Hof Amsterdam, 15-06-2016, nr. 23-000465-14
ECLI:NL:GHAMS:2016:2435
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-06-2016
- Zaaknummer
23-000465-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:2435, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑06‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 15‑06‑2016
Inhoudsindicatie
(Medeplegen van) mensen handel. Betrouwbaarheid verklaring slachtoffer. Officier van justitie niet-ontvankelijk ter zake van feit waarvoor niet is overgeleverd (en ten aanzien waarvan verdachte geen afstand heeft gedaan van het recht beroep te doen op specialiteitsbeginsel).
parketnummer: 23-000465-14
datum uitspraak: 15 juni 2016
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-708004-12 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
[detentieadres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 en 18 december 2014, 18 september 2015, 23, 25, 26 en 27 mei 2016 en 1 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 augustus 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in België en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander of anderen te weten [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen,
en/of
voornoemde [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde
immers heeft/is verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ten aanzien van die [T.L.] (terwijl hij wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat die [T.L.] nergens heen kon, omdat zij geen contact meer had met haar familie en/of die [T.L.] afhankelijk was van de familie van zijn mededader(s) en/of die [T.L.] geen zelfstandig inkomen en/of geen opleiding had en/of die [T.L.] de Nederlandse en/of de Engelse taal niet machtig was)
- die [T.L.] in Hongarije benaderd en/of die [T.L.] gevraagd of zij meer wilde verdienen en/of gevraagd om in Nederland voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
- de reis van Hongarije naar Nederland voor die [T.L.] geregeld en/of betaald en/of met die [T.L.] en zijn mededader(s) (met de bus) naar Nederland gereisd en/of
- die [T.L.] één of meermalen gehuisvest (in Amsterdam) en/of
- die [T.L.] instructies gegeven voor het huren van een werkkamer en/of een of meermalen een werkkamer voor die [T.L.] betaald en/of geregeld en/of
- voor die [T.L.] Engelse woorden en/of getallen (betrekking hebbend op de prostitutie) op een papiertje geschreven die zij uit haar hoofd moest leren en/of
- met die [T.L.] afgesproken dat zij 50% van haar verdiensten aan hem, verdachte, af moest staan en/of 50% van haar verdiensten aan zijn mededader(s) en/of
- die [T.L.] geld gegeven voor het kopen van condooms en/of tissues en/of glijmiddel en/of
- die [T.L.] (met zijn mededader(s)) naar het CS in Amsterdam, nabij haar werkplek, gebracht en/of
- die [T.L.] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- die [T.L.] een werktelefoon en/of een simkaart gegeven en/of
- ( terwijl die [T.L.] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telefonisch en/of in persoon) die [T.L.] gecontroleerd en/of laten controleren en/of die [T.L.] voor en na het hebben van een klant naar, hem, verdachte en/of zijn mededader(s) laten bellen (om te zeggen hoeveel zij had verdiend) en/of
- die [T.L.] regels opgelegd en/of gezegd dat zij niet met anderen mocht praten en/of
- die [T.L.] zeven dagen per week laten werken en/of geen vrije dagen gegeven en/of
- die [T.L.] (telkens) dubbele diensten laten werken en/of
- die [T.L.] (meermalen) mishandeld en/of
- die [T.L.] opgedragen zonder condoom te werken en/of anale seks met klanten te hebben (omdat zij hier meer geld voor kon vragen) en/of
- die [T.L.] door laten werken terwijl zij ziek was en/of pijn en/of een vaginale infectie had en/of
- die [T.L.] opgelegd dat zij een vast bedrag per dag (tot € 1.500,- per dag, bovenop de kamerhuur) moest verdienen en/of indien zij minder had verdiend zij dit de volgende dag moest inhalen en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [T.L.] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [T.L.] laten afstaan en/of
- de aanbouw van een huis voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) gefinancierd met de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [T.L.]
