Rb. Rotterdam, 07-01-2021, nr. 8229031 CV EXPL 19-8145
ECLI:NL:RBROT:2021:116
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
07-01-2021
- Zaaknummer
8229031 CV EXPL 19-8145
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2021:116, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 07‑01‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑01‑2021
Inhoudsindicatie
overeenkomst van aanneming van werk, geen richtprijs maar vaste aanneemsom; waarschuwingsplicht voor onjuistheden in bestek: art 7:754 BW, voor prijsverhoging: 7:753 BW (kostenverhogende omstandigheden) en 7:755 BW (meerwerk); geen beroep op redelijkheid en billijkheid: uitholling wettelijke eisen voor prijsaanpassing.
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8229031 CV EXPL 19-8145
uitspraak: 7 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. H.R. Flipse,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. G.M. van den Bergh.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .
Verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 11 december 2019, met producties;
de conclusie van antwoord, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties;
de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, met producties;
de conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
de rolbeslissing van deze rechtbank van 8 oktober 2020;
de akte uitlating producties namens [gedaagde] .
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1
[eiseres] heeft op 5 april 2019 een offerte ‘projectlocatie: kelder [locatie 1] ’ uitgebracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden voor een totaal bedrag van € 28.955,- exclusief BTW. De offerte luidt – voor zover relevant –:
“Onze aanbieding is gebaseerd op uw aanvraag van 20 juli 2018, ons overleg van 14 maart 2019 op locatie, 28 maart aan de [locatie 2] en de, door u aan ons verstrekte gegevens:
• Tekeningen bestrating en vloeropbouw van HRH Architecten met datum 18-06-2018;
• Bestek van HRH Architecten met datum 11-06-2018.
Werkzaamheden
De werkzaamheden die door ons worden uitgevoerd betreffen:
• Het opnemen van circa 180 m2 oude bestrating en transporteren naar een nader aan te
geven plaats in Dordrecht of naar de [locatie 2] ;
• Het ontgraven en afvoeren van 20 m3 schoon scherp zand middels een grondzuigauto;
• Het leveren en aanbrengen van 600 m2 waterdoorlatend doek;
• Het leveren en aanbrengen van 18 m3 schelpen;
• Het leveren en aanbrengen van 10 m2 infiltratie- en bufferkratten;
• Het leveren en aanbrengen van 2 pompputten (excl. pomp);
• Het leveren en aanbrengen van 40 meter drainage slang 080 mm;
• Het leveren en aanbrengen van 9 m3 scherp zand onder de plavuizen;
• Het aanbrengen van circa 180 m2 door u, op locatie, beschikbaar gestelde plavuizen;
• Het invoegen met zand/cement (mengverhouding 1 op 3) van de plavuizen.
[…]
Betalingsregeling
• 40% van de aanneemsom bij opdracht;
• 60% van de aanneemsom na oplevering.
Wij hanteren een betalingstermijn van 14 dagen.
Uitgangspunten:
• Start van de werkzaamheden in overleg en na betaling 1e factuur;
• […];
• Werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden in 1 fase;
• Hoeveelheden zijn verrekenbaar tegen de in de bijgevoegde inschrijfstaat vermelde
tarieven; vermenigvuldigd met het percentage van 15% AK en W&R;
• […];
• Geen andere werkzaamheden worden uitgevoerd dan beschreven.”
Op de bijgevoegde inschrijfstaat staan de (verrekenbare en niet-verrekenbare) kosten per post vermeld.
1.2
Van het bestek van HRH Architecten van 11 juni 2018 zijn alleen pagina’s 10, 11 en 12 in het geding gebracht. Op pagina 10 staat een gedetailleerde plattegrond van de vloeren van de ruimten/kelders genummerd -1.1 tot en met -1.4 en -1.6 tot en met -1.11. De met geel gearceerde gebieden – allemaal behalve -1.3 – hebben als omschrijving: bestrating in zand. Bij -1.3 staat de opmerking ‘beton’. Op de daaronder handgemaakte tekening staan drie pijlers/funderingen deels droog en deels in het grondwater. Voor zover leesbaar is er met de hand bijgeschreven op de horizontale lijn die de scheiding tussen droog en nat aangeeft: ‘schoon grof zand’. Daaronder staat de getypte tekst:
“Details vloeren en funderingen in laagstgelegen delen kelders.
