Dit tussenarrest bevindt zich niet in het overgelegde procesdossier en wordt overigens in cassatie ook niet bestreden.
HR, 10-06-2011, nr. 10/04454
ECLI:NL:HR:2011:BQ0712
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10-06-2011
- Zaaknummer
10/04454
- Conclusie
Mr. Wuisman
- LJN
BQ0712
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ0712, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ0712
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0712, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑03‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ0712
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑06‑2011
10 juni 2011
Eerste Kamer
10/04454
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 454598/FT-RK 10.539 van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2010,
b. het arrest in de zaak 200.068.032/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 5 oktober 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is vastgesteld op 26 mei 2011 en gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.
Conclusie 25‑03‑2011
Mr. Wuisman
Partij(en)
CONCLUSIE inzake:
[Verzoeker]
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
1. Voorgeschiedenis
1.1
Verzoeker tot cassatie heeft samen met haar echtgenoot op 4 maart 2010 bij de rechtbank Amsterdam een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Bij vonnis d.d. 1 juni 2010 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. Dit vonnis heeft het hof te Amsterdam, na een tussenarrest d.d. 23 juli 20101., bij arrest van 5 oktober 2010 bekrachtigd.
1.2
Bij een op 13 oktober 2010 en daarmee tijdig bij de griffie van de Hoge Raad ingediend verzoekschrift is verzoeker tot cassatie van het arrest van 5 oktober 2010 van het hof in cassatie gekomen.
2. Bespreking van het cassatieberoep
2.1
Het hof komt tot de bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank na ten aanzien van een drietal schulden van [verzoeker] — (een huurschuld, een schuld aan IBM Finance en een schuld aan Interbank) — geoordeeld te hebben dat zij zijn ontstaan in de periode van vijf jaren voorafgaande aan het indienen van het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en dat niet aannemelijk is gemaakt dat verzoeker tot cassatie te goeder trouw is geweest bij het ontstaan of onbetaald laten van die schulden (rov 2.3). Hetgeen in het verzoekschrift wordt aangevoerd, raakt deze grondslag voor bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank niet. In het verzoekschrift — zie met name sub 4.3, 4.4 en 4.6 — wordt aangehaakt bij de ‘overige schulden’, waarvan het hof gewag maakt in de voorlaatste zin van rov. 2.1. Die ‘overige schulden’ heeft het hof echter niet in aanmerking genomen bij zijn beslissing tot bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank; zie met name de eerste drie volzinnen van rov. 2.3. Dit betekent dat de door het hof voor de bekrachtiging van het vonnis aangehouden grondslag in cassatie onbestreden blijft. Het cassatieberoep kan bijgevolg niet tot cassatie leiden.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑03‑2011