en/of
ten aanzien van die [I.B.] (terwijl hij wist dat die [I.B.] in Hongarije in een kindertehuis was opgegroeid en/of al eerder voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) had gewerkt en/of door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) was uitgebuit in de prostitutie en/of in Nederland en/of in Hongarije geen (sociaal) netwerk en/of familie had om op terug te vallen en/of de Nederlandse en/of Engelse taal niet machtig was en/of niet zelfstandig over woonruimte kon beschikken)
- die [I.B.] in Hongarije benaderd om in Nederland voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of die [I.B.] gezegd dat zij geld moest verdienen voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of voor de borgsom van € 10.000,- van zijn, verdachtes, dochter en/of
- een of meermalen met die [I.B.] van Hongarije naar Nederland en/of België is gereisd en/of de reis naar Amsterdam en/of België voor die [I.B.] geregeld en/of betaald en/of
- die [I.B.] één of meermalen gehuisvest (in Amsterdam en/of Hongarije) en/of
- die [I.B.] instructies gegeven voor het huren van een werkkamer en/of een of meermalen een werkkamer voor die [I.B.] betaald en/of geregeld en/of
- die [I.B.] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- ( terwijl die [I.B.] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telefonisch en/of in persoon) die [I.B.] gecontroleerd en/of laten controleren en/of die [I.B.] voor en na het hebben van een klant naar, hem, verdachte en/of zijn mededader(s) laten bellen en/of
- die [I.B.] (telkens) dubbele diensten laten werken en/of
- die [I.B.] opgedragen zonder condoom te werken en/of anale seks met klanten te hebben (omdat zij hier meer geld voor kon vragen) en/of
- die [I.B.] door laten werken terwijl zij ziek was en/of pijn had en/of
- die [I.B.] geslagen toen zij naar de dokter was geweest (terwijl zij had moeten werken) (waardoor de neus van die [I.B.] is gebroken) en/of
- die [I.B.] (dagelijks, althans meermalen) mishandeld en/of
- die [I.B.] bedreigd en/of gedreigd haar te mishandelen en/of
- die [I.B.] regels opgelegd en/of gezegd dat zij niet met anderen mocht praten en/of haar gezegd dat ze overal toestemming voor moet vragen en/of
- die [I.B.] opgelegd dat zij een vast bedrag (minstens € 800,- à € 900,-) per dag moest verdienen en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [I.B.] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [I.B.] laten afstaan en/of
- de aanbouw van een huis voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) gefinancierd met de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [I.B.] ;
en/of
ten aanzien van die [E.V.] (terwijl hij wist dat die [E.V.] in Hongarije geen werk en/of inkomen had en/of in Nederland en/of in Hongarije geen (sociaal) netwerk en/of familie had om op terug te vallen en/of de Nederlandse en/of Engelse taal niet machtig was en/of niet zelfstandig over woonruimte kon beschikken)
- die [E.V.] in Hongarije benaderd om in Nederland voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
- een of meermalen de reis van Hongarije naar Nederland voor die [E.V.] geregeld en/of betaald en/of
- die [E.V.] één of meermalen gehuisvest (in Amsterdam en/of Hongarije) en/of
- die [E.V.] instructies gegeven voor het huren van een werkkamer en/of een of meermalen een werkkamer voor die [E.V.] betaald en/of geregeld en/of
- die [E.V.] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- ( terwijl die [E.V.] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telefonisch en/of in persoon) die [E.V.] gecontroleerd en/of laten controleren en/of die [E.V.] voor en na het hebben van een klant naar, hem, verdachte en/of zijn mededader(s) laten bellen en/of
- die [E.V.] zeven dagen per week laten werken en/of geen vrije dagen gegeven en/of
- die [E.V.] (telkens) dubbele diensten laten werken en/of
- die [E.V.] opgedragen zonder condoom te werken en/of anale seks met klanten te hebben (omdat zij hier meer geld voor kon vragen) en/of
- die [E.V.] door laten werken terwijl zij ziek was en/of pijn had en/of
- die [E.V.] regels opgelegd en/of gezegd dat zij niet met anderen mocht praten en/of haar gezegd dat ze overal toestemming voor moet vragen en/of
- die [E.V.] opgelegd dat zij een vast bedrag (minstens € 1.000,-) per dag moest verdienen en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [E.V.] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [E.V.] laten afstaan;
en/of
ten aanzien van die [M.B.] (terwijl hij wist dat die [M.B.] bang voor hem was en/of geen werk en/of inkomsten had en/of in Nederland en/of in Hongarije geen (sociaal) netwerk en/of familie had om op terug te vallen en/of de Nederlandse en/of Engelse taal niet machtig was en/of niet zelfstandig over woonruimte kon beschikken)
- die [M.B.] in Hongarije benaderd om in Nederland voor hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of die [M.B.] overgenomen en/of gekocht van haar pooier en/of
