheden ondervinden, moeten kunnen blijven beschikken over de diensten van de lidstaten en van de Unie die zich specifiek met dergelijke zaken bezighouden, zoals het Solvit-netwerk, waarnaar de Autoriteit dergelijke zaken moet verwijzen. Het Solvit-netwerk moet ook zaken ter overweging naar de Autoriteit kunnen verwijzen die niet kunnen worden opgelost als gevolg van meningsverschillen tussen nationale overheidsdiensten. De Autoriteit moet haar bemiddelende rol kunnen spelen, onverminderd de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het ‘Hof van Justitie’) betreffende de interpretatie van het Unierecht en onverminderd de bevoegdheid van de Administratieve Commissie.
- (24)
Het Europees interoperabiliteitskader biedt beginselen en aanbevelingen om de governance van interoperabiliteitsactiviteiten en de openbare dienstverlening te verbeteren, organisatie- en grensoverschrijdende verbanden op te zetten, processen ter ondersteuning van digitale eind-tot-einddiensten te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat bestaande en nieuwe wetgeving de interoperabiliteitsbeginselen ondersteunt. De Europese interoperabiliteitsreferentiearchitectuur (EIRA) is een generieke structuur die beginselen en richtsnoeren omvat voor de uitvoering van interoperabiliteitsoplossingen, als bedoeld in Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad (10). Het Europees interoperabiliteitskader en de EIRA moeten als richtsnoer en steun voor de Autoriteit fungeren op het gebied van interoperabiliteit.
- (25)
De Autoriteit moet ernaar streven betere toegang te verlenen tot online-informatie en -diensten voor belanghebbenden op Unie- en nationaal niveau, en moet de informatie-uitwisseling tussen hen onderling faciliteren. Daarom moet de Autoriteit het gebruik van digitale instrumenten waar mogelijk aanmoedigen. Naast IT-systemen en websites spelen digitale instrumenten zoals onlineplatforms en databanken een steeds belangrijkere rol op de markt van de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit. Dergelijke instrumenten zijn dus nuttig om gemakkelijk toegang te verschaffen tot relevante online-informatie, en om de informatie-uitwisseling voor belanghebbenden op Unie- en nationaal niveau betreffende hun grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken.
- (26)
De Autoriteit moet ernaar streven dat websites en mobiele applicaties voor de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde taken voldoen aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften van de Unie. Volgens Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad (11) moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun overheidswebsites toegankelijk zijn in overeenstemming met de beginselen van waarneembaarheid, bedienbaarheid, begrijpelijkheid en robuustheid en dat zij voldoen aan de eisen van die richtlijn. Die richtlijn is niet van toepassing op websites of mobiele applicaties van instellingen, organen en instanties van de Unie. De Autoriteit moet er evenwel naar streven om te voldoen aan de in die richtlijn vervatte beginselen.
- (27)
De Autoriteit moet worden bestuurd en beheerd overeenkomstig de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 19 juli 2012 over de gedecentraliseerde agentschappen.
- (28)
Het gelijkheidsbeginsel is een fundamenteel beginsel van Unierecht. Dit houdt in dat de gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning. Alle partijen moeten streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raad van bestuur en de stakeholdergroep. Die doelstelling moet ook worden nagestreefd door de raad van bestuur met betrekking tot zijn voorzitter en vicevoorzitters, samen beschouwd.
- (29)
De lidstaten en de Commissie moeten in een raad van bestuur vertegenwoordigd zijn om ervoor te zorgen dat de Autoriteit doeltreffend kan functioneren. Het Europees Parlement en de sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau, met een gelijke vertegenwoordiging van de vakbonden en de werkgeversorganisaties en met een adequate vertegenwoordiging van de kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen ook vertegenwoordigers in de raad van bestuur benoemen. Bij de samenstelling van de raad van bestuur, met inbegrip van de selectie van de voorzitter en de vicevoorzitter, moet rekening worden gehouden met het evenwicht tussen mannen en vrouwen, ervaring en kwalificaties. Met het oog op het doeltreffend en efficiënt functioneren van de Autoriteit moet de raad van bestuur met name een jaarlijks werkprogramma vaststellen, zijn taken met betrekking tot de begroting van de Autoriteit uitvoeren, de voor de Autoriteit geldende financiële regels vaststellen, een uitvoerend directeur benoemen en de procedures vaststellen die de uitvoerend directeur moet volgen bij het nemen van besluiten met betrekking tot de operationele taken van de Autoriteit. Vertegenwoordigers van derde landen die het Unierecht toepassen binnen het toepassingsgebied van deze verordening, moeten als waarnemers aan de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen deelnemen.
