Toelatingsdocument Zorgveld ambulante jeugdhulp 2018-2019 (2020,2021), p. 10.
Rb. Noord-Holland, 03-11-2017, nr. C/15/265474 / KG ZA 17-818
ECLI:NL:RBNHO:2017:9242
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
03-11-2017
- Zaaknummer
C/15/265474 / KG ZA 17-818
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:9242, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 03‑11‑2017; (Kort geding)
- Vindplaatsen
Module Aanbesteding 2018/808
GJ 2018/28
Uitspraak 03‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Vonnis in kort geding over de vraag of door de gemeente voorgeschreven tarieven voor de inkoop van jeugdhulp in 2018 redelijk zijn. Tussenvonnis waarin partijen wordt geoordeeld dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van partijen om de continuïteit van de jeugdzorg in de regio te waarborgen, de kwaliteit op peil te houden en de doelmatigheid waar mogelijk te vergroten. Partijen moeten nader met elkaar in gesprek om meer duidelijkheid te krijgen over de nieuwe bekostigingssystematiek. Als partijen er niet uitkomen in onderling overleg volgens het stappenplan, kunnen zij vragen om voortzetting van het kort geding, van welke voortzetting het stramien al is voorgeschreven
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/265474 / KG ZA 17-818
Vonnis in kort geding van 3 november 2017
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING TRIVERSUM, CENTRUM VOOR KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE,
statutair gevestigd te Alkmaar,
2. de stichting
STICHTING GGZ NOORD-HOLLAND NOORD,
statutair gevestigd te Heiloo,
3. de stichting
STICHTING PARLAN,
statutair gevestigd te Alkmaar,
4. de stichting
STICHTING KENTER JEUGDHULP,
statutair gevestigd te Haarlem,
5. de stichting
STICHTING LIJN5,
statutair gevestigd te Utrecht,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaten mr. J.J. Rijken en mr. H.M. den Herder te Amsterdam,
en:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARNASSIA GROEP B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te ’s-Gravenhage,
eiseres in het incident tot voeging,
eiseres in de hoofdzaak,
advocaat mr. T. Raats te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALKMAAR,
zetelend te Alkmaar,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BERGEN NH,
zetelend te Alkmaar,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE CASTRICUM,
zetelend te Castricum,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERHUGOWAARD,
zetelend te Heerhugowaard,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEILOO,
zetelend te Heiloo,
6. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LANGEDIJK,
zetelend te Zuid-Scharwoude,
7. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE UITGEEST,
zetelend te Uitgeest,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J. Tophoff te Alkmaar.
Partijen zullen hierna genoemd worden eisers en Parnassia gezamenlijk de Jeugdhulpaanbieders en gedaagden de regio Alkmaar.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 oktober 2017.
2. De feiten
2.1.
De Jeugdhulpaanbieders zijn aanbieders van jeugdhulp in de regio, waaronder de zorg voor minderjarigen met een verstandelijke beperking, jeugd & opvoedhulp en kinder- en jeugdpsychiatrie. Zij bieden ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf, waarbij zij ieder een bepaalde groep behandelen binnen de groep jeugdigen die hulp behoeven.
2.2.
Met ingang van 1 januari 2015 is de Jeugdwet in werking getreden en is de jeugdzorg overgeheveld van de zorgverzekeraars, provincies, zorgkantoren en het Rijk naar de gemeenten. Vanaf genoemde datum zijn de gemeenten op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de beschikbaarstelling van de jeugdzorg.
2.3.
De zorgdiensten die nodig zijn om te voorzien in deze jeugdzorg, alsmede in de jeugdzorg die anders dan als reactie op een individuele zorgvraag wordt verleend, worden door gemeenten ingekocht. De gedaagde gemeenten hebben die inkoop gezamenlijk georganiseerd en zich daartoe verenigd in het samenwerkingsverband van de (jeugdhulp) regio Alkmaar.
2.4.
De regio Alkmaar heeft een inkoopprocedure gestart op basis van een Openhousemodel om ambulante jeugdhulp in te kopen voor 2018. Daarnaast is een aanbestedingsprocedure gestart om jeugdhulp met verblijf in te kopen voor 2018. De inschrijftermijn sluit op 30 oktober 2017 te 9.30 uur. De regio Alkmaar hanteert in beide procedures voorgeschreven, niet onderhandelbare, tarieven voor de zorg. De regio Alkmaar heeft deze tarieven vastgesteld na een onderzoek dat zij heeft laten uitvoeren door SodaConsult onder de titel ‘Kostprijsonderzoek en tariefbepaling integrale ambulante jeugdhulp 2018’.
2.5.
De regio Alkmaar hanteert bij het bepalen van de tarieven de volgende formule:
2.6.
Op 1 september 2017 heeft de regio Alkmaar een ‘Toelatingsdocument Zorgveld ambulante jeugdhulp 2018-2019 (2020, 2021)’ gepubliceerd.
Dit document houdt het volgende in:
(…)
1.5
Procedure, overeenkomst en looptijd van de overeenkomst
Regio Alkmaar hanteert voor de inkoop van de Ambulante jeugdhulp een toelatingsprocedure op basis van het Openhousemodel. Dit model houdt in dat Regio Alkmaar een eensluidende overeenkomst wenst af te sluiten met elke aanbieder die voldoet aan de in dit Toelatingsdocument vastgestelde criteria en voorwaarden en akkoord gaat met de door Regio Alkmaar vastgestelde tarieven.
Het Openhousemodel houdt tevens in dat gedurende de duur van de overeenkomst nieuwe jeugdhulpaanbieders kunnen worden toegelaten. De overeenkomst biedt geen afnamegarantie voor de toegelaten jeugdhulpaanbieders.
De overeenkomsten worden aangegaan voor de periode van twee (2) jaar, met de mogelijkheid deze twee (2) keer met één (1) jaar te verlengen. De overeenkomst gaat in op 1 januari 2018 en eindigt op 31 december 2019. Daarna is verlenging mogelijk voor de jaren 2020 en 2021.
(…)
1.7
Begrippenlijst
Begrip | Omschrijving |
Ambulante jeugdhulp | Alle jeugdhulp zoals gedefinieerd in dit toelatingsdocument en uitgezonderd de hulp die valt onder Jeugdhulp met verblijf |
(…) | |
Direct cliëntgebonden tijd | De optelsom van no-show en directe en indirecte cliëntgebonden tijd |
(…) | |
Indirect cliëntgebonden tijd | Tijd besteed aan werkzaamheden die direct ten behoeve van een cliënt worden uitgevoerd maar niet in aanwezigheid van de cliënt. Onder indirect cliëntgebonden tijd valt de voorbereiding van de behandeling, looptijd van een naar cliënten, halen/aanvragen hulpmiddelen, reistijd ten behoeve van cliënten, wachttijd, cliëntdministratie en cliëntgebonden overleg/consult, overdracht, enzovoort. |
Instelling | Een jeugdhulpaanbieder met ten minste 5 fulltime (FTE) regiebehandelaars met een SKJ- en/of BIG-registratie |
Jeugdhulp met verblijf | Overnachtingen door een jeugdige elders dan thuis, zoals logeren, pleegzorg, gezinshuizen, of andere klinische of residentiële opvang, inclusief jeugdhulp die onlosmakelijk deel uitmaakt van de overnachting |
(…) | |
Niet-instelling | Een jeugdhulpaanbieder met minder dan 5 fulltime (FTE) regiebehandelaars met een SKJ- en/of BIG-registratie. |
No-show | Tijd gereserveerd voor een cliënt die zonder afmelding niet komt opdagen op een afspraak, of die zich minder dan 24 uur van te voren heeft afgemeld voor die afspraak. |
(…) | |
Treeknormen | Normen voor de maximale wachttijd voor niet acute zorg |
2.7.