12 Grondwerk / bodemvoorzieningen
Bestrating alle kelders behalve kelders -1.6 en -1.7 opnemen en tijdelijk opslaan.
Graafwerk en afvoer uitkomende grond. (alle kelderruimten -1.0 t/m -1.11 behalve kelders -1.6 en -1.7)”
Pagina 11 vermeldt voor de ruimtes -1.1, -1.2, -1.4 en -1.6 t/m -1.11 als aanpak:
het afgraven van 100mm/180mm schoon scherp zand tot op grondwaterpeil.
Op pagina 12 staat dezelfde gedetailleerde plattegrond als op pagina 10 met onderschrift ‘Plattegrond vloeren en schelpenpakketten met overzicht vierkante meters en pellmaten’. Per ruimte is aangegeven met kleur of er 200mm of 270mm bestrating gewenst is. In de ruimtes -1.6 en -1.7 wordt de bestaande bestrating gehandhaafd. Op de daaronder geplaatste tekening van het opbouwvloerpakket staat voor deze laatste genoemde ruimtes: 100mm klinkerbestrating boven 350mm scherp zand (bestaand).
1.3
[gedaagde] heeft per e-mailbericht van 27 mei 2019 de offerte geaccepteerd.
1.4
[eiseres] heeft op 27 mei 2019 aan [gedaagde] de eerste factuur betreffende de aanbetaling van 40% van het totaalbedrag verstuurd. [gedaagde] heeft dit bedrag ad
€ 14.014,22 inclusief BTW op 28 mei 2019 betaald aan [eiseres] .
1.5
[eiseres] heeft op 29 mei 2019 [gedaagde] een e-mailbericht gestuurd met de navolgende inhoud:
“Vanmiddag ben ik nog op de locatie [locatie 1] geweest.
Wij troffen daar in een aantal ruimten nog opgestapelde IJssel stenen en plavuizen aan. [naam 1] gaf aan dat wij die er ook uit moeten halen. Dit is extra werk.
Ook hebben wij gesproken over de boringen door de fundaties t.b.v. doorvoer voor drain en infiltratiekrat, van [naam 1] mogen wij die ook uitvoeren.
Ik neem aan dat jij hiermee ook akkoord bent?
De extra werkzaamheden zal ik op een meer- en minderwerk formulier inzichtelijk maken en aan het eind van het werk met jullie bespreken. Akkoord?”
1.6
[eiseres] is op 3 juni 2019 gestart met de uitvoering van de werkzaamheden. Op 13 juni 2019 heeft hij [gedaagde] een e-mailbericht gestuurd met de navolgende inhoud:
“Zoals al eerder, in de mail van 29-05-2019, aangegeven is er lopend het werk extra werk ontstaan. Op bijgaand meerwerk formulier heb ik de extra werken inzichtelijk gemaakt en op prijs gezet.
Graag ontvang ik van jou per ommegaande akkoord voor deze extra werkzaamheden. Zodat wij de boringen aanstaande zaterdag uit kunnen voeren.
Ik zie de staten graag ondertekend retour. En graag verneem ik of het mogelijk is dat wij aanstaande zaterdag, bij akkoord, de gaten kunnen boren.”
Als bijlage bij dit mailbericht is het afwijkingsformulier 1 (kosten verwijderen stenen/ plavuizen/dorpels/betonnen straatwerk, extra zuigwerk en maken sleuf, verwijderen grond in plaats van zand ad € 3.768,09) gevoegd.
1.7
[gedaagde] heeft [eiseres] per e-mailbericht van 13 juni 2019 bericht dat meerwerk en boren op zaterdag akkoord is.
