Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer Calorunda/ DH1R015041, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 79.
Rb. Den Haag, 31-12-2015, nr. 09/827165-15
ECLI:NL:RBDHA:2015:15455
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
31-12-2015
- Zaaknummer
09/827165-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:15455, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 31‑12‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 31‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Jeugdstrafrecht Het overlijden van Mitch Henriquez na zijn aanhouding door de politie, heeft veel onrust veroorzaakt in de samenleving. Kort na zijn overlijden is er via Social Media, waaronder Facebook en Twitter, opgeroepen tot het houden van verschillende demonstraties in het land, waaronder ook bij politiebureau De Heemstraat in Den Haag. Aan deze oproep is door honderden mensen gehoor gegeven, waardoor er meerdere avonden achtereen grote demonstraties in de Haagse Schilderswijk hebben plaatsgevonden. Er zijn daarbij ook personen geweest die hierin aanleiding hebben gevonden over te gaan tot geweldpleging, hetgeen tot ernstige ongeregeldheden heeft geleid. De verdachte heeft op 29 juni 2015 deelgenomen aan deze ongeregeldheden en een steen naar de politie gegooid. Het plegen van geweld tegen politieambtenaren, belast met een publieke taak is onacceptabel. Dergelijk gedrag vormt een bedreiging voor de openbare orde en een fysieke bedreiging voor omstanders en politieagenten die daar hun taak uitoefenen. Politieagenten moeten hun werk kunnen doen zonder daarbij belaagd en bekogeld te worden. Ook is het zeer wel voorstelbaar dat buurtbewoners zich door de openlijke geweldpleging onveilig hebben gevoegd of voelen in hun wijk. Dergelijke feiten versterken bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Partij(en)
Rechtbank Den Haag
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827165-15; 09/114729-15 (t.b.g.); 09/090017-15 (t.b.g.);
09/141353-15 (t.b.g.); 09/152983-15 (t.b.g.)
Datum uitspraak: 31 december 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 december 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Sannes en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. M.S.C. Leistra, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bouwkeet en/of een chemisch toilet, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de zich in die bouwkeet bevindende goederen en/of de zich in de nabijheid bevindende goederen en/of pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg,
De Heemstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere politieambtena(a)r(en), welk geweld bestond uit het gooien van stenen en/of een stok en/of andere voorwerpen in de richting van voornoemde politieambtena(a)r(en);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-114729-15
hij op of omstreeks 11 juni 2015 te 's-Gravenhage, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, door
- die [slachtoffer 1] bij de hals/kraag vast te pakken en/of
- zijn arm terug te trekken uit de aanhoudingsgreep van die [slachtoffer 1] en/of
- zich los te trekken uit een nekklem en/of
- zijn armen stijf te houden waardoor hij niet geboeid kan worden en/of
- zich in een andere richting te bewegen dan waar hij verdachte heen wilde hebben;
art 180 Wetboek van Strafrecht
4.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-090017-15
hij op of omstreeks 23 april 2015 te 's-Gravenhage, opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) bankbiljet(ten) van 50 euro heeft uitgegeven;
art 213 Wetboek van Strafrecht
5.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-141353-15
hij op of omstreeks 15 juli 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kauwgom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) Albert Heijn BV (filiaal Apeldoornselaan), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
6.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-152983-15
hij op of omstreeks 26 juli 2015 en/of 27 juli 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets (Tomos A35-HDA), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een snorfiets (Tomos A35-HDA) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
Op 29 juni 2015 vond een demonstratie plaats voor het politiebureau De Heemstraat te Den Haag. De demonstratie werd gehouden naar aanleiding van het overlijden van Mitch Henriquez, die werd aangehouden op 27 juni 2015, tijdens het evenement Night at the Park in het Zuiderpark te Den Haag. De demonstratie escaleerde en er ontstonden ongeregeldheden in de wijk van het politiebureau De Heemstraat. Er werd onder andere met stenen en vuurwerk gegooid naar de geüniformeerde politie en Mobiele Eenheid, er werden vernielingen aangericht, er werd brand gesticht en er werd een winkel geplunderd. De verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich op 29 juni 2015 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting (feit 1) en het gooien van stenen, stokken en/of andere voorwerpen richting politieambtenaren (feit 2).