Voor jeugdhulp met verblijf organiseert de regio Alkmaar een Europese aanbesteding. Zij gebruikt daarbij een zogenaamd ‘Zeeuws model’. Dit betekent dat alle aanbieders op de inschrijfdatum kenbaar kunnen maken of zij tegen de gestelde voorwaarden en de gestelde tarieven de genoemde diensten willen uitvoeren. Als zij voldoen aan de voorwaarden, krijgen zij gedurende een jaar een overeenkomst. Daarna zal de regio Alkmaar opnieuw aanbesteden. Voor dat doel heeft de regio Alkmaar eveneens op 1 september 2017 het ‘Inkoopdocument Zorgveld jeugdhulp met verblijf 2018 (2019, 2020, 2021)’ gepubliceerd. Dit document houdt het volgende in:
(…)
1.5
Procedure, overeenkomst en looptijd van de overeenkomst
Regio Alkmaar hanteert voor de inkoop van jeugdhulp met verblijf een Europese openbare aanbestedingsprocedure waarbij de voorwaarden en tarieven vooraf door de regio zijn vastgesteld. Deze wijze van aanbesteden houdt in dat Regio Alkmaar een eensluidende overeenkomst wenst af te sluiten met elke aanbieder die tijdig heeft ingeschreven, voldoet aan de in dit Inkoopdocument vastgestelde eisen en voorwaarden en akkoord gaat met de door Regio Alkmaar vastgestelde tarieven. De overeenkomst biedt geen afname garantie voor de gegunde aanbieders.
(…)
2.10
Jeugdhulpvervoer
2.10.1
Algemeen
Jeugdhulpvervoer is het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie ten behoeve van de jeugdhulp die de jeugdige daar ontvangt van Opdrachtnemer. Als de jeugdige door Opdrachtnemer wordt vervoerd naar en van de locatie van Opdrachtnemer, dan is Opdrachtnemer verantwoordelijk voor het verzorgen en bekostigen hiervan, ongeacht of het lokale team een aparte toekenning heeft afgegeven voor jeugdhulpvervoer.
Opdrachtnemer mag voor dit vervoer gebruik maken van diensten van derden zoals vervoersbedrijven, maar is hiertoe niet verplicht. Opdrachtnemer mag tevens een kilometervergoeding verstrekken aan degene uit het eigen netwerk van de jeugdige die het vervoer op zich heeft genomen. Als Opdrachtnemer het vervoer door derden of personen uit het eigen netwerk van de jeugdige laat uitvoeren, dan blijft Opdrachtnemer te allen tijde hiervoor verantwoordelijk.
2.10.2
Aanvullende kostenvergoeding jeugdhulpvervoer
Doelgroep
De doelgroep voor een aanvullende vergoeding voor de kosten van jeugdhulpvervoer bestaat uit jeugdigen die jeugdhulp ontvangen op locatie en voor wie het medisch noodzakelijk is dat zij naar deze locatie worden vervoerd. Onder medische noodzakelijkheid valt ook het begrip ‘gebrek aan zelfredzaamheid’.
Afgifte door het lokale team van een aparte toekenning voor de productcode ‘jeugdhulpvervoer’ betekent dat Opdrachtnemer een aanvullende tegemoetkoming in de vervoerskosten toegekend heeft gekregen. Deze aanvullende tegemoetkoming pretendeert niet de kosten van jeugdhulpvervoer volledig te dekken.
De overige kosten van eventueel vervoer van de jeugdige naar en van de locatie van Opdrachtnemer worden geacht reeds inbegrepen te zijn in de tarieven van de overige gecontracteerde productcodes voor jeugdhulp. De Gemeenten verstrekken de aanvullende tegemoetkoming rechtstreeks aan Opdrachtnemer.
(…)
5.3
Eisen aan de inschrijving
Eisen aan uw inschrijving | ||
Eis | Onderwerp | Eis |
(…) | ||
I4 | Tarieven | Inschrijver conformeert zich aan de Tarievenlijst in Bijlage A. Regio Alkmaar kan, indien daar aanleiding toe is, éénmaal per jaar de prijzen bijstellen, voor het eerst op 1 januari 2019. |
(…) | ||
I13 | Voorwaarden | Inschrijver mag geen voorwaarden verbinden aan zijn inschrijving. Een inschrijving waaraan voorwaarden zijn verbonden zal ongeldig worden verklaard en terzijde worden gelegd. |
I14 | Varianten | Het indienen van varianten is niet toegestaan |
5.5.
Aanbestedingsprocedure
(…)
5.5.2
Planning
De indicatieve planning van de aanbestedingsprocedure is als volgt:
Planning | Datum | |
1 | (…) | |
7 | Uiterste datum en tijdstip voor het indienen van inschrijvingen | 30 oktober 2017, 09.30 uur |
8 | Opening van de inschrijvingen | 30 oktober 2017, 09.31 uur |
Tarieven 2018 voor de productcategorie klinisch verblijf
Code | Naam product | Eenheid | Tarief 2018 |
(…) | |||
52052 | Deelprestatie verblijf E (intensieve verz.gr. (incl. NHC comp) | Etmaal | € 313,92 |
52053 | Deelprestatie verblijf F (extra int.verz.gr.) (incl. NHC comp) | Etmaal | € 352,87 |
52054 | Deelprestatie verblijf G ( zeer int.verz.gr) (incl. NHC comp) | Etmaal | € 493,31 |
2.8.
In de periode tot 10 oktober 2017 hebben de Jeugdhulpaanbieders bij afzonderlijke brieven bij de regio Alkmaar bezwaar gemaakt tegen de tarieven ambulante jeugdhulp die de regio Alkmaar voornemens is te hanteren in de aanbesteding voor de contractperiode 2018-2020. Zij hebben aangevoerd dat deze tarieven circa 18% liggen onder de kostprijs en dat deze tarieven behoren tot de laagste van het land en dat in de andere twee jeugdhulpregio’s waar die lage tarieven gelden de aanbieders van ambulante jeugdhulp eveneens constateren dat tegen die lage tarieven geen passende zorg geleverd kan worden.
2.9.
Bij brief van 12 oktober 2017 heeft de regio Alkmaar de bezwaren van de Jeugdhulpaanbieders afgewezen.
2.10.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 26 oktober 2017 heeft de regio Alkmaar bekend gemaakt dat zich tot dan toe 8 gegadigden hebben ingeschreven in de aanbestedingsprocedure voor jeugdhulp met verblijf en 37 gegadigden in de inkoopprocedure voor ambulante jeugdzorg.
3. Het geschil
3.1.
Parnassia heeft zich aangesloten bij de vorderingen van eisers in de hoofdzaak en gevorderd dat die vorderingen worden toegewezen.
3.2.
De Jeugdhulpaanbieders vorderen na wijziging van eis voor zover nog van belang, samengevat:
III. (primair) de regio Alkmaar te gebieden de procedure die is omschreven in het
Toelatingsdocument stop te zetten;
IV. de regio Alkmaar te gebieden de procedure die is omschreven in het
Inkoopdocument stop te zetten;
V. de regio Alkmaar te verbieden een nieuwe inkoopprocedure voor ambulante
jeugdhulp 2018 op te starten, tenzij de tarieven in overeenstemming worden
gebracht met de uitgangspunten en rekenwijze uit de VNG-handreiking, althans
binnen een in goede Justitie te bepalen bandbreedte van de VNG-handreiking;
VI. de regio Alkmaar te verbieden een nieuwe inkoopprocedure voor jeugdhulp met
verblijf 2018 op te starten, tenzij (a) de tarieven voor klinisch verblijf, deelprestaties
E, F en G (codes 52052, 52053 en 52054) en het VZO-tarief worden vastgesteld op
het niveau van de NZa-tarieven, althans op een niveau dat zich binnen een redelijke
bandbreedte van de NZa-tarieven bevindt; (b) het LBJ-tarief wordt vastgesteld op
het niveau van het tarief 2017, althans binnen een redelijke bandbreedte van het
tarief 2017; (c) de regio Alkmaar toestaat dat jeugdigen waarvoor de ‘zwaardere’
verblijfsprestaties worden gedeclareerd op weekendverlof gaan; (d) de
Jeugdhulpaanbieders geen verplichting ten aanzien van SROI hebben, althans
slechts een inspanningsverplichting; (e) het de Jeugdhulpaanbieders toegestaan is
om vervoerskosten in rekening te brengen voor jeugdigen die dagelijks voor
dagbehandeling van en naar de jeugdhulpaanbieder reizen; (f) het de
Jeugdhulpaanbieders toegestaan is het mix-tarief te declareren;
VII. (subsidiair) iedere maatregel te treffen die in goede Justitie redelijk is en recht doet
aan de belangen van de Jeugdhulpaanbieders;
VIII de regio Alkmaar te veroordelen in de kosten van het geding, een en ander te
voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis,
en - voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn
plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen
vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
IX. met verklaring dat de veroordelingen onder III tot en met VI uitvoerbaar bij voorraad zullen zijn.
3.3.
