Hof 's-Hertogenbosch, 26-03-2007, nr. 20-001950-06
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1403
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-03-2007
- Zaaknummer
20-001950-06
- LJN
BA1403
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1403, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑03‑2007; (Hoger beroep)
Uitspraak 26‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Schinveld-zaak: Gelijkheidsbeginsel: ophouding verdachte onredelijk lang: niet-ontvankelijkheid OM.
Partij(en)
Parketnummer: 20-001950-06
Uitspraak : 12 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 4 mei 2006 in de strafzaak met parketnummer 03/645008-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2006 te Schinveld, gemeente Onderbanken, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 5 van de verordening van de burgemeester van de gemeente Onderbanken de dato 2 januari 2006 ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de beperking van gevaar voor personen, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift (middels een megafoon) gedaan door een commandant van de Koninklijke Marechaussee en/of (mondeling) gedaan door [betrokkene] en/of [betrokkene], beiden wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, die was(waren) belast met politietaken en/of bevoegd tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen opzettelijk niet voldaan aan het bevel of vordering van genoemde ambtena(a)r(en) om zich uit het in dat artikel 5 bedoelde gebied te verwijderen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2006 te Schinveld, gemeente Onderbanken artikel 1 van de verordening door de burgemeester van de gemeente Onderbanken in buitengewone omstandigheden, te weten de dreiging van ernstige wanordelijkheden bij gelegenheid van het kappen van een deel van het natuurgebied "In de Roet", uitgevaardigd en afgekondigd heeft overtreden, immers heeft hij, verdachte, zich toen bevonden in het gebied als gearceerd op de kaart gevoegd bij bovengenoemde verordening.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte zijn in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de strafvervolging is omdat de ophouding van verdachte onrechtmatig is geweest.
Volgens de raadsman is verdachte langer dan de wettelijk toegestane termijn van 6 uur opgehouden doordat verdachte niet op 9 januari 2006 te 15.00 uur, zijnde het einde van de wettelijke toegestane termijn van 6 uur, maar later in vrijheid werd gesteld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard om 16.00 uur in vrijheid te zijn gesteld.
De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat in deze zaak, waarbij een groot aantal verdachten werd aangehouden, het tijdstip van de “juridische” invrijheidstelling van een aantal verdachten, zoals vermeld in de respectievelijke persoonsdossiers, niet gelijk was aan de daadwerkelijk fysieke invrijheidstelling.
Die fysieke invrijheidstelling lag, aldus de advocaat-generaal, in een aantal gevallen buiten de wettelijk gestelde termijn van 6 uur, die ook volgens de advocaat-generaal eindigde op 9 januari 2006 te 15.00 uur.
Deze overschrijding van de wettelijke termijn werd, aldus de advocaat-generaal, ondermeer veroorzaakt doordat de verdachten werden opgehouden in een loods van een NATO-complex en zij bij hun invrijheidstelling buiten dat complex moesten worden gebracht wat extra tijd kostte.
Volgens de advocaat-generaal was er met de overschrijding van de wettelijke termijn van ophouding door de officier van justitie al rekening gehouden in dier voege dat hij die zaken waarbij de termijn van ophouden met meer dan een half uur werd overschreden heeft geseponeerd.
Met betrekking tot een aantal zaken waarin geen sepot plaatsvond maar waarin de wettelijke termijn van ophouding volgens de politierechter toch met meer dan een half uur werd overschreden werd, aldus de advocaat-generaal, het openbaar ministerie door de rechter in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaard wegens deze overschrijding.
Ten aanzien van verdachte kon de advocaat-generaal niet aangeven wat het tijdstip van de daadwerkelijk fysieke invrijheidstelling was omdat de betreffende verbalisanten telefonisch hadden aangegeven zich dat niet meer te kunnen herinneren.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman overweegt het hof het navolgende.
Vooropgesteld wordt dat door het hof geen verschil wordt gemaakt tussen juridische en feitelijke invrijheidstelling zoals door de advocaat-generaal werd aangegeven.
Zolang het de verdachte niet vrijstond om te gaan waarheen hij wilde, was hij van zijn vrijheid beroofd krachtens een (eventueel verlopen) bevel van de politie.
Nu namens het openbaar ministerie is gesteld dat niet meer na te gaan is wanneer de hierboven bedoelde fysieke invrijheidstelling heeft plaats gevonden zal het hof uitgaan van datgene dat door de verdachte hierover is gesteld.
Nu de verdachte heeft verklaard om 16.00 uur in vrijheid te zijn gesteld, betekent dit dat, gelet op de mededelingen van de advocaat-generaal over de andere zaken die op die grond werden geseponeerd, dat in deze zaak, gelet op het zogenaamde gelijkheidsbeginsel, de verdachte niet (verder) vervolgd had mogen worden omdat zijn invrijheidstelling later dan een half uur na 15.00 uur plaats vond.
Het hof zal op die grond het openbaar ministerie in de strafvervolging tegen verdachte niet ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Aldus gewezen door
mr. W. van Nierop, voorzitter,
mr. C. Lo-Sin-Sjoe en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 12 maart 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. van Nierop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.