De verdachte wordt voorts verweten dat hij zich op 11 juni 2015 heeft verzet bij zijn aanhouding (feit 3), op 23 april 2015 een vervalst bankbiljet van 50 euro heeft uitgegeven (feit 4), op 15 juli 2015 een hoeveelheid kauwgum van winkelbedrijf Albert Heijn BV heeft weggenomen (feit 5) en op 26 juli 2015 een snorfiets (feit 6).
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte voornoemde feiten heeft gepleegd.
De verdachte heeft bekend de feiten 2 en 5 te hebben gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte van feit 4 zal vrijspreken en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 primair heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit, nu de verdachte wel heeft geholpen de bouwkeet richting het vuur te duwen, maar er niet bij was toen de bouwkeet daadwerkelijk op het vuur belandde. Al vóór dat moment heeft de verdachte zich teruggetrokken. Er is dan ook geen sprake geweest van een doelbewuste samenwerking tot opzettelijke brandstichting.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw conform de eis van de officier van justitie vrijspraak bepleit, nu de verdachte niet opzettelijk een vals biljet van 50 euro heeft uitgegeven.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu de verdachte weliswaar wist dat de snorfiets was gestolen, maar hij deze niet zelf heeft gestolen. De tweede verklaring bij de politie, waarin de verdachte de diefstal van de snorfiets heeft bekend, klopt volgens de verdachte niet. De verdachte heeft deze verklaring afgelegd en ondertekend omdat hij dan naar huis mocht.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 en 2
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.1.
Op fotoafdrukken van de camerabeelden die de politie naar aanleiding van de rellen in de Schilderswijk heeft bekeken, wordt de verdachte door een tweetal verbalisanten herkend als één van de verdachten die op de beelden is te zien.2.3.
Bij het bekijken van de camerabeelden (BD-14.05.V.01.F.61 en F.055), opgenomen tijdens de ongeregeldheden op 29 juni 2015, beschrijft een buitengewoon opsporingsambtenaar van politie eenheid Den Haag dat hij het volgende ziet: de verdachte duwt om 00:00 uur tegen de achterkant van de bouwkeet richting het vuur. Hij maakt onderdeel uit van een groep van ongeveer 10 personen. Even later loopt de bouwkeet vast op een verkeerszuil.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bouwkeet heeft geduwd, maar dat hij hem niet het vuur in heeft geduwd.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting zijn de camerabeelden (BD-14.05.V.02) getoond en heeft de rechtbank uit eigen waarneming kunnen zien dat de verdachte bij 00:22 seconden de bouwkeet aan het duwen is. De verdachte heeft een zwarte trui, met een gele, witte en blauwe baan erop aan en is duidelijk waar te nemen. Bij 00:29 seconden duwt de verdachte nog tegen de bouwkeet. Vlak daarna loopt de bouwkeet vast tegen de verkeerszuil en wordt deze vervolgens een stukje terug geduwd. De verdachte loopt bij 00:32 seconden uit beeld. Op de daarop volgende beelden, vanuit een ander camerastandpunt, wordt de bouwkeet verder geduwd en lijkt hij in het vuur te gaan.
Uit het vorenstaande volgt dat de verdachte korte tijd samen met een groot aantal anderen de bouwkeet heeft geduwd, maar dat hij op een gegeven moment, toen de bouwkeet vastliep op een verkeerszuil, weg is gegaan. Op dat moment was de bouwkeet nog niet in het vuur geduwd. Anderen hebben de bouwkeet bij de verkeerszuil weggeduwd, verder geduwd en uiteindelijk in het vuur geduwd.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is de kwalificatie van medeplegen alleen gerechtvaardigd indien de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit in de onderhavige zaak niet het geval. De rol van de verdachte, zoals hiervoor vastgesteld, is te klein en van onvoldoende gewicht geweest om van medeplegen van brandstichting te kunnen spreken.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van feit 1 vrijspreken.