De Jeugdhulpaanbieders leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de regio Alkmaar met de door haar voorgeschreven tarieven handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.12 Jeugdwet juncto artikel 6 van de Verordening jeugdhulp 2015.
3.4.
De regio Alkmaar voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Inleidende opmerkingen
4.1.
Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet in werking getreden. Doel van de wet is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken met als uiteindelijk doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving (Kamerstukken II 2012/13, 33684, 3, p. 2). De wet vervangt het onder de oude wetgeving bestaande wettelijke recht op zorg door een jeugdhulpplicht voor gemeenten. De gemeente treft daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, een voorziening op het gebied van jeugdhulp maar is alleen gehouden een voorziening te treffen als de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. De gemeente is gehouden om te zorgen voor een deskundige advisering over en beoordeling van de vraag of er een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is en welke voorziening dit dan is.
4.2.
Voornoemde zorgplicht is neergelegd in artikel 2.3 van de Jeugdwet. Daarin is bepaald dat indien naar het oordeel van het College van B&W een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp treft. Het college waarborgt een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a.
gezond en veilig op te groeien;
b.
te groeien naar zelfstandigheid, en
c.
voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
4.3.
De onderhavige zorgvraag wordt door de regio Alkmaar langs twee lijnen in de markt gezet: deels via een zogenaamd Openhousemodel, deels door middel van een openbare aanbesteding. Juridisch gezien zijn de posities voor beide lijnen in ieder geval qua uitgangspunt helder: bij het Openhousemodel is sprake van een door de regio Alkmaar uitgeschreven contract, waarbij de regio Alkmaar niet selecteert onder de belangstellende aanbieders: met iedere inschrijver wordt een contract gesloten op basis van de geformuleerde uitgangspunten. Bij een openbare aanbesteding is die selectie er in beginsel wel. In het onderhavige geval lopen beide lijnen goeddeels parallel, doordat de tarieven op beide velden door de regio Alkmaar op voorhand worden vastgesteld. Bij het Openhousemodel is het take it or leave it. Bij de aanbesteding kan selectie plaatsvinden, maar waar tarieven onder druk staan kan het ook voorkomen dat de aanbestedende gemeenten afhankelijk zijn van (of moeten leunen op) de bereidheid van instellingen om (bijvoorbeeld uit hoofde van het belang van continuïteit van de zorgverlening, de zorg voor hun personeel en/of het vermogen om een verlies hier te compenseren met een goed resultaat elders) tijdelijk onder de kostprijs te werken.
4.4.
Het onderhavige geschil is een uitvloeisel van de transitie van de Jeugdzorg die tijdens de vorige kabinetsperiode in gang is gezet als onderdeel van het streven om de kosten van de zorg ook op lange termijn betaalbaar te houden. Gegeven de groeiende vraag naar zorg manifesteert die transitie zich onder meer in het zoeken naar een andere verhouding tussen publieke en private verantwoordelijkheid voor zorgverlening en in het stimuleren van de ontwikkeling van zorgmodellen die met behoud van kwaliteit tot besparing kunnen leiden.
4.5.
De Jeugdhulpaanbieders zijn allen zorginstellingen die, sommige reeds jaren lang, betrokken zijn bij de verlening van geestelijke gezondheidszorg in het werkgebied van de regio Alkmaar. Zij hebben zorg- en behandelrelaties met een groot aantal cliënten die inwoners zijn van de regio en zijn uit dien hoofde wettelijk verplicht om zich het belang van die cliënten bij die zorgverlening en de continuïteit daarvan aan te trekken. De regio Alkmaar is wettelijk verantwoordelijk voor goede zorgverlening aan de inwoners die dat behoeven. Uit dien hoofde hebben partijen, zoals de regio Alkmaar ook heeft benadrukt, een gemeenschappelijk belang bij een maatschappelijk (goed) draagbare oplossing van de onderhavige kwestie.
4.6.
Een belangrijke grondslag voor de vorderingen van de Jeugdhulpaanbieders is artikel 2.12 Jeugdwet. Dit artikel luidt:
Met het oog op gevallen waarin ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering artikel 2.11, eerste lid, wordt toegepast, worden bij verordening regels gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
en is van toepassing als een gemeente derden inschakelt om jeugdhulp te verlenen. Omdat in artikel 2.12 Jeugdwet wordt verwezen naar artikel 2.11 lid 1 Jeugdwet en niet naar de leden 2 en 3 van deze bepaling is voor de toepasselijkheid van artikel 2.12 Jeugdwet niet van belang of de gemeente de jeugdhulp aanbesteedt. De bepaling is ook van toepassing op de procedure voor ambulante hulp die is beschreven in het Toelatingsdocument.
4.7.
Voornoemde bepaling is in de Jeugdwet terecht gekomen als gevolg van een amendement. De toelichting daarop vermeldt:
Bij het stellen van die regels moet rekening worden gehouden met de vereiste deskundigheid van het in te schakelen personeel en de arbeidsvoorwaarden van dat personeel. De gemeenten dienen hierbij ten minste een inschatting te maken van een reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren.
4.8.
De in artikel 2.12 van de Jeugdwet bedoelde verordening is de Verordening jeugdhulp van de gemeente Alkmaar (hierna: de Verordening). Artikel 6 daarvan luidt:
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering rekening met:
- a.
de aard en de omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- e.
de kosten voor bijscholing van het personeel.
De overige gemeenten die samenwerken in de regio Alkmaar hebben in hun jeugdhulpverordeningen een vergelijkbare bepaling opgenomen.
4.9.
Voor zover de vaststelling van tarieven al niet betreft het nemen van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), moet die vaststelling wat betreft de normen waaraan deze rechtens moet worden getoetst daaraan worden gelijkgesteld. Dat brengt mee dat door de regio Alkmaar bij de vaststelling van de tarieven actief kennis moet worden vergaard van de omstandigheden die relevant zijn met het oog op het te nemen besluit en dat dit besluit moet worden gemotiveerd.
4.10.
Voor zover de omstandigheid dat de betrokken tarieven worden vastgesteld in de context van de voorbereiding van privaatrechtelijke rechtshandelingen (het sluiten van overeenkomsten met aanbieders) de regio Alkmaar heeft doen betogen dat dit anders zou zijn, kan zij in die opvatting niet worden gevolgd. Een overheidslichaam behoort immers ook bij het uitoefenen van zijn privaatrechtelijke bevoegdheden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen (HR 27 maart1987, NJ 1987, 727, Amsterdam/Ikon).
4.11.
Bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de tarieven in rechte moet dan ook in de eerste plaats worden nagegaan of de regio Alkmaar ter motivering daarvan inzicht heeft gegeven in haar bevindingen en afwegingen. Dit temeer omdat immers niet goed denkbaar is dat van aanbieders wordt gevraagd om de redelijkheid van tarieven in te zien, en van een rechter om die redelijkheid te toetsen, indien de daaraan ten grondslag liggende afwegingen niet kenbaar zijn.
4.12.
Indien die afwegingen kenbaar zijn moet vervolgens worden nagegaan of de regio Alkmaar bij het vaststellen van de tarieven de in artikel 6 van de Verordening vermelde voorschriften in acht heeft genomen.
Deze voorschriften abstraheren van het loon- en functiegebouw van individuele aanbieders. Dat is in overeenstemming met artikel 2.12 Jeugdwet. Een individuele zorginstelling kan er op grond van die bepaling geen aanspraak op maken dat bij de inschatting van de kostprijs van te leveren diensten met haar specifieke omstandigheden rekening wordt gehouden.