1.8
[eiseres] heeft op 14 juni 2019 [gedaagde] een e-mailbericht gestuurd met de navolgende inhoud, voor zover relevant:
“Het zit niet mee op het project [locatie 1] . Helaas doen er zich veel verrassingen voor die we vooraf niet hebben kunnen voorzien. Desondanks mag het werk toch een redelijke voortgang hebben.
Bijgaand doe ik je de staat van de extra werkzaamheden toekomen van week 24.
Graag zou ik hierop jouw goedkeuring ontvangen.
Ik wil ook graag het volgende voorstellen.
Graag zou ik een factuur sturen voor de reeds uitgevoerde extra werkzaamheden, dit betreft dus de afwijkingsformulieren 1 t/m 3 met een totaalsom van € 18.845,17.
Is dat voor jou akkoord?
De extra werkzaamheden die we nu nog krijgen, zover voor nu bekend, betreffen verwijderen alle gietijzeren leidingen en het met schoon zand aanvullen van de door [naam 2] nieuw aangebrachte riolering.
[…]”
Als bijlage bij dit mailbericht is afwijkingsformulier 3 (extra werk ivm aanwezigheid grond in plaats van zand, uitzuigen rioleringssleuven en sloopwerkzaamheden ivm lekkage voorgevel ad € 14.159,38) gevoegd.
1.9
[gedaagde] heeft [eiseres] per e-mailbericht van 18 juni 2019 bericht dat meerwerk betaald dient te worden maar dat hij niet akkoord is dat over meerwerk kosten- en winstopslag berekend wordt. Na een onderling gesprek heeft [eiseres] de winst- en risico-opslag van 15% verlaagd naar 10% op de meerwerkposten.
1.10
[eiseres] heeft op 24 juni 2019 [gedaagde] een e-mailbericht gestuurd met de navolgende inhoud, voor zover relevant:
“Bijgaand zoals vorige week donderdag 20-06-2019 afgesproken de herziende afwijkingsformulieren met de verantwoording van de werkzaamheden.
Tevens heb ik afwijkingsformulier 4 toegevoegd met de afwijkingen van week 25 zoals ook in het gesprek aangegeven.
Zoals afgesproken zal ik deze meer werken factureren.
[…]”
Als bijlage bij dit mailbericht zijn de afwijkingsformulieren 1 tot en met 3 gevoegd waarop een winst- en risico-opslag van 10% is berekend in plaats van de eerdere 15% en afwijkingsformulier 4 (kosten verwijderen oude riool, aanvulling nieuwe riool en verwijderen stalen plaat ad € 1.937,65).
1.11
[eiseres] heeft op 24 juni 2019 [gedaagde] een factuur voor een bedrag van € 24.223,- verstuurd betreffende het meerwerk volgens afwijkingsformulieren 1 tot en met 4.
1.12
[eiseres] heeft op 27 juni 2019 [gedaagde] een e-mailbericht gestuurd met de navolgende inhoud:
“Bijgaand het meerwerkformulier van week 26, zoals afgesproken in het laatste overleg met 10% staartkosten.
Volgens mij komt er nu alleen nog een kleine aanpassing in de binnentuin, put plaatsen, grond afvoeren en wat straatwerk bijleveren en aanbrengen welke buiten de originele aanneemsom vallen.”
Als bijlage bij dit mailbericht is afwijkingsformulier 5 (opruimen bouw- en sloopafval binnentuin ad € 1.184,70) meegezonden.
1.13
[gedaagde] heeft op 5 juli 2019 een bedrag van € 21.021,33 voldaan aan [eiseres] .
1.14
[eiseres] heeft per e-mailbericht van 18 juli 2019 de eindfactuur voor een bedrag van
€ 21.526,96 (inclusief het meerwerk volgens afwijkingsformulieren 5 en 6) verstuurd aan [gedaagde] .
1.15
[eiseres] heeft [gedaagde] op 5 september 2019 een factuur met nummer 19061 ad
€ 1.752,08 verstuurd inzake de aparte opdracht tot reparatie van een lekkage in trottoir/put binnenplaats.
1.16
[gedaagde] heeft in september 2019 een bedrag van € 10.000,- voldaan aan [eiseres] en per e-mailbericht van 10 september 2019 verzocht om een gesprek om te praten over de hoogte van de meerwerkposten.