Bij het bekijken van de camerabeelden (BD-17.03.V.012.F.3 t/m F.7) heeft een verbalisant waargenomen dat de verdachte om 22:12:07 en 22:12:08 een op een stok gelijkend voorwerp in de richting van de Mobiele Eenheid gooit en vervolgens wegrent over
De Heemstraat.4.
De verdachte heeft verklaard dat hij een hele groep mensen zag, die gingen stenen gooien, brand maken en als er een politieauto langs kwam, gingen zij naar die auto gooien. Voorts heeft hij verklaard dat hij een steentje naar de politie heeft gegooid op de Heemstraat.5.Ook ter terechtzitting heeft de verdachte, mede naar aanleiding van de ter terechtzitting bekeken beelden, verklaard dat hij een steen, geen stok, richting de politie heeft gegooid.6.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.7.
Op 11 juni 2015 omstreeks 20.32 uur wordt de verdachte bij de Albert Heijn op het Stationsplein te Den Haag aangehouden nadat hij samen met een ander wordt aangetroffen bij een gestolen fiets. Verbalisant [slachtoffer 1] loopt naar de verdachte toe, zegt dat hij mee moet werken en pakt de verdachte bij zijn arm. De verdachte trekt zijn arm met kracht naar zich toe. Verbalisant [slachtoffer 1] probeert de arm van de verdachte te strekken, maar de verdachte houdt zijn arm met kracht gebogen. Verbalisant [slachtoffer 1] wil om de verdachte onder controle te krijgen een nekklem aanleggen en doet zijn rechterarm om de nek van de verdachte. De verdachte houdt zijn lichaam strak en gespannen en trekt zich wederom los en beweegt in een andere richting dan waar verbalisant [slachtoffer 1] hem wil hebben.8.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van het bekijken van de camerabeelden heeft een verbalisant daarop waargenomen dat de verdachte verbalisant [slachtoffer 1] bij zijn hals/kraag vastpakt. Ook overigens is op de beelden te zien dat de verdachte zich heeft verzet bij zijn aanhouding, zoals in het proces-van aanhouding is beschreven.9.
De verdachte heeft bij de politie allereerst verklaard dat hij niet mee wilde werken omdat hij niets had gedaan en dat hij zich niet heeft verzet, maar alleen de verbalisant die hem wilde pakken, wilde ontwijken. Als de verdachte met de camerabeelden wordt geconfronteerd, verklaart hij dat hij zich wel heeft verzet.10.Ook ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij niet heeft meegewerkt.11.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 23 april 2015 betaalt de verdachte bij broodjeszaak [benadeelde] ” te Den Haag met een biljet van 50 euro, dat vals blijkt te zijn. De verdachte heeft het bankbiljet van zijn moeder gekregen.
De verdachte heeft bij de politie en ook ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat het een vals biljet van 50 euro betrof.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat de verdachte wist dat het bankbiljet, dat zijn moeder hem had gegeven, een vals bankbiljet was en dat bij de verdachte derhalve de opzet op het uitgeven van een vals bankbiljet van 50 euro ontbrak.
De rechtbank zal de verdachte van feit 4 vrijspreken.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding door burger,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015212056-2, op 15 juli 2015
opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, met als bijlage een landelijk
aangifteformulier d.d. 15 juli 2015 van Albert Heijn BV;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 15 juli 2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2015212056-6,
inhoudende de verklaring van [verdachte]
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
17 december 2015.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 6
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.12.