Dat neemt echter niet weg dat de regio Alkmaar haar ogen niet geheel kan sluiten voor de uitvoeringswerkelijkheid binnen de instellingen. Zo zal in een vergrijzende samenleving sprake zijn van een geleidelijk toegenomen gemiddelde leeftijd van het werkzame personeel, die effect heeft op de gemiddelde loonkosten van de onderscheiden functiegroepen.
4.13.
Ook overigens volgt uit de omschrijving van de aandachtspunten in de Verordening en uit het gebruik van de term reële kostprijs in de sub 4.7 aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting dat de tarieven met een open oog voor de sectorale uitvoeringswerkelijkheid moeten worden vastgesteld. Zo:
• heeft het voorschrift dat rekening moet worden gehouden met de aard van de te verrichten taken implicaties voor de verhouding tussen de diverse opleidingsniveaus waar de regio Alkmaar binnen de gekozen systematiek in haar berekeningen van uitgaat. Kwalitatief goede zorg stelt immers eisen aan het niveau van de daarop in te zetten medewerkers;
• is een toeslag voor overheadkosten alleen redelijk te achten indien redelijk efficiënt functionerende aanbieders die kosten uit die toeslag kunnen dekken zonder structureel in te leveren op de kwaliteit van hun organisatie; en
• betekent rekening houden met een reële mate van non-productiviteit dat de geëiste productiviteit een redelijk urenaantal niet te boven mag gaan, waarbij het voor de hand ligt om aansluiting te zoeken bij het gemiddelde (of: gemiddelden) in de sector.
Aan de in artikel 2.12 Jeugdwet en artikel 6 de Verordening neergelegde opdracht kan de regio Alkmaar dan ook niet voldoen zonder zich te verdiepen in de vraag of haar tarieven binnen de regio waar ze toepassing moeten krijgen kostendekkende levering van de gevraagde diensten mogelijk maken. Indien de zittende instellingen onderbouwd betogen dat zij de gevraagde diensten alleen onder de kostprijs kunnen leveren, is dat een signaal dat serieuze aandacht verdient. Uiteraard is dat niet mogelijk zonder dat door die instellingen inzicht wordt gegeven in hun kostprijzen. (Zie verder r.o. 4.35.)
4.14.
Tenslotte zou de vaststelling dat er buiten de klagende instellingen niet of onvoldoende andere instellingen zijn die bereid zijn de gevraagde diensten voor de aangeboden tarieven te leveren een aanwijzing kunnen vormen dat de Regio Alkmaar overvraagt. (Zie verder r.o. 4.47.)
4.15.
Het voorgaande vormt het kader waarbinnen de over en weer door partijen geponeerde stellingen zullen worden besproken. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt tussen ambulante jeugdhulp enerzijds en jeugdhulp met verblijf anderzijds.
Beoordeling tarieven - ambulante jeugdhulp
motiveringklacht
4.16.
De voorzieningenrechter deelt de opvatting van de regio Alkmaar dat zij de tarieven voor ambulante jeugdhulp heeft voorzien van een motivering die de aanbieders in staat stelt de redelijkheid te beoordelen. Die motivering is te vinden in het rapport van Soda Consult en is aangevuld in de -uitvoerige- antwoorden op de door de aanbieders gestelde vragen die als productie 20 zijn overgelegd. De klacht dat motivering ontbreekt faalt dus. Dat wil niet zeggen dat die motivering op alle punten toereikend is. Zoals hierna zal blijken zijn enkele wezenlijke vragen onderbelicht gebleven.
Inhoudelijk – algemeen
4.17.
De Jeugdhulpaanbieders hebben betoogd dat de uurtarieven voor integrale ambulante jeugdhulp die de regio Alkmaar heeft vastgesteld niet in een redelijke verhouding staan tot de kwaliteit die van de aanbieders van deze hulp wordt verlangd. Zij zijn van opvatting dat bij die vaststelling ten onrechte geen rekening is gehouden met de VNG-Handreiking Jeugd-GGZ inspanningsgericht, die volgens hen een model van tariefopbouw voorschrijft. Zij stellen dat de uurtarieven die de regio Alkmaar heeft vastgesteld gemiddeld 25 tot 30% -voor één beroepsgroep zelfs 38% - lager zijn dan de uurtarieven waar de Handreiking op uit komt. De verschillen tussen de VNG-tarieven en de door de regio Alkmaar vastgestelde tarieven zijn dus groot en elke verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp en de kwaliteit ervan is zoek. De Jeugdhulpaanbieders hebben benadrukt dat deze verschillen voor hen niet te overbruggen zijn, hetgeen zal leiden tot een kaalslag in de zorg voor jeugdigen.
4.18.
De regio Alkmaar heeft betoogd dat de VNG-Handreiking niet van toepassing is omdat voor 2018 een wezenlijk andere dienst ingekocht gaat worden dan tot nu toe het geval is geweest en waarop de Handreiking betrekking heeft. Voorts heeft zij betoogd dat het aan de regio Alkmaar is om de omvang van de dienst die zij wenst in te kopen èn het bedrag dat zij daarvoor wenst te betalen vast te stellen.
De regio Alkmaar is van mening dat de Jeugdhulpaanbieders wel stellen dat de door haar vastgestelde tarieven onredelijk zijn, maar daarvoor geen onderbouwing hebben geven. Zo geven zij geen inzicht in de eigen kostprijs en verwijzen zij weliswaar naar tarieven van andere regio’s maar geven zij daarmee geen componenten aan die objectief gezien tot een kostprijs behoren van de in te kopen diensten. Die regio’s kopen namelijk niet integraal in, zoals de regio Alkmaar dat doet.
4.19.
De klachten spitsen zich toe op drie onderdelen:
- -
de opslag voor overhead
- -
de urennorm voor cliëntgebonden tijd
- -
de aannames omtrent de salariskosten.
Deze zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Overhead
4.20.
Over de opslag voor overhead is in het rapport van SodaConsult het volgende opgenomen:
1.3
Overhead
Er is een vaste opslag voor overhead toegepast. De overhead is bepaald als opslag percentage over de gemiddelde personeelskosten De gemiddelde personeelskosten zijn bepaald aan de hand van de (verwachte) functiemix. Deze is:
GGZ | J&O | BPV | Totaal | |
---|---|---|---|---|
40% | 30% | 30% | Gew.gem. | |
MBO | 0% | 5% | 5% | 3% |
HBO | 10% | 45% | 70% | 39% |
75% | 45% | 20% | 50% | |
WO+ | 5% | 5% | 5% | 5% |
MS | 10% | 0% | 0% | 4% |
Totaal | 100% | 100% | 100% | 100% |
Vervolgens is voor de overhead een percentage toegekend van 35% over de gemiddelde personeelskosten voor instellingen en 20% voor niet-instellingen. Het verschil in deze percentages komt voort uit een verschillende inzet van: voornamelijk management, bestuur en toezicht (8,2%), ICT (verschil van 2,4%) en kennis, innovatie en advies (4,4%).
Daaruit resulteert een volgende vaste opslag per fte voor overhead:
- -
Instellingen € 29.136
- -
Niet-instellingen € 16.649
4.21.
De Jeugdhulpaanbieders hebben opgemerkt dat de overheadkosten, ook wel aangeduid als overige kosten, alle kosten zijn van een jeugdhulpaanbieder met uitzondering van de loonkosten van de behandelaars en gebouwkosten. Naast de kosten van het management van een jeugdhulpaanbieder gaat het om kosten van inrichting van gebouwen, onderhoud, schoonmaak, energie, taken op grond van de Wet BOPZ, kwaliteitssystemen en het elektronisch patiëntendossier. Zij stellen dat de feitelijke kostprijsgegevens van de Nederlandse Zorg Autoriteit (NZa) laten zien dat de overige kosten per fte voor de meeste beroepen tussen de € 45.000 en € 50.000 bedragen. Het exacte gemiddelde voor de 15 onderzochte beroepen bedraagt € 48.562 gerekend naar het prijspeil 2015. Het door SodaConsult berekende tarief voor 2018 ligt ruim 40% onder de feitelijk gemeten overige kosten. De Jeugdhulpaanbieders hebben aangevoerd dat SodaConsult blijkbaar uitgaat van een percentage van 35% voor instellingen voor de overige kosten maar dat het onnavolgbaar is hoe SodaConsult op dat percentage is gekomen. Zij hebben benadrukt dat dit percentage niet aansluit bij de werkelijkheid en menen dat het uitgangspunt van SodaConsult, de verwachte functiemix, niet acceptabel is omdat het onlogisch om bij de tariefberekening voor een WO-opgeleide professional rekening te houden met de indirecte kosten van een MBO’er.