1.17
[naam 3] van Algemeen Installatiebureau [naam 3] heeft op 6 juli 2020 een verklaring opgesteld. Deze luidt:
“Hierbij verklaar ik dat wij in het souterrain van het pand aan de [locatie 1] in Dordrecht medio 2019 twee nieuwe pompen hebben geïnstalleerd, die kort daarna tijdens werkzaamheden aan de vloer door een derde, zijn volgelopen met cementsluier.
Om de werking van de pompen te kunnen garanderen dienden de pompen inwendig te worden gereinigd. De kans is anders zeer groot dat het fijne zand van het cement de pompen inwendig beschadigt. Om de pompen inwendig te reinigen dienen deze gedeeltelijk te worden gedemonteerd door een ter zake kundig persoon. Door het openen van de pompen vervalt de fabrieksgarantie.
Omdat de pompen worden ingebouwd en de ruimte daarna wordt afgewerkt, heeft de
opdrachtgever in overleg met ons bedrijf besloten de pompen te vervangen. Dat voorkomt afbraak en beschadiging van de mooi afgewerkte ruimte als de pompen bij het onderlopen van de kelder toch niet zouden functioneren, Ik bevestig dat vervanging voor de opdrachtgever de meest bedrijfszekere en economische oplossing was.
Ik heb de pompen aan de heer [gedaagde] op 21 november 2019 aangeboden voor het
bedrag van € 878,00 excl. BTW (€ 1.062,38 incl. BTW). De heer [gedaagde] heeft dat bedrag aan mij voldaan en de pompen zijn door ons bedrijf geleverd en gemonteerd.”
2. De vordering, de grondslag en het verweer
in conventie
2.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 15.797,91, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 augustus 2019, althans 19 september 2019 althans 7 oktober 2019 althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van € 911,20 exclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten waaronder nakosten en rente.
2.2
[eiseres] legt nakoming van de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. Het bedrag ad € 628,81 behorend bij afwijkingsformulier 6 is komen te vervallen. Met dit laten vervallen is reeds rekening gehouden bij de gevorderde hoofdsom van € 15.797,91.
2.3
[gedaagde] betwist de vordering grotendeels en voert daartoe – verkort weergegeven – het volgende aan. Partijen zijn een overeenkomst tot aanneming van werk aangegaan tegen een vaste aanneemsom dan wel tegen een richtprijs waar met niet meer dan 10% van afgeweken mag worden. Een hogere afwijking is niet gerechtvaardigd nu [eiseres] [gedaagde] nooit tijdig heeft gewaarschuwd voor een verdere overschrijding. Bovendien dienen de hogere kosten voor het verwijderen van grond in plaats van zand – voor zover juist – voor rekening van [eiseres] te komen nu zij zelf had moeten onderzoeken op wat voor ondergrond de stenen lagen. Een aantal posten is voor een te hoog bedrag opgevoerd.
in reconventie
2.4
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 1.062,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 september 2019, althans een in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van € 165,42 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten waaronder rente en nakosten.
2.5
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [verweerster] schade heeft veroorzaakt aan de waterpompen in de pompputten. De putten en de pompen zijn tijdens de werkzaamheden volgelopen met cementsluier. De werking van de pompen kan daardoor niet meer gegarandeerd worden. Om de pompen schoon te maken moeten ze worden geopend, waarna de garantie vervalt. [eiser] was dan ook genoodzaakt de pompen te vervangen. [verweerster] dient de kosten hiervan te voldoen.
2.6
[verweerster] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. De cementsluier, die alleen aan de buitenkant van de pompen zat, is weggehaald en de pompen zijn grondig schoongemaakt. De pompen functioneren naar behoren zodat er geen noodzaak tot vervanging was. Het is de eigen keuze van [eiser] geweest de pompen desondanks te vervangen; daar hoeft [verweerster] de kosten niet van te dragen. Daarnaast wordt betwist dat de pompen daadwerkelijk vervangen zijn en [verweerster] daarvoor heeft betaald.