- die [M.B.] naar Nederland vervoerd en/of de reis van Hongarije naar Nederland voor die [M.B.] geregeld en/of betaald en/of
- die [M.B.] gehuisvest en/of
- die [M.B.] wegwijs gemaakt en/of laten maken op de wallen en/of die [M.B.] naar een kamerverhuurder heeft gebracht en/of heeft laten brengen en/of
- die [M.B.] gezegd dat zij (de helft van) haar verdiensten aan hem, verdachte, af moest staan en/of
- ( terwijl die [M.B.] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telefonisch en/of in persoon) die [M.B.] gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- opdracht gegeven (aan een medeverdachte) om met vingers in haar, [M.B.] ’s, vagina te voelen om te controleren of [M.B.] daar geld had verstopt en/of
- de werktijden van die [M.B.] bepaald en/of
- die [M.B.] (telkens) dubbele diensten laten werken en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [M.B.] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [M.B.] laten afstaan en/of
- ( nadat hij, verdachte, met die [M.B.] was teruggekeerd naar Hongarije) die [M.B.] heeft doorverkocht aan een ander;
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 augustus 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [T.L.] en/of [I.B.] en/of [E.V.] en/of [M.B.] en/of één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Geldigheid van de dagvaarding
Het hof is van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is voor wat betreft
- Zaak A feit 1: telkens ten aanzien van de zinsneden “één of meer andere vrouwen”
nu in de tenlastelegging niet is omschreven - en evenmin uit het dossier valt af te leiden - op welke vrouwen daarmee wordt gedoeld.
Op het genoemde onderdeel voldoet de tenlastelegging telkens niet aan de eisen van artikel 261 Sv, zodat de dagvaarding in zoverre nietig zal worden verklaard.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep op 25 mei 2016 heeft het hof de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in zijn vervolging ter zake van – kort gezegd – feit 1, voor zover dit betreft mensenhandel ten aanzien van [E.V.] , nu de verdachte niet ter zake van dit feit door de Hongaarse autoriteiten is overgeleverd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde witwassen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte evenmin voor dit feit is overgeleverd. Nu de verdachte geen afstand heeft gedaan van het specialiteitsbeginsel had hij niet voor dit feit vervolgd mogen worden.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde witwassen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt het volgende:
Ten aanzien van de verdachte heeft de officier van justitie een Europees aanhoudingsbevel gedateerd 8 maart 2012 uitgevaardigd aan de Hongaarse autoriteiten (dossierpagina B2.4, p. 8 e.v.). In dit bevel wordt om aanhouding en overlevering verzocht van de verdachte, waarbij als de van toepassing zijnde strafbare feiten zijn aangekruist: mensenhandel en witwassen van opbrengsten van misdrijven. Gelet op de toelichting heeft de verdenking betrekking op mensenhandel ten aanzien van [T.L.] en [I.B.] . Op dit bevel is een besluit van de Rechtbank te Boedapest gevolgd van 13 maart 2012 waarbij de overlevering van de verdachte toelaatbaar is geacht ten aanzien van de in het aanhoudingsbevel omschreven feiten. Dit zijn derhalve de verdenkingen van mensenhandel ten aanzien van [T.L.] en [I.B.] .
Blijkens de brief van 3 juni 2013 van de Hongaarse autoriteiten te Boedapest (dossierpagina B2.14, p. 40) heeft de verdachte ingestemd met een verkorte procedure, maar daarbij geen afstand gedaan van zijn recht op het specialiteitsbeginsel.
Het enkele aankruisen, dan wel noemen van een feit, zonder nadere omschrijving daarvan, is onvoldoende nu artikel 8 van het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel als vereiste stelt dat voor overlevering een precieze omschrijving van het feit wordt gegeven.
De verdachte wordt thans derhalve vervolgd ten aanzien van een feit waarvoor hij niet door Hongarije aan Nederland is overgeleverd, terwijl de verdachte geen afstand heeft gedaan van zijn recht op het specialiteitsbeginsel.
Op grond van het voorgaande is het hof met de raadsvrouw en de advocaat-generaal van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Overweging ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4° van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft in haar vonnis waarvan beroep overwogen dat artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4° van het Wetboek van Strafrecht, telkens uiteen valt in twee delen en dat het tweede gedeelte telkens (slechts) ziet op degene die ‘in een door een ander gecreëerde uitbuitingssituatie’ enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, leest het hof deze bepaling niet zo dat deze slechts toepasselijk is als de uitbuitingssituatie ten aanzien waarvan de verdachte wordt verweten enige handeling te hebben ondernomen, door een ander is gecreëerd; in de wetsgeschiedenis noch in het systeem van de wet kunnen aanknopingspunten voor een dergelijke beperkte uitleg worden gevonden.
Ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren
Medeplegen met [J.H.] ten aanzien van de uitbuiting van [T.L.]
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [T.L.] tezamen en in vereniging met [J.H.] waar het gaat om de tenlastegelegde dwangmiddelen (sub 1, 4 en 9). Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte slechts een faciliterende rol had, waarbij hij zorg droeg voor de mogelijkheid van de tewerkstelling in Nederland. Daarnaast profiteerde hij van de uitbuiting. Ten aanzien van de dwangaspecten kan de verdachte hooguit als medeplichtige worden aangemerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt het volgende. De verdachte heeft zelf aan [T.L.] voorgesteld om naar Amsterdam te gaan om voor hem en [J.H.] in de prostitutie te werken. Hij is samen met [J.H.] en [T.L.] naar Amsterdam gereisd en heeft samen met haar en [J.H.] in verschillende woningen in Amsterdam gewoond. De verdachte heeft dit geregeld. De verdachte heeft voorts geregeld dat [T.L.] wegwijs werd gemaakt op de Wallen en een kamer kon huren. Vooraf was bepaald dat de verdachte 50% van de verdiensten van [T.L.] zou krijgen en [J.H.] de andere 50%. De verdachte wist dus dat [T.L.] geen beschikking had over haar eigen verdiensten, maar al haar geld aan hem en [J.H.] moest afstaan. Na elke klant moest [T.L.] de verdachte bellen met een simkaart die zij van hem had gekregen, om te zeggen hoeveel zij had verdiend. [T.L.] gaf het door haar verdiende geld aan het eind van de dag de ene keer aan [J.H.] en de andere keer aan de verdachte. [T.L.] werkte vaak dubbele diensten. Zij moest van [J.H.] ook werken toen zij een infectie had. De verdachte wist van deze infectie, maar liet haar toch werken en pakte haar geld af.
Hoewel uit de verklaringen in het dossier duidelijk blijkt dat de verdachte jegens [T.L.] geen geweld heeft gebruikt, komt uit het hiervoor overwogene wel duidelijk naar voren dat de rol van de verdachte van grotere aard was dan slechts faciliterend. Bovendien blijkt van een taakverdeling en samenwerking tussen de verdachte en [J.H.] . De verdachte was op de hoogte van de condities waaronder [T.L.] werkte. Hij heeft door te handelen zoals hij heeft gedaan, meegewerkt aan de totstandkoming, de (verdere) verwezenlijking en de instandhouding van de uitbuitingssituatie van [T.L.] . De verdachte heeft hier ook zelf van geprofiteerd. Dat de verdachte zelf geen geweld jegens [T.L.] heeft gebruikt, doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [J.H.] , gericht op de uitbuiting van [T.L.] .
Betrouwbaarheid verklaringen [I.B.]
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verklaringen van [I.B.] onbetrouwbaar dienen te worden geacht. Zij heeft hiertoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. [I.B.] heeft wisselend over de rol van de verdachte bij haar werk in de prostitutie verklaard, te weten eerst – in 2008 – steeds ontlastend en daarna in 2013 plotseling belastend. De verklaringen van [I.B.] worden in de loop der tijd bovendien steeds belastender voor de verdachte. Daarbij komt dat de vraagstelling van de verbalisanten dermate sturend is geweest, dat de mogelijkheid bestaat dat de verklaringen van [I.B.] daardoor zijn beïnvloed.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat sprake is van sturende vraagstelling door de verbalisanten. Een dergelijke sturende vraagstelling, waarbij ongepaste uitlatingen worden gedaan en antwoorden in de mond worden gelegd, getuigt van een weinig professionele attitude en is zeer onwenselijk. Het is echter niet aannemelijk dat [I.B.] daardoor in essentie niet naar waarheid heeft verklaard. Zij is immers nadien, in het bijzonder bij de rechter-commissaris - waarbij zij ook door de verdediging is ondervraagd - bij haar eerdere belastende verklaringen gebleven. Dit brengt mee dat het hof aan de geconstateerde onwenselijkheid van het sturende optreden van de verbalisant geen verdere consequenties zal verbinden.