4.22.
De Regio Alkmaar heeft betoogd dat zij voor het vaststelling van de overhead kosten uitgegaan is van 35% opslag over de gemiddelde personeelskosten en dat die personeelskosten zijn afgeleid van gemiddelden in de cao’s Jeugdzorg en GGZ (FWG/schalen, treden, eindejaarsuitkering) die geldig waren voor 2017 met een opslag voor werkgeverslasten van 30,5 % en een indexatie van 1,85% naar 2018. Dit resulteerde in de volgende kosten
Personeelskosten (incl.werg.in.) | 2018 |
MBO | 53.000 |
HBO | 68.000 |
89.000 | |
WO+ | 114.000 |
MS | 143.000 |
De gemiddelde personeelskosten zijn berekend door de berekende personeelskosten af te zetten tegen de verwachte inzet (die was 8% MBO, 35% HBO, 45% WO, 7% WO+ en 5% MS). De 35% overhead opslag is afgeleid van het Boer & Croon onderzoek dat de regio Gooi en Vechtstreek heeft laten uitvoeren. Verder is gebruik gemaakt van de onderzoeken van SodaConsult bij GGZ Instellingen in de Wmo 2015 (beschermd wonen).
De regio Alkmaar heeft er op gehamerd dat de VNG geen bevoegdheid heeft om spelregels vast te stellen, dat de Handreiking een advies is en geen tariefopbouw voorschrijft en bovendien geschreven is voor de JGGZ, terwijl de regio Alkmaar vanaf 1 januari 2018 niet langer JGGZ-diensten inkoopt maar integrale diensten, zodat ook een vergelijking met tarieven van andere regio’s niets zegt over de redelijkheid van de tarieven.
Tenslotte heeft de regio Alkmaar erop gewezen dat het voor de Jeugdhulpaanbieders mogelijk was om concrete informatie over hun overheadkosten in te brengen in het onderzoek van SodaConsult maar dat zij dat niet hebben gedaan.
4.23.
De voorzieningenrechter deelt de opvatting van de Jeugdhulpaanbieders dat volstrekt onduidelijk is hoe de regio Alkmaar is gekomen tot de opvatting dat 35% overhead een redelijke opslag is voor overhead. Het rapport van SodaConsult geeft geen enkele toelichting. Die is ook ter zitting niet gegeven.
De voorzieningenrechter ziet verder niet in waarom op ervaring gestoelde gegevens omtrent feitelijk benodigde opslag op uurtarieven ter dekking van overheadkosten niet langer relevant zijn wanneer integrale diensten in plaats van JGGZ-diensten worden afgenomen. Ook die laatste diensten zijn immers in tijd gemeten en per uur bekostigde professionele verrichtingen, die worden geleverd door instellingen met overheadkosten. De regio Alkmaar heeft ook niet uitgelegd wat de voor bekostiging relevante verschillen zijn tussen die integrale diensten en de voorheen ingekochte diensten. De implicatie van het betoog lijkt te zijn dat integraal goedkoper is, maar waarom dat zo is, wordt niet toegelicht.
Verder laat het betoog van de regio Alkmaar onverlet dat de in de VNG-Handreiking gebruikte kostprijsgegevens van de NZa als kenbron van de werkelijke kosten van de zorg gezaghebbend zijn te achten. Dat zijn ze ook indien ze worden gebruikt in een rapport dat geen tariefsopbouw voorschrijft.
4.24.
De regio Alkmaar heeft niet weersproken dat de feitelijke kostprijsgegevens van de NZa laten zien dat de overhead per fte voor de meeste beroepen tussen de € 45.000,- en € 50.000,- per fte bedraagt en dat het door de regio Alkmaar vastgestelde tarief zo’n 40% lager ligt. De redelijkheid van dat tarief is in dat licht minstgenomen twijfelachtig te achten.
Die twijfel wordt niet weggenomen door de enkele verwijzing naar een rapport van Boer & Croon waarin op dit punt niet meer staat dan dat de regio Gooi- en Vechtstreek heeft besloten een opslag van € 25.000 voor overhead te hanteren nadat Boer & Croon heeft geadviseerd dat € 21.000 opslag voor aanbieders niet voldoende wordt geacht, temeer niet nu onweersproken is aangevoerd dat dezelfde regio haar tarieven voor 2018 heeft gebaseerd op een opslag voor overhead van € 40.000,--, daarmee kennelijk tot uitdrukking brengend dat het voor 2017 vastgestelde tarief van € 25.000 veel te karig is.
De slotsom is dat aan de redelijkheid van het tarief op dit punt moet worden getwijfeld.
De urennorm voor cliëntgebonden tijd
4.25.
In het rapport van SodaConsult is hierover het volgende vermeld:
3.4
Cliëntgebonden tijd
In cliëntgebonden tijd is zowel gedifferentieerd naar opleidingsniveau als naar instellingen en niet-instellingen.
Over no-shows en reistijd gelden de volgende uitgangspunten bij de berekening van declarabele tijd:
No-show
Het is wèl toegestaan om tijd te declareren bij no-shows. Dit geldt zowel voor behandeltijd als reistijd. De no-show is gedefinieerd als gereserveerde tijd voor klanten die binnen 24 uur van de afspraak afbellen of zonder afmelding geheel niet op komen dagen en waarvoor geen nieuwe afspraak meer ingepland kon worden.
Reistijd
Reistijd betreft tijd die de behandelaar besteedt aan het reizen van en naar de cliënt die buiten de instelling behandeling, begeleiding of verpleging ontvangt. De behandelaar mag alleen reistijd registreren als de reistijd in het teken staat van direct patiëntgebonden activiteiten.
Bruto arbeidstijd (52*36) | 1872 | ||
Vakantie | 200 | ||
Ouderschaps, vitaliteitsverlof | 20 | ||
Bijzonder verlof | 10 | ||
Feestdagen | 47 | ||
Netto arbeidstijd | 1595 | ||
Alg. org. Taken (OR, BHV) | 10 | ||
Vorming&Opleiding | 36 | ||
Verzuim | 79 | ||
Bruto tijd clientenzorg | 1470 | ||
Teamoverlag, no-show, overig | 124 | ||
Clientgebonden tijd | 1346 | ||
Direct (declarabel) | 830 | ||
Indirect (declarabel) | 516 |
Veel behandelaars werken parttime bij de zorgaanbieder. Dit zorgt voor een minder efficiënte verhouding van declarabele versus niet declarabele tijd. Bovenstaande tabel betreft een gemiddelde voor alle personeel (inclusief parttime) gepresenteerd op basis van 1 fte.
De volgende cliëntgebonden uren (declarabele) tijd is toegepast:
Declarabele uren | Instelling | Niet-instelling |
---|---|---|
MBO | 1346 | 1346 |
HBO | 1346 | 1346 |
1310 | 1346 | |
WO+ | 1310 | 1346 |
MS | 1200 | 1200 |
Er is een beperkt verschil gemaakt in declarabele tijd voor WO en WO+ bij instellingen en niet-instellingen in verband met tijd voor werkoverleg, voor regie en coördinatie op meervoudige complexiteit, kennis (bijvoorbeeld opleidingsplaatsen) en innovatie. Instellingen krijgen hierin een extra opdracht.
4.26.
De Jeugdhulpaanbieders hebben aangevoerd dat de door SodaConsult geponeerde declarabele urenaantallen, als weergegeven in de hiervoor vermelde tabel, veel te hoog zijn. Feitelijk bedraagt dit aantal voor de vijftien onderzochte beroepen gemiddeld 1144 uur.