Op 28 juli 2015 ziet verbalisant [verbalisant] op het fietspad aan de Laakweg te Den Haag een tweetal jongemannen. Een van de jongens loopt te voet over het fietspad en de andere jongeman rijdt op een bromfiets. Ze lopen in de richting van verbalisant. Opeens keert de jongeman op de bromfiets om en rijdt weg. Hij laat vervolgens de bromfiets op het fietspad vallen en rent weg. De motor van de bromfiets is nog ingeschakeld. Verbalisant zet de achtervolging in, roept dat hij van de politie is en dat de jongen moet stoppen met rennen.
Uiteindelijk kan verbalisant de verdachte aanhouden.13.Ondertussen is bekend geworden dat de bromfiets tussen 26 juli 2015 20.00 uur en 27 juli 2015 10.30 uur was gestolen in de Van Vlotenstraat te Den Haag.14.15.
De verdachte heeft bij de politie in zijn eerste verhoor verklaard dat hij de brommer had geleend. Hij wist dat de brommer gestolen was, omdat degene die hem uitleende dat tegen hem had gezegd. In zijn tweede verklaring heeft de verdachte verklaard dat hij eerder niet geheel de waarheid heeft gezegd en dat hij wil vertellen wat er is gebeurd. Vervolgens heeft hij verklaard op 26 juli 2015 in de avond in de wijk Spoorwijk de brommer te hebben gestolen door met een kleine knipschaar het kabelslot van de bromfiets dat vastzat aan de muur door te knippen, de bromfiets aan te duwen en aldus mee te nemen.16.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zijn eerste verklaring bij de politie de juiste was en dat hij dus op de bromfiets heeft gereden terwijl hij wist dat deze was gestolen. De verdachte heeft ontkend deze diefstal zelf te hebben gepleegd en heeft verklaard dit alleen maar te hebben gezegd omdat hij dan naar huis mocht.
De verdachte heeft verklaard te hebben verzonnen hoe de bromfiets is gestolen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte ter terechtzitting niet geloofwaardig, nu de tweede verklaring van de verdachte bij de politie zogeheten daderkennis bevat.
De beschrijving van het tijdstip, de plaats (wijk) en de wijze waarop de diefstal heeft plaatsgevonden komt precies overeen met de informatie uit de aangifte.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting de diefstal heeft ontkend, acht de rechtbank aan de hand van zijn tweede verklaring bij de politie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
2.
hij op 29 juni 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op de openbare weg, De Heemstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren, welk geweld bestond uit het gooien van stenen in de richting van voornoemde politieambtenaren;
3.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-114729-15
hij op 11 juni 2015 te 's-Gravenhage, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar,
te weten [slachtoffer 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door
- die [slachtoffer 1] bij de hals/kraag vast te pakken en
- zijn arm terug te trekken uit de aanhoudingsgreep van die [slachtoffer 1] en
- zich los te trekken uit een nekklem en
- zijn armen stijf te houden waardoor hij niet geboeid kan worden en
- zich in een andere richting te bewegen dan waar hij verdachte heen wilde hebben.
5.
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-141353-15
hij op 15 juli 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kauwgom, toebehorende aan (winkelbedrijf) Albert Heijn BV
(filiaal Apeldoornselaan);
6. primair
Ter berechting gevoegd wordt de zaak met parketnummer: 09-152983-15
hij op 26 juli 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets (Tomos A35-HDA), toebehorende aan [slachtoffer 2]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met alle voorwaarden zoals die in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming
d.d. 16 november 2015 zijn genoemd, met aanpassing van de avondklok in die zin, dat deze voor periode van drie maanden tussen 22.00 uur en 07.00 uur zal gelden, en tot een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming aan de verdachte een voorwaardelijke werkstraf in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd omdat de verdachte tijdens een jeugddetentiestraf mogelijk wederom negatief zal worden beïnvloed door antisociale jongeren en hierdoor schade zal oplopen.