[I.B.] heeft meermalen tegenover de politie verklaard dat zij in principe voor [T.R.] werkte, maar dat zij in de periode dat [T.R.] gedetineerd zat, haar geld aan [verdachte] afstond. Zij woonde bij hem in huis en moest hem voor en na elke klant bellen. [I.B.] is bij de rechter-commissaris opnieuw als getuige gehoord. Hoewel er enige verschillen zitten tussen haar verklaringen, is het hof van oordeel dat de verklaringen op hoofdlijnen met elkaar overeenkomen en dat de inconsistenties de kern van de zaak (te weten: dat zij toen [T.R.] gedetineerd zat voor de verdachte in de prostitutie werkte, al haar verdiensten aan hem moest afstaan en door hem gecontroleerd werd, waarbij af en toe geweld werd toegepast) niet raken. Het hof gaat dan ook uit van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [I.B.] .
Ook ten aanzien van de door de politie gehoorde collega’s van aangeefster acht het hof het niet aannemelijk dat door de politie een dermate druk op hen is uitgeoefend, dat om die reden hun verklaringen als niet of onvoldoende betrouwbaar terzijde zouden moeten worden gelegd bij de beoordeling van het ten laste gelegde.
Voorts wordt de inhoud van de belastende verklaringen van [I.B.] ook op onderdelen ondersteund door de verklaringen van de verdachte zelf, de verklaringen van andere getuigen en in objectieve bewijsmiddelen.
Partiële vrijspraak
Medeplegen ten aanzien van de uitbuiting van [T.L.] (met een ander of anderen dan [J.H.] ), [I.B.] en [M.B.]
Ten laste is gelegd dat de verdachte zich aan – kort gezegd – uitbuiting in de prostitutie heeft schuldig gemaakt tezamen met een ander of anderen. Voor het bewijs van dit medeplegen moet vastgesteld worden dat er een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen was, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn geweest.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De omstandigheden dat de verdachte en zijn medeverdachten een (schoon)familierelatie hadden en zich (mogelijk) allen bezig hielden met de uitbuiting van prostituees maken op zich zelf nog niet dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook het feit dat kan worden vastgesteld dat de verdachte samen met een of meerdere medeverdachten en prostituees van Hongarije naar Nederland reisde en tijdelijk (met prostituees) in de zelfde woning heeft verbleven, is hier voor onvoldoende.
Het hof merkt hierbij bovendien op dat uit de verklaringen van de in het dossier voorkomende prostituees blijkt dat de prostituees niet voor meerdere personen tegelijk werkzaam waren. Het feit dat soms door prostituees verdiend geld dat voor [T.R.] was bestemd, bij diens afwezigheid aan de verdachte werd gegeven en andersom, dat [T.R.] domd geld in ontvangst nam dat voor de verdachte was bestemd, doet daaraan niet af.
Anders dan de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat de omstandigheid dat aangeefster [T.L.] heeft verklaard dat zij, nadat zij van de verdachte en [J.H.] was weggelopen, voor de medeverdachte [T.R.] is gaan werken, wél een contra-indicatie is voor het aannemen van samenwerking tussen de verdachte en [T.R.] .
Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte zich gedurende de periode dat de medeverdachte [T.R.] gedetineerd zat, te weten van 22 augustus 2008 tot 21 december 2009, tezamen en in vereniging met die [T.R.] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [I.B.] . De enkele verklaring van [I.B.] hieromtrent is onvoldoende, nu deze geen steun vindt in andere (objectieve) bewijsmiddelen.
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’ ten aanzien van het ten laste gelegde mensenhandel van [I.B.] en [M.B.] .
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 mei 2010 tot en met 30 april 2011 te Amsterdam en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander,
[T.L.] ,
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [T.L.] ,
en
voornoemde [T.L.] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [T.L.] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
die [T.L.] met één van de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [T.L.]