Beoordeling van het geschil
in conventie
3.1
Partijen zijn een overeenkomst van aanneming van werk aangegaan. De onder 1.1 geciteerde offerte noemt een totaalbedrag zodat er geen sprake is van een richtprijs. Partijen zijn – anders dan [eiseres] stelt – een vaste aanneemsom overeengekomen. Dat ook wordt gesproken van ‘verrekenbare hoeveelheden’ tegen van tevoren vastgestelde tarieven maakt dit niet anders. Een vaste aanneemsom betekent voorts niet dat die som daarmee volledig vaststaat: door kostenverhogende omstandigheden en/of door meer- of minderwerk kan de uiteindelijke prijs hoger of lager uitvallen.
Waarschuwingsplicht
3.2
Voor zover [gedaagde] zich beroept op het niet in acht nemen door [eiseres] van de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW omdat de te verwijderen laag onder de bestrating niet uit zand zou hebben bestaan maar uit grond, gaat dit niet op. Artikel 7:754 BW betreft een waarschuwingsplicht van de aannemer ter zake van onder andere fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften, mits de aannemer deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Van de omstandigheden van het geval hangt af of op de aannemer een onderzoeksplicht rustte. Veronderstellenderwijs uitgaande van een onjuistheid in het bestek, waarin op alle relevante pagina’s ‘zand’ als bestaande ondergrond staat vermeld in plaats van ‘grond’, geldt dat – ook in dat geval – [gedaagde] onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan moet worden geoordeeld dat [eiseres] aanleiding had aan de juistheid van het bestek te twijfelen c.q. op basis waarvan [eiseres] nader onderzoek had moeten doen. De zinsnede op pagina 10 ‘Graafwerk en afvoer uitkomende grond’ (zie 1.2) waar [gedaagde] op doelt, is onvoldoende om [eiseres] tot een inzicht te doen komen dat de rest van de gegevens wellicht onjuist is. [eiseres] is dan ook niet tekortgeschoten in zijn waarschuwingsplicht in de zin van artikel 7:754 BW.
3.3
Voor zover [gedaagde] zich beroept op de waarschuwingsplichten ex artikel 7:753 BW (dat ziet op kostenverhogende omstandigheden) en artikel 7:755 BW (dat betrekking heeft op meerwerk) geldt het volgende. In het geval van kostenverhogende omstandigheden dient de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk te waarschuwen voor de noodzaak van een prijsverhoging. Indien sprake is van meerwerk dient de aannemer de opdrachtgever in beginsel tijdig te wijzen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging. Het e-mailbericht van 29 mei 2019 (zie hierboven onder 1.5) ziet – anders dan [eiseres] stelt – enkel op kosten in verband met het verwijderen van extra aanwezige plavuizen en op boringen. Die kostenposten worden niet betwist door [gedaagde] , wel de kostenposten die zien op het afvoeren van grond in plaats van zand. Pas in de mailberichten van 13 en 14 juni 2019 (zie 1.6 en 1.8) maakt [eiseres] melding van extra kosten omdat er volgens haar grond in plaats van zand afgegraven en afgevoerd moest worden. Deze mailberichten vormen echter geen spoedige of tijdige waarschuwing nu zij pas na het verrichten van de werkzaamheden, die tussen 9 en 14 juni 2019 zijn uitgevoerd, zijn verstuurd. [eiseres] heeft derhalve niet voldaan aan haar waarschuwingsplicht voor wat betreft de prijsverhoging. In beginsel staat het voorgaande aan toewijzing van de gevorderde prijsverhogingen in de weg.