Dit laatste bedrag is door de NZa waargenomen in een representatieve steekproef van aanbieders. De Jeugdhulpaanbieders hebben betoogd dat hieruit blijkt dat de norm van SodaConsult niet in overeenstemming is met de werkelijkheid en dus niet reëel is.
4.27.
In aanvulling daarop heeft Parnassia betoogd dat zij becijferd heeft dat hulpverleners in staat zijn om maximaal 1192 cliëntgebonden uren per jaar te maken. De berekening is gebaseerd op 1872 bruto per jaar per fte. Op basis van de vaststaande afspraken over vakantie, feestdagen, bijzonder verlof en levensfasebudget gaan daar 281 uren vanaf. Daarmee resteren 1592 werkbare uren. Binnen dat aantal uren moeten hulpverleners echter ook hun niet-declarabele taken uitvoeren. Uit de ervaring van Parnassia over de afgelopen jaren met het uitvoeren van jeugd-GGZ in de regio blijkt dat tenminste 25% van het aantal werkbare uren niet declarabel is. Dat gaat bijvoorbeeld om verloren uren vanwege no-show (gemiddeld 10%), opleidingsverplichtingen, verplichtingen in het kader van accreditatie, werkoverleg en projecten om (in het belang van de opdrachtgevers) zorg te verbeteren. Daarmee resteert een maximaal aantal van 1192 cliëntgebonden uren per fte.
4.28.
De regio Alkmaar heeft opgemerkt dat de Jeugdhulpaanbieders de declarabele uren als hoog ervaren maar dat het maximum van 1346 afkomstig is van een normtijden- onderzoek uit Noord-Brabant, uitgevoerd door BDO-Accountants. De uren voor Wetenschappelijk Opgeleiden en Medisch Specialisten zijn daarvan afgeleid via extra opleidingsuren en overleguren. De regio Alkmaar heeft verder benadrukt dat aanbieders hun verloren behandeltijd bij no-show mogen declareren, terwijl dat thans niet is toegestaan. Volgens haar zijn de klachten op dit punt geformuleerd met miskenning van de ruimere mogelijkheden voor het declareren van indirect cliëntgebonden tijd die de nieuwe systematiek biedt.
4.29.
De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de regio Alkmaar dit goed ziet. Uit punt 35 van de pleitnota van Triversum c.s. blijkt dat zij werkoverleg, no-shows, reizen tussen locaties, intervisie, productontwikkeling/kwaliteit en medewerking inkoopprocedure als niet declarabele tijd beschouwt. Ter zitting is door SodaConsult opgemerkt dat deze activiteiten onder de oude bekostigingssystematiek inderdaad niet declarabel waren, maar onder de nieuwe systematiek grotendeels wel. Daarbij is verwezen naar de hiervoor geciteerde pagina van het rapport. Hierop is tijdens de zitting niet doorgevraagd, in het bijzonder niet naar de consequenties van dit misverstand voor de klacht over de tarieven. In de hiervoor weergegeven kostenopstelling is echter aanleiding voor het misverstand gegeven door voor no shows, etc. een aftrek van 124 uur van de bruto tijd door te voeren. Dat brengt mee dat de regio Alkmaar nader moet specificeren welke van de genoemde zes activiteiten nu cliëntgebonden worden geacht en welke worden gerekend tot de 124 uur aftrek.
De aannames omtrent de salariskosten
4.30.
Met name Parnassia heeft dit punt ter zitting uitgewerkt. Zij heeft het volgende betoogd. De regio Alkmaar lijkt onjuiste aannames te hanteren omtrent de salarissen van de hulpverleners. Parnassia heeft een inschatting gemaakt van de minimale salariskosten die de opdracht met zich mee zou brengen, uitgaande van de vaststaande cao-tarieven binnen de sector. Zij heeft dit uitgewerkt in een overzicht waarin de relevante salarisschalen, het daaraan verbonden bruto maandsalaris en het uiteindelijke jaarsalaris inclusief vaste opslagen zoals vakantiegeld en sociale lasten zijn meegewogen.
Opleidingsniveau | FWG schaal | Salaris | Totaal jaarsalaris |
---|---|---|---|
HBO | 55–60 | € 3.548 – € 4.039 | € 63.879 – € 72.719 |
60–65 | € 4.039 – € 4.667 | € 72.719 – € 84.026 | |
WO+ | 70–75 | € 5.615 – € 6.857 | € 101.094 – € 123.455 |
Arts/Medisch Specialist | AMS6 | € 8.622 | € 155.232 |
Uit de berekening van de jaarsalarissen blijkt volgens Parnassia dat de Regio Alkmaar onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd bij de bepaling van de tariefschalen. Zo worden psychotherapeuten in de praktijk ingeschaald op WO+ niveau met de daarbij behorende salariskosten, terwijl de Regio Alkmaar deze hulpverleners inschaalt op niveau WO.
Uitgaande van de declarabele uren die de regio Alkmaar hanteert zou dit leiden tot salariskosten van ruim € 85 per uur. Uitgaande van een realistisch aantal declarabele uren bedragen de gemiddelde salariskosten ruim € 94 per uur. Door de inschaling van deze hulpverleners op WO tarief waarvoor uitgaande van gemiddeld 1310 declarabele uren per jaar een uurtarief geldt van € 90 zouden de zorgaanbieders het uurtarief al kwijt zijn aan de salariskosten van de hulpverleners, zodat er geen dekking voor overige kosten overblijft.
4.31.
Ook met de berekende inzet van psychiaters en medisch specialisten komt een instelling met het door de regio Alkmaar berekende tarief volgens Parnassia niet uit. De salariskosten per uur van deze hulpverleners bedragen tussen de € 118 en € 130, afhankelijk van de gehanteerde urennorm. Voor deze groep wordt een tarief gehanteerd van € 143,20, welk tarief ook onvoldoende dekking voor de overige kosten biedt.
4.32.
Parnassia heeft daarnaast een vergelijking gemaakt met de tarieven die in andere gemeentes worden gehanteerd. Om tot deze vergelijking te komen heeft Parnassia gezocht naar gemeenten die net als de regio Alkmaar de jeugdhulp bekostigen op basis van een uurtarief. Inmiddels zijn er een aantal gemeenten die van een dergelijke systematiek gebruik maken en een aantal gemeenten die ingaande 2018 op deze systematiek overstappen.
Het verschil met de onderhavige inkoopprocedure is dat doorgaans één integraal tarief wordt gehanteerd. Dat tarief wordt bepaald op basis van een mix van de tarieven van de hulpverleners die naar verwachting worden ingezet voor de uitvoering van de opdracht.
Parnassia stelt dat zij gelet op de tariefstructuur van deze aanbesteding - waarbij wordt gedeclareerd op basis van cliëntgebonden uren gemaakt door de verschillende
hulpverleners - heeft bepaald wat een realistische verhouding tussen de verschillende tariefgroepen is en die inschatting heeft gebaseerd op haar ervaringen met de verlening van jeugdhulp in de regio over de afgelopen jaren. Op basis hiervan kan een realistische vergelijking worden gemaakt tussen het door de regio Alkmaar vastgestelde tarief op basis van de gehanteerde functiemix en de integrale tarieven van gecontracteerde gemeenten. Dat leidt tot de volgende mix aan personele bezetting en de daarbij behorende tarieven.
Ambulant | Inzet (percentage) | Regio Alkmaar | VNG | Berekening Parnassia |
HBO | 27% | € 19,44 | € 27,92 | € (22 – 26) |
59% | € 53,10 | € 65,66 | € (60 – 65) | |
WO+ | 6% | € 6,55 | € 9,52 | € (9 – 10) |
Arts/Med.spec | 8 % | € 11,46 | € 15,91 | € (15 – 20) |
Totaal | 100% | € 90,55 | € 119,01 | € ( 106 -121) |
Parnassia heeft deze tarieven gelegd naast de tarieven die door andere gemeenten worden gehanteerd. De resultaten van die vergelijking staan in het onderstaande schema. De stukken ter onderbouwing van deze tarieven zijn als producties 1 tot en met 8 overgelegd.