- (30)
In uitzonderlijke gevallen waarin het hoogste niveau aan vertrouwelijkheid moet worden gehandhaafd, mogen de door het Europees Parlement benoemde onafhankelijke deskundige en de vertegenwoordigers van de sectoroverschrijdende organisaties van de sociale partners op Unieniveau niet aan de beraadslagingen van de raad van bestuur deelnemen. Een dergelijke bepaling moet duidelijk in het reglement van orde van de raad van bestuur worden vastgelegd en beperkt zijn tot gevoelige informatie over individuele gevallen om te waarborgen dat de doeltreffende participatie van de deskundige en de vertegenwoordigers in de werkzaamheden van de raad van bestuur niet onnodig wordt beperkt.
- (31)
Er moet een uitvoerend directeur worden benoemd om zorg te dragen voor het algehele administratieve bestuur van de Autoriteit en de uitvoering van de aan de Autoriteit toebedeelde taken. Andere personeelsleden kunnen de uitvoerend directeur vervangen wanneer dit nodig wordt geacht om voor het dagelijks bestuur van de Autoriteit te zorgen overeenkomstig de interne regels van de Autoriteit, zonder dat extra leidinggevende functies worden gecreëerd.
- (32)
Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie moeten de raad van bestuur en de uitvoerend directeur onafhankelijk zijn bij de uitvoering van hun taken en in het algemeen belang handelen.
- (33)
Op de gebieden binnen het toepassingsgebied van deze verordening moet de Autoriteit op de deskundigheid van relevante belanghebbenden kunnen rekenen via een specifieke stakeholdergroep. De leden moeten vertegenwoordigers van de sociale partners op Unieniveau zijn, waaronder erkende sectorale sociale partners op Unieniveau die sectoren vertegenwoordigen waar de problemen met betrekking tot arbeidsmobiliteit zich met name voordoen. De stakeholdergroep moet van tevoren worden gebriefd en moet adviezen bij de Autoriteit kunnen indienen, op verzoek of op eigen initiatief. Bij de uitvoering van haar activiteiten houdt de stakeholdergroep naar behoren rekening met het advies en de expertise van het bij Verordening (EG) nr. 883/2004 opgerichte Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het op grond van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12) opgerichte Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers.
- (34)
Om haar volledige autonomie en onafhankelijkheid te waarborgen moet de Autoriteit over een autonome begroting beschikken met inkomsten uit de algemene begroting van de Unie, eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten en eventuele bijdragen van derde landen die aan de werkzaamheden van de Autoriteit deelnemen. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen moet de Autoriteit ook financiering in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hocsubsidies kunnen krijgen, evenals vergoedingen voor publicaties en eventuele andere door de Autoriteit verleende diensten.
- (35)
De voor de werking van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten dienen te worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (Vertaalbureau). De Autoriteit moet met het Vertaalbureau samenwerken om indicatoren inzake kwaliteit, tijdigheid en vertrouwelijkheid vast te stellen, de behoeften en prioriteiten van de Autoriteit duidelijk af te bakenen en transparante en objectieve procedures voor het vertaalproces in het leven te roepen.
- (36)
Persoonsgegevens moeten in het kader van deze verordening worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679(13) of (EU) 2018/1725(14) van het Europees Parlement en de Raad, naargelang welke verordening van toepassing is. Dit houdt onder meer in dat passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om aan de verplichtingen van die verordeningen te voldoen, en met name maatregelen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verwerking van gegevens, de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de verstrekking van informatie en de rechten van de betrokkenen.
- (37)
Met het oog op het transparant functioneren van de Autoriteit moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) op de Autoriteit van toepassing zijn. De activiteiten van de Autoriteit moeten door de Europese Ombudsman kunnen worden onderzocht overeenkomstig artikel 228 VWEU.