3.4
Voor zover [eiseres] stelt dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] akkoord was met de prijsverhoging en zich er pas in het kader van de onderhavige procedure op beroept dat dat niet het geval was zodat een beroep van [gedaagde] op schending van de hiervoor onder 3.3 besproken waarschuwingsplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, geldt het volgende. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid de nodige terughoudendheid te worden betracht. Zulks geldt hier te meer omdat anders de wettelijke eisen voor prijsaanpassing in de zin van artikel 7:753 of 7:755 BW worden uitgehold. De door [eiseres] aangedragen feiten en omstandigheden, in het hier aan te nemen geval dat [gedaagde] niet tijdig en correct is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging en hij die ook niet hoefde te begrijpen, kunnen niet de stelling dragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] zich beroept op (het niet voldaan hebben aan) de waarschuwingsplicht. Een en ander leidt ertoe dat de door [eiseres] gestelde extra kosten van de betwiste posten van afwijkingsformulier 1 en 3 voor rekening van [eiseres] dienen te komen (vergelijk in dit verband de uitspraak gepubliceerd als ECLI:NL:GHARL:2020:3373).
3.5
Concreet betekent het voorgaande dat van afwijkingsformulier 1 de gevorderde posten ‘extra werk i.v.m. grond in plaats van zand (vacuumwagen en personeel)’ ad € 1.420,- exclusief BTW, ‘stortkosten grond’ ad € 479,50 exclusief BTW en ‘afvoeren en storten van het puin’ ad € 889,60 exclusief BTW (behalve de € 30,- die door [gedaagde] wordt erkend) en van afwijkingsformulier 3 de gevorderde posten ‘inzet vacuümwagen + bediening’ ad € 4.860,- exclusief BTW, ‘grondwerker’ ad € 1.836,- exclusief BTW en ‘stortkosten grond’ ad € 1.452,50 exclusief BTW worden afgewezen.
Afwijkingsformulier 1
3.6
De overige posten van afwijkingsformulier 1 voor een totaal bedrag van € 960,- worden niet betwist. Inclusief de niet betwiste € 30,- en de winstopslag van 10% zal een bedrag van € 1.089,- exclusief BTW worden toegewezen.
Afwijkingsformulier 2
3.7
Het totaal bedrag van € 933,90 exclusief BTW wordt niet betwist zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Afwijkingsformulier 3
3.8
Van de post ‘grondwerkers’ ad € 1.224,- van 14 juni 2019 wordt door [gedaagde] het aantal in rekening gebrachte uren en de hoogte van het uurtarief betwist. Uit de door [eiseres] als productie 29 overgelegde urenstaat blijkt dat er op 14 juni 2019 13 arbeidsuren genoteerd staan zodat er te veel uren in rekening zijn gebracht. Het door [eiseres] gehanteerde uurtarief van € 51,- wordt – anders dan [gedaagde] bepleit – gezien als een redelijk uurtarief zodat voor deze post een bedrag van € 663,- exclusief BTW kan worden toegewezen. Overigens is [eiseres] op grond van artikel 7:751 BW bevoegd het werk door derden te laten uitvoeren mits hij de leiding over het hele werk houdt. De overige posten van afwijkingsformulier 3 voor een totaal bedrag van € 2.939,50 worden niet betwist. Inclusief de niet betwiste winstopslag van 10% zal een bedrag van € 3.962,75 exclusief BTW worden toegewezen.
Afwijkingsformulier 4
3.9
[gedaagde] heeft betwist dat de post ‘levering en aanbrengen zand in rioleringssleuf’ ad € 292,50 zowel op 17 als op 18 juni 2019 opgevoerd kan worden. Uit de door [eiseres] overgelegde productie 30 volgt echter dat er op beide dagen (dus zowel op 17 als op 18 juni 2019) 1,5 m3 zand geleverd en aangebracht is. [gedaagde] betwist weliswaar de juistheid van deze productie maar het had op zijn weg gelegen eerder inhoudelijk tegen deze posten te protesteren dan pas tijdens de onderhavige procedure, zeker nu hij naar eigen zeggen goed in de gaten hield wat er op de werkplaats gebeurde. Uitgegaan wordt dan ook van de juistheid van de productie zodat [eiseres] terecht tweemaal een bedrag van € 292,50 in rekening brengt.
Nu de overige posten niet betwist worden zal het totale bedrag van € 1.937,65 exclusief BTW worden toegewezen.