Regio | Tarief |
West-Friesland | € 105,00 |
Haarlemmermeer | € 103,20 |
Regio Flevoland | € 109,80 |
IJsselland | € 105,00 |
Achterhoek | € 110,40 |
Food Valley | € 103,65 |
Utrecht West | € 105,60 |
H10 | € 101,40 - € 111,60* |
De regio H10 hanteert een separaat tarief voor specialistische jeugd-GGZ (€ 101,40) en hoogspecialistische jeugd-GGZ (€ 111,60), in het tarief van de regio Alkmaar zijn beide typen zorg vertegenwoordigd.
4.33.
De tarieven die de regio Alkmaar hanteert blijven volgens Parnassia aldus ver achter bij de tarieven die recent in andere regio’s werden aangehouden. Ook daaruit blijkt dat de Regio Alkmaar zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de werkelijke kostprijs van de te leveren zorg met als gevolg dat zij de goede verhouding tussen prijs en kwaliteit uit het oog heeft verloren.
4.34.
De regio Alkmaar is op dit betoog nauwelijks ingegaan. Zij heeft herhaald dat de Jeugdhulpaanbieders wel stellen dat de door haar vastgestelde tarieven onredelijk zijn, maar daarvoor geen onderbouwing hebben geven. Zo geven zij geen inzicht in de eigen kostprijs en verwijzen zij weliswaar naar tarieven van andere regio’s maar geven zij daarmee geen componenten aan die objectief gezien tot een kostprijs behoren van de in te kopen diensten. Die regio’s kopen namelijk niet integraal in, zoals de regio Alkmaar dat doet.
4.35.
Dit betoog overtuigt de voorzieningenrechter niet. De Jeugdhulpaanbieders hebben met de in de rechtsoverwegingen 4.30 t/m 4.33 vermelde stellingen en de daaraan ten grondslag gelegde gegevens een onderbouwing gegeven voor de stelling dat de tarieven onredelijk zijn die noopt tot nader onderzoek. Dat onderzoek zou (mede) de vorm kunnen krijgen van een onderzoek naar de kostprijzen. De aard van de verhouding tussen de regio Alkmaar en de afzonderlijke jeugdhulpaanbieders brengt mee dat van de aanbieders binnen redelijke grenzen kan worden verlangd dat zij hun stelling dat zij met de vastgestelde tarieven niet kostendekkend kunnen werken met kostprijsinformatie onderbouwen. Maar het is aan de regio Alkmaar om daartoe, zo nodig na consultatie van de Jeugdhulpaanbieders, een aanpak vast te stellen die recht doet aan de inherent bedrijfsvertrouwelijke aard van de betrokken gegevens. Niet gebleken is dat een dergelijke procedure is vastgesteld of dat er pogingen zijn gedaan om tot die vaststelling te komen. Dat de Jeugdhulpaanbieders de vertrouwelijkheid van de gegevens die zij in de context van de uitvraag door SodaConsult werden gevraagd te verschaffen onvoldoende verzekerd achtten, en zich daarom terughoudend hebben opgesteld, is dan ook niet geheel onbegrijpelijk te achten.
Dat brengt mee dat het mede aan de regio Alkmaar is te wijten dat toereikend inzicht in het effect van de gewenste tarieven op de bedrijfsvoering van de aanbieders ontbreekt. Onder die omstandigheden kan niet eenvoudigweg aan de bezwaren van de aanbieders voorbij worden gegaan, maar dient een voorziening te worden gegeven die daaraan recht doet.
Beoordeling tarieven - jeugdhulp met verblijf
4.36.
De regio Alkmaar heeft ter zitting aangevoerd dat zij bij het vaststellen van de tarieven voor verblijf gebruik gemaakt heeft van een benchmark. SodaConsult heeft een benchmark uitgevoerd onder zeven jeugdzorgregio’s, te weten Zuid-Oost Utrecht, Limburg-Noord, Hart van Brabant, Utrecht-West, Groningen, Haaglanden en West-Brabant West, welke regio’s in april/mei 2017 de tarieflijsten openbaar maakten.
Vanuit die benchmark is per product het gemiddelde tarief van deze regio’s gehanteerd. Daar waar te weinig waarnemingen beschikbaar waren (minder dan 3) heeft de regio Alkmaar het eigen, oude tarief verhoogd met het gemiddeld ophoog-percentage van de betreffende categorie: verblijf, overig ambulant (niet-curatief) en vervoer. Het tarief van Dyslexie is afgeleid van de kostenanalyse in de integrale ambulante jeugdhulp.
Is 2017 (min) | Is 2017 (max) | Inkoop 2018 (BM) | Mutatie tov max | ||
44A06 | Langdurige begeleiding jongeren (LBJ) | 268,231 | 298,01 | 154,78 | -48% |
52052 | Deelprestatie verblijf E (Intensieve verz.gr.) (incl. NHC comp.) | 267,11 | 329,48 | 313,92 | -5% |
52053 | Deelprestatie verblijf F (Extra int. verz.gr.) (incl. NHC comp.) | 313,40 | 369,29 | 352,87 | -4% |
52054 | Deelprestatie verblijf G (Zeer int. verz.gr.) (incl. NHC comp.) | 387,92 | 514,06 | 493,31 | -4% |
52063 | Verblijf zonder overnachting (VZO) per dag | 79,52 | 111,92 | 107,64 | -4% |
Product 44A046 is volgens de regio Alkmaar in het verleden verkeerd getarifeerd. Dit heeft de regio Alkmaar in de inkoop 2018 gecorrigeerd. Het gaat om verblijf zonder behandeling. Producten 52052, 52053, 52054 en 52063 zitten qua tariefstelling in de benchmark 4% onder de hoogste tarieven 2017. Dat hoogste tarief betreft een van de eisers, Triversum. De tarieven liggen in 2018 echter óók 13% tot 35% hoger dan het laagste tarief dat aanbieders in 2017 kregen. De eisers Parlan, GGZ en Kenter, maar zelfs het grootste deel van de huidige aanbieders krijgen met de nieuwe tarieven dus geen korting, maar een verhoging.
Motiveringsklacht
4.37.
De jeugdhulpaanbieders hebben erover geklaagd dat de door de regioAlkmaar vastgestelde tarieven voor jeugdhulp met verblijf niet zijn onderbouwd met een onderzoek. Er is in het kader van beantwoording van vragen tijdens de marktconsultatie weliswaar verwezen naar een “benchmark 2017”, maar de jeugdhulpverlening zijn met enige benchmark niet bekend.
4.38.
Zoals hiervoor onder 4.10 al is opgemerkt rust op de regio Alkmaar, anders dan zij meent, een motiveringsplicht. Aan die plicht heeft zij pas voldaan op de zitting. Dat is in beginsel te laat om het motiveringsgebrek hersteld te achten. Het had minstgenomen op de weg van de regio Alkmaar gelegen om enkele dagen vóór de zitting bij brief of conclusie van antwoord met een motivering te komen, zodat de Jeugdhulpaanbieders daarop ter zitting adequaat hadden kunnen reageren.
Nu echter de Jeugdhulpaanbieders de feitelijke juistheid van het betoog van de regio Alkmaar ter zitting in het geheel niet hebben weersproken en evenmin hebben laten weten dat zij de gelegenheid willen hebben die gegevens te controleren, zal daaraan worden voorbijgegaan.
Inhoudelijk - algemeen
4.39.
De Jeugdhulpaanbieders hebben betoogd dat de vastgestelde tarieven voor klinisch verblijf en VZO 10 tot 17% lager zijn dan de door de NZa voor 2018 vastgestelde tarieven. Aan de NZA-tarieven ligt een gedegen kostprijsonderzoek ten grondslag. De methodiek die de NZa heeft gebruikt om de tarieven te berekenen, levert statistisch gezien de meest representatieve tarieven op.