en
die [T.L.] met één of meer van de voornoemde middelen heeft bewogen hem, verdachte en zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [T.L.] met of voor een derde
immers heeft/is verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
ten aanzien van die [T.L.] (terwijl hij wist, dat die [T.L.] nergens heen kon, omdat zij geen contact meer had met haar familie en die [T.L.] afhankelijk was van de familie van zijn mededader en/of die [T.L.] geen zelfstandig inkomen en geen opleiding had en die [T.L.] de Nederlandse en/of de Engelse taal niet machtig was)
- die [T.L.] in Hongarije benaderd en die [T.L.] gevraagd of zij meer wilde verdienen en gevraagd om in Nederland voor hem, verdachte en zijn mededader (in de prostitutie) te komen werken en
- de reis van Hongarije naar Nederland voor die [T.L.] geregeld en betaald en met die [T.L.] en zijn mededader (met de bus) naar Nederland gereisd en
- die [T.L.] gehuisvest (in Amsterdam) en
- die [T.L.] instructies gegeven voor het huren van een werkkamer en een werkkamer voor die [T.L.] betaald en
- voor die [T.L.] Engelse woorden en getallen (betrekking hebbend op de prostitutie) op een papiertje geschreven die zij uit haar hoofd moest leren en
- met die [T.L.] afgesproken dat zij 50% van haar verdiensten aan hem, verdachte, af moest staan en 50% van haar verdiensten aan zijn mededader en
- die [T.L.] geld gegeven voor het kopen van condooms en tissues en glijmiddel en
- die [T.L.] (met zijn mededader) naar het CS in Amsterdam, nabij haar werkplek, gebracht en
- die [T.L.] een simkaart gegeven en
- ( terwijl die [T.L.] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telefonisch en/of in persoon) die [T.L.] gecontroleerd en/of laten controleren en die [T.L.] voor en na het hebben van een klant naar, hem, verdachte en/of zijn mededader laten bellen en
- die [T.L.] regels opgelegd en gezegd dat zij niet met anderen mocht praten en
- die [T.L.] dubbele diensten laten werken en
- die [T.L.] door laten werken terwijl zij ziek was en pijn en een vaginale infectie had en
- die [T.L.] opgelegd dat zij een vast bedrag per dag moest verdienen en indien zij minder had verdiend zij dit de volgende dag moest inhalen en
- dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [T.L.] afgenomen en/of door die [T.L.] heeft laten afstaan en
- de bouw van een huis voor hem, verdachte gefinancierd met de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [T.L.]
en
hij in de periode van 22 augustus 2008 tot en met 21 december 2009 te Amsterdam en/of in Hongarije,
[I.B.] ,
door geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [I.B.] ,
en
voornoemde [I.B.] heeft medegenomen met het oogmerk die [I.B.] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
die [I.B.] met één of meer van de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [I.B.]
en
die [I.B.] met één of meer van de voornoemde middelen heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [I.B.] met of voor een derde
immers heeft/is verdachte,
ten aanzien van die [I.B.] (terwijl hij wist dat die [I.B.] geen (sociaal) netwerk en/of familie had om op terug te vallen en niet zelfstandig over woonruimte kon beschikken)
- met die [I.B.] van Hongarije naar Nederland gereisd en de reis naar Amsterdam voor die [I.B.] geregeld en betaald en
- die [I.B.] gehuisvest (in Amsterdam en Hongarije) en
en
- die [I.B.] onder druk gezet en er (zodoende) toe aangezet om in de prostitutie blijven werken en
- ( terwijl die [I.B.] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telefonisch en/of in persoon) die [I.B.] gecontroleerd en/of laten controleren en die [I.B.] voor en na het hebben van een klant naar, hem, verdachte heeft laten bellen en
- die [I.B.] dubbele diensten laten werken en
- die [I.B.] door laten werken terwijl zij ziek was en/of pijn had en
- die [I.B.] geslagen toen zij naar de dokter was geweest (terwijl zij had moeten werken) (waardoor de neus van die [I.B.] is gebroken) en
- die [I.B.] mishandeld en
- die [I.B.] gezegd dat zij niet met anderen mocht praten en
- die [I.B.] opgelegd dat zij een vast bedrag per dag moest verdienen en
- dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [I.B.] afgenomen en/of door die [I.B.] laten afstaan;
en
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2010 tot en met 6 februari 2010 te Amsterdam en/of in Hongarije,
[M.B.] ,
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [M.B.] ,
en
voornoemde [M.B.] heeft medegenomen met het oogmerk die [M.B.] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [M.B.]