Afwijkingsformulier 5
3.10
[gedaagde] heeft de post ‘opruimen bouw- en sloopafval binnentuin’ betwist in die zin dat er volgens hem geen zeven arbeidsuren nodig zijn geweest om 4 m3 afval af te voeren nu de werkzaamheden zien op een plantenbak van niet meer dan 1 m3. Uit de door [eiseres] overgelegde productie 31 volgt dat er 4 m3 puin is afgevoerd. Het aantal arbeidsuren is weggelakt. Ook hier had het op de weg van [gedaagde] gelegen eerder inhoudelijk te protesteren tegen deze posten dan eerst in het kader van de onderhavige procedure, zeker nu hij naar eigen zeggen zelf de plantenbak gesloopt heeft. Uitgegaan wordt dan ook van de juistheid van productie 31 zodat [eiseres] terecht een bedrag van € 1.184,70 in rekening brengt. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Factuur 19061
3.11
[gedaagde] erkent deze factuur van 5 september 2019 ad € 1.448,- exclusief BTW verschuldigd te zijn zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Resumerend
3.12
Aanneemsom € 28.955,00
Formulier 1 € 1.089,00
Formulier 2 € 933,90
Formulier 3 € 3.962,75
Formulier 4 € 1.937,65
Formulier 5 € 1.184,70
Factuur 19061 € 1.448,00
Saldo meer/
minderwerk € 1.802,66 -/-
-----------------
€ 37.708,34 exc. BTW
€ 45.627,09 incl. BTW
Betaling 28-5-2019 € 14.014,22 -/-
Betaling 5-7-2019 € 21.021,33 -/-
Betaling sept 2019 € 10.000,00 -/-
------------------
Resterend € 591,54.
Dit betekent dat een bedrag van € 591,54 aan hoofdsom zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal als inhoudelijk onweersproken en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3.13
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meer omvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
3.14
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 83,52 aan dagvaardingskosten, € 972,- aan griffierechten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde
(2 punten).
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in reconventie
3.15
[eiser] vordert de vervangingswaarde van twee pompen. Ter onderbouwing van zijn vordering verwijst hij naar een verklaring van [naam 3] (zie 1.17) en foto’s van de pompen. Op de foto’s zijn twee behoorlijk vervuilde pompen te zien. Aan de mate van vervuiling te zien is de kans dat er fijn spul in de pompen terecht is gekomen groot. Een schoonmaakbeurt van alleen de buitenkant kan dan niet volstaan. [eiser] stond vervolgens voor het voldongen feit de pompen te laten reinigen aan de binnenkant (welke kosten overigens ook door [verweerster] zouden moeten worden betaald) of vervangen. Vanwege her vervallen van de garantie bij het openmaken van de destijds betrekkelijk nieuwe pompen is voor vervanging gekozen. In het licht van de aan [verweerster] verstrekte opdracht, het renoveren van het souterrain/de kelder om het gebruik van deze ruimte mogelijk te maken zonder dat de ruimte onder water liep bij een hoge waterstand, acht de kantonrechter dit een te rechtvaardigen keuze. Uit genoemde verklaring van [naam 3] volgt dat de pompen ook daadwerkelijk vervangen zijn. Nu de pompen vervuild zijn geraakt door werkzaamheden van [verweerster] dient zij de vervangingsschade te betalen. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen.
3.16
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld. De rente zal anders dan gevorderd worden toegewezen per 21 november 2019 (bestel- en leveringsdatum van de pompen) nu voor een eerdere toewijzing geen grondslag bestaat.
3.17
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meer omvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
3.18
[verweerster] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 250,- aan salaris voor de gemachtigde (2½ punt), genoemd bedrag te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf veertien dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 591,54, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 1.055,52 aan verschotten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een bedrag van € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Indien van toepassing dienen beide bedragen te worden vermeerderd met btw. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in reconventie
veroordeelt [verweerster] om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 1.062,38, vermeerderd
met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 21 november 2019 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 200,- aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening en indien [verweerster] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een bedrag van € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Indien van toepassing dienen beide bedragen te worden vermeerderd met btw. Ook is [verweerster] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745