Tevens heeft de raadvrouw, indien de rechtbank de avondklok toch noodzakelijk acht, oplegging van de gewijzigde variant bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het overlijden van Mitch Henriquez na zijn aanhouding door de politie, heeft veel onrust veroorzaakt in de samenleving. Kort na zijn overlijden is er via Social Media, waaronder Facebook en Twitter, opgeroepen tot het houden van verschillende demonstraties in het land, waaronder ook bij politiebureau De Heemstraat in Den Haag. Aan deze oproep is door honderden mensen gehoor gegeven, waardoor er meerdere avonden achtereen grote demonstraties in de Haagse Schilderswijk hebben plaatsgevonden.
Er zijn daarbij ook personen geweest die hierin aanleiding hebben gevonden over te gaan tot geweldpleging, hetgeen tot ernstige ongeregeldheden heeft geleid.
De verdachte heeft op 29 juni 2015 deelgenomen aan deze ongeregeldheden en een steen naar de politie gegooid. Het plegen van geweld tegen politieambtenaren, belast met een publieke taak is onacceptabel. Dergelijk gedrag vormt een bedreiging voor de openbare orde en een fysieke bedreiging voor omstanders en politieagenten die daar hun taak uitoefenen. Politieagenten moeten hun werk kunnen doen zonder daarbij belaagd en bekogeld te worden. Ook is het zeer wel voorstelbaar dat buurtbewoners zich door de openlijke geweldpleging onveilig hebben gevoegd of voelen in hun wijk. Dergelijke feiten versterken bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ook het zich verzetten bij zijn aanhouding op 11 juni 2015 past in het beeld dat de verdachte geen respect heeft voor het gezag van de politie. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Door het wegnemen van kauwgum en een snorfiets heeft de verdachte voorts geen respect getoond voor de eigendommen van een ander. Winkelketens als Albert Heijn BV lijden hierdoor jaarlijks veel verlies en ook de eigenaar van de snorfiets heeft schade geleden.
De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 november 2015, nog niet eerder is veroordeeld. Wel heeft hij in 2015 in verband met een poging tot diefstal bij wijze van transactie een werkstraf verricht en heeft hij op 16 en 17 november 2015 twee strafbeschikkingen in de vorm van een geldboete opgelegd gekregen in verband met verkeersdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) betreffende de persoonlijke omstandigheden van
de verdachte, waaronder het meest recente rapport d.d. 16 november 2015.
Blijkens dit rapport komen uit het onderzoek veel zorgen naar voren. Het risico dat de verdachte opnieuw met politie in aanraking komt is groot.
De Raad heeft veel zorgen rondom de morele ontwikkeling van de verdachte, zijn schoolgang en vrijetijdsbesteding. Daarnaast vindt de Raad het zorgelijk dat moeder weinig
tot geen grip heeft op de verdachte. De Raad is van mening dat de verdachte ondersteuning moet ontvangen om zijn agressie adequaat te reguleren en gezag leert accepteren.
De verdachte reageert momenteel goed op de duidelijke structuur van de begeleiding van de jeugdreclasseerder. De Raad acht het dan ook van groot belang dat de verdachte intensieve ondersteuning blijft ontvangen op diverse leefgebieden en acht om die reden begeleiding door de jeugdreclassering de meest wenselijke strafrechtelijke reactie. De jeugdreclassering kan zich richten op het verbeteren van de relatie tussen gezinsleden, de vriendenkeuze en de morele- en gewetensontwikkeling van de verdachte.
Tot slot vindt de Raad het van belang dat de verdachte consequenties ervaart van zijn strafbaar handelen en acht om die reden een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf passend. De Raad kiest niet voor een voorwaardelijke jeugddetentie gezien de problematiek van de verdachte. Tijdens een jeugddetentie zal de verdachte wederom in aanraking komen met antisociale jongeren en hier mogelijk negatief door beïnvloed worden en schade door oplopen.