immers heeft/is verdachte,
ten aanzien van die [M.B.] (terwijl hij wist dat die [M.B.] geen inkomsten had)
- die [M.B.] naar Nederland vervoerd en de reis van Hongarije naar Nederland voor die [M.B.] geregeld en betaald en
- die [M.B.] gehuisvest en
- die [M.B.] wegwijs laten maken op de Wallen en die [M.B.] naar een kamerverhuurder heeft laten brengen en
- die [M.B.] gezegd dat zij haar verdiensten aan hem, verdachte, af moest staan en
- terwijl die [M.B.] prostitutiewerkzaamheden verrichte (telefonisch) die [M.B.] gecontroleerd en/of laten controleren en
- opdracht gegeven om met vingers in haar, [M.B.] ’s, vagina te voelen om te controleren of [M.B.] daar geld had verstopt en - een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [M.B.] afgenomen en/of door die [M.B.] laten afstaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Daarvan zijn drie jonge vrouwen het slachtoffer geworden. Ten aanzien van één van deze vrouwen heeft de verdachte tezamen en in vereniging gehandeld met een mededader. De vrouwen moesten vele uren per dag in de prostitutie werken om door de verdachte bepaalde bedragen bij elkaar te verdienen. De vrouwen moesten al hun in de prostitutie verdiende geld aan de verdachte afstaan. Hij controleerde hen, zodat zij geen geld voor hem konden achter houden. Bij het begaan van deze feiten heeft de verdachte ook anderen ingezet.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte, gebruikmakend van het overwicht dat hij had op de nog jonge slachtoffers die uit het buitenland afkomstig waren, misbruik gemaakt van hun kwetsbare situatie. Hij heeft daarbij op indringende wijze inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit en voorts op de vrijheid die zij zouden moeten hebben om hun eigen leven vorm te geven. De verdachte heeft zich in overwegende mate laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin en de belangen van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan volledig ondergeschikt gemaakt.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof zijn opgelegd en houdt rekening met het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 mei 2016 niet eerder in Nederland door de strafrechter is veroordeeld, terwijl dit blijkens door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde informatie evenmin eerder is gebeurd in Duitsland, Italië, Oostenrijk en Hongarije.
Alles afwegende zou het hof in beginsel zijn gekomen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, die gelet op de ernst van de feiten zeker passend en geboden mag worden geacht.
Het hof houdt echter rekening met het opgetreden tijdsverloop sinds de aanvang van de procedure en de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, die heeft plaatsgevonden in de procedure in hoger beroep, en acht om die reden een strafvermindering op zijn plaats. Het hof zal om die reden een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee jaren en elf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Vordering van de benadeelde partij [I.B.]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 577.000,00 bestaande uit € 567.000,00 aan materiële schade (gederfde inkomsten ad. € 750,00 per dag, gedurende een periode van 25 maanden) en € 10.000,00 aan immateriële schade, en te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 360.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu het onderzoek naar de exacte opbrengst per dag een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. De gevorderde netto-inkomsten van € 750,00 per dag worden onvoldoende onderbouwd en blijken evenmin uit het dossier. Bovendien is de periode waarover schadevergoeding wordt gevorderd veel te lang. Met betrekking tot de opgevoerde immateriële schade heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een enkele verwijzing naar een slachtofferverklaring onvoldoende onderbouwing biedt om de immateriële schade vast te kunnen stellen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering zoals ingediend toe te wijzen.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en wel tot na te noemen bedrag.
De benadeelde partij moest, zo blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, al haar in de prostitutie verdiende inkomsten aan de verdachte afstaan. Vanaf dat moment was de benadeelde partij de beschikkingsmacht over dat geld kwijt en bepaalde de verdachte wat daarmee gebeurde. Aldus heeft de benadeelde partij inkomsten gederfd.
Het hof acht bewezen dat [I.B.] in de periode van 22 augustus 2008 tot en met 21 december 2009 voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt. Het hof gaat daarom uit van een periode van 16 maanden. Uit de verklaringen van [I.B.] en andere getuigen en de kamerverhuurgegevens blijkt echter dat [I.B.] niet elke dag in die periode als prostituee werkzaam is geweest. Ook blijkt uit de verklaringen in het dossier dat [I.B.] niet dagelijks een minimum bedrag van € 750,00 heeft verdiend in die periode.