- (38)
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) moet op de Autoriteit van toepassing zijn en de Autoriteit moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
- (39)
De gastlidstaat waar de Autoriteit gevestigd is, moet de best mogelijke voorwaarden bieden voor het efficiënt functioneren van de Autoriteit.
- (40)
Met het oog op open en transparante arbeidsvoorwaarden en de gelijke behandeling van de personeelsleden moeten het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, beide vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (17) (hierna respectievelijk ‘het Statuut’ en ‘de Regeling’ genoemd), van toepassing zijn op de personeelsleden en de uitvoerend directeur van de Autoriteit, met inbegrip van de voorschriften inzake het beroepsgeheim of andere gelijkwaardige geheimhoudingsplichten.
- (41)
Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden moet de Autoriteit samenwerken met agentschappen van de Unie, met name met de agentschappen op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid, waarbij van hun deskundigheid wordt gebruikgemaakt en naar zoveel mogelijk synergieën wordt gestreefd: de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA), de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en, bij de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de mensenhandel, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust). Met deze samenwerking moet worden gezorgd voor coördinatie, moeten synergieën worden bevorderd en moeten overlappingen tussen hun activiteiten worden voorkomen.
- (42)
Op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid moeten de Autoriteit en de Administratieve Commissie nauw samenwerken met als doel synergieën tot stand te brengen en overlappingen te voorkomen.
- (43)
Om de activiteiten van bestaande organen binnen het toepassingsgebied van deze verordening een operationele dimensie te verlenen, moet de Autoriteit de taken verrichten van het op grond van Verordening (EU) nr. 492/2011 opgerichte Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers, het bij Besluit 2009/17/EG van de Commissie (18) ingestelde Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers, waaronder de uitwisseling van informatie over administratieve samenwerking, hulp bij vragen over de uitvoering evenals grensoverschrijdende handhaving, en het bij Besluit (EU) 2016/344 opgerichte platform. Zodra de Autoriteit operationeel is, moeten die organen ophouden te bestaan. De raad van bestuur kan beslissen om speciale werkgroepen of deskundigenpanels in te stellen.
- (44)
Het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers bieden een forum voor de raadpleging van de sociale partners en regeringsvertegenwoordigers op nationaal niveau. De Autoriteit moet aan hun werkzaamheden bijdragen en kan aan hun vergaderingen deelnemen.
- (45)
In het licht van de nieuwe institutionele structuur moeten de Verordeningen (EG) nr. 883/2004, (EU) nr. 492/2011 en (EU) 2016/589 worden gewijzigd en moet Besluit (EU) 2016/344 worden ingetrokken zodra de Autoriteit operationeel is.
- (46)
De Autoriteit moet de verschillen tussen de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen respecteren evenals de autonomie van de sociale partners zoals uitdrukkelijk erkend door het VWEU. Deelname aan de activiteiten van de Autoriteit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de lidstaten in het kader van onder meer de relevante en toepasselijke verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), bijvoorbeeld Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, en aan de bevoegdheden van de lidstaten om inzake nationale arbeidsverhoudingen te reguleren, te bemiddelen of te monitoren, met name wat betreft de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen en op collectieve actie.
- (47)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk bij te dragen, binnen haar toepassingsgebied, tot het waarborgen van een eerlijke arbeidsmobiliteit in de gehele Unie, en de lidstaten en de Commissie bijstand te verlenen bij de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels binnen de Unie, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt bij een ongecoördineerd optreden van de lidstaten, maar vanwege de grensoverschrijdende aard van die activiteiten en de noodzaak van nauwere samenwerking tussen de lidstaten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
- (48)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, zoals erkend in artikel 6 VEU,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 440 van 6.12.2018, blz. 128.
PB C 461 van 21.12.2018, blz. 16.
Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 juni 2019.
Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (‘de IMI-verordening’) (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 11).
Richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken (PB L 128 van 30.4.2014, blz. 8).
Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2016 inzake een Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (EURES), de toegang van werknemers tot mobiliteitsdiensten en de verdere integratie van de arbeidsmarkten en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 492/2011 en (EU) nr. 1296/2013 (PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1).
Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 12).
Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
Besluit 2009/17/EG van de Commissie van 19 december 2008 tot instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers (PB L 8 van 13.1.2009, blz. 26).