De Raad adviseert de kinderrechter de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Tevens adviseert de Raad de kinderrechter de verdachte voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen,
onder de algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit;
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken
daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich elke dag vanaf 20.00 uur tot de volgende ochtend 08.00 uur zal bevinden in de
woning van zijn moeder, aan het adres [adres 2] , en dat hij zich tussen
20.00
uur en 08.00 uur uitsluitend naar buiten mag onder begeleiding van zijn vader of
moeder of een door de Jeugdreclassering aan te wijzen persoon, zolang de
Jeugdreclassering dit nodig acht;
- wordt verplicht zich onder behandeling van ‘De Waag’ stellen en gedurende één jaar de
reeds gestarte behandeling MST volgt;
- gedurende de periode dat hij leerplichtig is, onderwijs volgt;
- zich gedurende de proeftijd en op door Jeugdbescherming West te
bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze
instelling dat noodzakelijk acht;
waarbij aan Jeugdbescherming West opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter terechtzitting heeft mevrouw M. Dijkman, werkzaam bij de Stichting Jeugdbescherming west, afdeling jeugdreclassering, en gehoord als deskundige, meegedeeld dat de verdachte gedurende de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en tevens heeft zij benadrukt dat continuering van de avondklok gedurende de komende drie maanden heel belangrijk is, maar dat deze in verband met de bijbaan van de verdachte en zijn vrije- tijdsbesteding en schoolgang, verruimd dient te worden, in die zin dat de verdachte van 22.00 uur tot 07.00 uur de volgende ochtend thuis moet zijn.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemd rapport van de Raad en zal het gegeven strafadvies deels opvolgen.
Gelet op onder meer de ernst van het onder 2 bewezenverklaarde feit is de rechtbank allereerst van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare feiten te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank aanleiding de verdachte daarnaast een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de Stichting Jeugdbescherming west, afdeling jeugdreclassering, huisbezoeken inbegrepen, worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering, behandeling bij De Waag
- inclusief MST - zal volgen, naar school zag gaan en zich aan de avondklok zal houden.
De verdachte heeft de hem onvoorwaardelijke opgelegde jeugddetentie reeds in voorarrest doorgebracht.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 180, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder
1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
2, 3, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
2:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN
3. (parketnummer 09-114729-15 t.b.g.):
WEDERSPANNIGHEID
5. (parketnummer 09-141353-15 t.b.g.) en 6 primair (parketnummer
09-152983-15 t.b.g.):
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 41 DAGEN
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en
veroordeelt de verdachte voorts tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde
arbeid, voor de tijd van 80 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 40 DAGEN;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd elke dag vanaf 22.00 uur tot de
volgende ochtend 07.00 uur zal bevinden in de woning van zijn moeder, aan het adres
[adres 2] , en zich tussen 22.00 uur en 07.00 uur uitsluitend naar buiten
mag begeven onder begeleiding van zijn vader of moeder of een door de jeugdreclassering
aan te wijzen persoon, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag op de tijden en
plaatsen als door of namens de behandelaars van De Waag aan te geven, waarbij de
veroordeelde gedurende één jaar de reeds gestarte behandeling MST zal volgen;
- gedurende de proeftijd, zolang hij leerplichtig is, onderwijs zal volgen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west, tot
het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.J. Visser, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M. Boone, kinderrechter,
en mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 december 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 31‑12‑2015
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 61/62.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 65/66.
Proces-verbaal van bevindingen, inclusief screenshots pagina 48/52.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 27.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 december 2015.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015174944, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 71.
Proces-verbaal van aanhouding, pagina 54/55.
Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 16/32.
Proces-verbaal verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , pagina 69/70.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 december 2015.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015224236, ongenummerd.
Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , PL1500-2015224236-3.
Proces-verbaal van bevindingen, PL1500-2015224236-6.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , PL15A4-2015224236.
Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , PL1500-2015224236-10.