Het hof acht een vergoeding voor gederfde inkomsten van € 250,00 per dag voor 5 dagen in de week gedurende een periode van 16 maanden (totaal € 80.000,00) als redelijke schatting voor toewijzing vatbaar en zal de benadeelde partij voor het overige bedrag niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren, nu – bij gebreke van een voldoende nadere onderbouwing van de vordering op dit punt – een en ander een nader onderzoek zou vereisen en dit tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding oordeelt het hof dat het gevorderde bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade toewijsbaar is. Het enkele gegeven dat [I.B.] op zeer jonge leeftijd gedurende een periode van in totaal 16 maanden voor de verdachte prostitutiewerkzaamheden heeft verricht onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest, brengt immers mee dat ernstige immateriële schade daarvan het rechtstreekse gevolg is. Het hof acht het gevorderde bedrag van € 10.000,00 redelijk en billijk en zal de vordering daarom ook op dit onderdeel toewijzen.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2009.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [T.L.]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 356.000,00, bestaande uit € 336.000,00 aan materiële schade (gederfde inkomsten ad. € 1.000,00 per dag, gedurende een periode van 11 maanden) en € 20.000,00
aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 188.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu het onderzoek naar de exacte opbrengst per dag een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. De gevorderde netto-inkomsten van € 1.000,00 per dag worden onvoldoende onderbouwd en blijken evenmin uit het dossier. Bovendien heeft de verdachte het geld verdeeld met [J.H.] , terwijl [J.H.] niet vervolgd is voor dit feit. De verdachte moet de schadevergoeding daardoor alleen dragen, hetgeen niet redelijk is. Met betrekking tot de opgevoerde immateriële schade heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een enkele verwijzing naar een slachtofferverklaring onvoldoende onderbouwing biedt om de immateriële schade vast te kunnen stellen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd de vordering zoals ingediend toe te wijzen.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden; de verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze samen met zijn mededader gehandeld jegens de benadeelde partij en heeft haar aldus schade berokkend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en wel tot na te noemen bedrag.
De benadeelde partij moest, zo blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen, al haar in de prostitutie verdiende inkomsten aan de verdachte en zijn mededader afstaan. Vanaf dat moment was de benadeelde partij de beschikkingsmacht over dat geld kwijt en bepaalde de verdachte wat daarmee gebeurde. Aldus heeft de benadeelde partij inkomsten gederfd.
Het hof acht bewezen dat [T.L.] van 5 mei 2010 tot en met 30 april 2011 voor de verdachte en zijn mededader in de prostitutie heeft gewerkt. Het hof gaat daarom uit van een periode van 12 maanden. Uit de verklaringen van [T.L.] en de kamerverhuurgegevens blijkt echter dat [T.L.] niet elke dag in die periode als prostituee werkzaam is geweest. Ook blijkt uit de verklaringen in het dossier dat [T.L.] niet dagelijks een minimum bedrag van € 1.000,00 heeft verdiend in die periode.
Het hof acht een vergoeding voor gederfde inkomsten van € 250,00 per dag voor 5 dagen in de week gedurende een periode van 12 maanden (totaal € 60.000,00) als redelijke schatting voor toewijzing vatbaar en zal de benadeelde partij voor het overige bedrag niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren, nu – bij gebreke van een voldoende nadere onderbouwing van de vordering op dit punt – een en ander een nader onderzoek zou vereisen en dit tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding oordeelt het hof dat een bedrag van
€ 10.000,00 aan immateriële schade toewijsbaar is. Het enkele gegeven dat [T.L.] op zeer jonge leeftijd gedurende een periode van in totaal 12 maanden voor de verdachte en zijn mededader prostitutiewerkzaamheden heeft verricht onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest, brengt immers mee dat ernstige immateriële schade daarvan het rechtstreekse gevolg is. Het hof acht van het gevorderde bedrag een bedrag van € 10.000,00 redelijk en billijk en zal de vordering daarom ook op dit onderdeel tot dat bedrag toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2011.
Nu de verdachte de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [T.L.] op basis van 50/50 verdeelde met [J.H.] , zal het hof de verdachte evenals zijn mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk stellen, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 60a en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding (partieel) nietig ten aanzien van:
- feit 1 telkens ten aanzien van de zinsnede “één of meer andere vrouwen”
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren en 11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [I.B.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [I.B.] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 90.000,00 (negentigduizend euro) bestaande uit € 80.000,00 (tachtigduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen totaalbedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [I.B.] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 90.000,00 (negentigduizend euro) bestaande uit € 80.000,00 (tachtigduizend euro) materiële schade en
€ 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 205 (tweehonderdvijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [T.L.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [T.L.] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 70.000,00 (zeventigduizend euro) bestaande uit € 60.000,00 (zestigduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor dat gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen totaalbedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [T.L.] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 70.000,00 (zeventigduizend euro) bestaande uit € 60.000,00 (zestigduizend euro) materiële schade en
€ 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 160 (honderdzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. N.A. Schimmel en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2016.
Mr. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.