In de berekening van deze tarieven is rekening gehouden met de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen voor zowel jeugdigen als medewerkers. Het gaat daarbij om fysieke en personele maatregelen. Een voorbeeld hiervan is de arbeidsintensieve begeleiding van jeugdigen die in crisis raken. In plaats van opsluiting schrijft de richtlijn voor een intensieve persoonlijke begeleiding te geven aan deze jongeren met regelmatig twee tot drie hulpverleners bij één jeugdige. Aanbieders moeten en willen aan deze richtlijnen voldoen. Omdat de tarieven van de regio Alkmaar zo sterk afwijken van de NZa-tarieven, zijn ze per definitie niet representatief en dus niet realistisch. Dat levert een schending op van artikel 2.12 Jeugdwet en van de daarop gebaseerde verordeningen jeugdhulp van de gemeenten en van het proportionaliteitsbeginsel. Bovendien zijn de tarieven niet onderbouwd.
Het door de regio Alkmaar vastgestelde LBJ-tarief is 48% verlaagd ten opzichte van 2017. Dit tarief is niet kostendekkend.
4.40.
In reactie hierop heeft de regio Alkmaar het volgende aangevoerd.
Van een tariefsverlaging is alleen ten aanzien van Triversum sprake. Uit het juridisch kader volgt dat de regio Alkmaar geen rekening hoeft te houden met de specifieke omstandigheden van individuele aanbieders. Dat heeft de regio Alkmaar dan ook niet gedaan.
4.41.
De regio Alkmaar stelt ten aanzien van het weekendverlof dat zij degene is die op basis van de Jeugdwet beleid maakt, besluiten neemt en diensten inkoopt. Zij bepaalt dus ook of weekendverlof wel of niet onderdeel uitmaakt van een voorziening waarvan jeugdigen gebruik kunnen maken, of de diensten die zij inkoopt weekendverlof toestaan en of aanbieders dit kunnen declareren. Bij het vaststellen van passende voorzieningen voor jeugdigen dient de regio Alkmaar op basis van de Jeugdwet te zorgen dat zij voldoet aan de zorgplicht. Op het moment dat deze zorgplicht ertoe leidt dat de regio weekendverlof moet inzetten, dan kan de jeugdige daar aanspraak op maken. Als de jeugdige daar aanspraak op kan maken, dan kan de aanbieder weekendverlof ook inzetten en declareren. De stelling van de jeugdhulpaanbieders dat zij weekendverlof niet mogen declareren is op dit punt dus veel te kort door de bocht.
4.42.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
De regio Alkmaar heeft wat betreft de tarieven aangesloten bij andere regio’s. De voorzieningenrechter stelt vast dat de jeugdhulpaanbieders het door de regio Alkmaar uiteengezette effect ter zitting niet hebben weersproken en met name niet hebben weersproken dat de nieuwe tarieven voor een aantal van hen geen verlaging maar een verhoging inhouden en, dat waar de tarieven voor de diensten 520652, 52053, 52054 en 52063 lager zijn dan het hoogste tarief, dat telkens één en dezelfde aanbieder betreft. Niet gesteld is dat dit voortvloeit uit een bijzondere, alleen voor Triversum geldende objectieve kostencomponent die niet of niet adequaat in het tarief is opgenomen. De regio Alkmaar merkt onder die omstandigheden terecht op dat zij met de specifieke situatie van Triversum geen rekening heeft behoeven te houden.
4.43.
Tot die conclusie kan echter nog niet worden gekomen waar het betreft de tariefsverlaging van 48% voor het LBJ-tarief, die is gemotiveerd met de enkele stelling dat het voorheen geldende tarief verkeerd was. Nu iedere verdere toelichting ontbreekt, kan de regio Alkmaar niet van de Jeugdhulpaanbieders verlangen dat die de onredelijkheid van deze prijsverlaging gaan onderbouwen. Integendeel, het ligt op de weg van de regio Alkmaar om aannemelijk te maken dat er grond was voor deze verlaging. Zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
Lijn5
Door Lijn5 zijn enkele specifieke klachten naar voren gebracht met betrekking tot een tweetal verblijfstarieven. Dit betreft het tarief van € 263,31 per etmaal voor het product Langdurend verblijf groep (met intensieve behandeling) (code 43A18) en het tarief van € 251,59 per etmaal voor het product Per dag ZZP 5LVG incl. BH incl. DB (code 43A45).
De regio Alkmaar heeft daarop niet specifiek gereageerd, hetgeen de voorzieningenrechter temidden van de veelheid van aandachtspunten in deze zaak niet is opgevallen. Daarmee wordt wellicht aan deze kwestie geen recht gedaan.De regio Alkmaar zal in staat worden gesteld om alsnog te reageren, waarna de voorzieningenrechter zal beslissen.
Losse klachten
Weekendverlof
4.44.
De Jeugdhulpaanbieders hebben betoogd dat de regio Alkmaar niet lijkt toe te staan dat jeugdigen waarvoor de ‘zwaardere’ verblijfsprestaties worden gedeclareerd op weekendverlof gaan, terwijl het binnen de jeugd-ggz wordt beschouwd als goede zorg dat ook jeugdigen met ernstige problemen op weekendverlof gaan. Dergelijk verlof draagt bij aan een spoediger terugkeer van de jeugdige naar het gezin. Uiteraard wordt het verlof omkleed met duidelijke afspraken met de jeugdige en het gezin. Ook wordt de plek van de jeugdige steeds vrij gehouden, zodat hij of zij op ieder moment naar de aanbieder kan terugkeren. De voorwaarden in het Inkoopdocument maken het de jeugdhulpaanbieders onmogelijk om een algemeen geaccepteerde en voor de jeugdige gunstige vorm van zorg te declareren. Daarmee handelt de regio Alkmaar onjuist.
4.45.
Deze klacht van de jeugdhulpaanbieders miskent, zoals de regio Alkmaar terecht aanvoert, dat het op grond van artikel. 2.3 van de Jeugdwet aan het betrokken College is om te bepalen of weekendverlof wel of niet onderdeel uitmaakt van een voorziening. De jeugdhulpaanbieders hebben niet weersproken dat weekendverlof wordt vergoed indien de plicht van de regio Alkmaar tot goede zorgverlening, zo nodig na advisering, leidt tot de opvatting dat deze voorziening is aangewezen. De uitkomst van die afweging is bij uitstek individueel bepaald en staat daarmee in dit geding niet aan de rechter ter beoordeling. De klacht faalt daarmee.
Vervoer
4.46.
De Jeugdhulpaanbieders hebben betoogd dat in hoofdstuk 7 van het Toelatingsdocument en in paragraaf 2.10 van het Inkoopdocument is bepaald dat (i) aanbieders in alle gevallen verantwoordelijk zijn voor het vervoer van jeugdigen van en naar de locatie waar zij jeugdhulp ontvangen, maar dat (ii) aanbieders alleen een vergoeding voor de kosten van jeugdhulpvervoer wordt betaald als dit medisch noodzakelijk is. Als ouders de jeugdige kunnen vervoeren, kwalificeert het vervoer niet als medisch noodzakelijk.
Dit criterium leidt tot een gebrekkige verhouding tussen kwaliteit en prijs. Het gaat dan om de specifieke situatie dat de jeugdige dagbehandeling ontvangt. In veel gevallen is het wellicht medisch mogelijk dat de ouders hun kind dag in, dag uit brengen naar en halen van de jeugdhulplocatie, maar praktisch gesproken is dit ondoenlijk zwaar. Om kwalitatief goede zorg aan de jeugdige en het gezin te kunnen verlenen, eist de regio Alkmaar in deze gevallen dus van de aanbieder dat hij dit vervoer voor eigen rekening verzorgt.
4.47.
Ook deze klacht miskent, zoals de regio Alkmaar terecht opmerkt, dat het op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet aan het betrokken College is om te beoordelen of vervoer van de betrokken jeugdige in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid noodzakelijk is. In de memorie van toelichting is opgenomen dat het College zich bij die afweging mag laten leiden door het uitgangspunt van de eigen kracht, waaronder mede is begrepen het vermogen van de ouders van de jeugdige om het vervoer te verzorgen. Ook de uitkomst van deze afweging is bij uitstek individueel bepaald en staat daarmee in dit geding niet aan de rechter ter beoordeling.
Ook deze klacht faalt daarmee.
Administratieve lasten
4.48.
De Jeugdhulpaanbieders hebben betoogd dat de regio Alkmaar heeft gekozen voor een bekostigingssysteem waarbij gefactureerd dient te worden op basis van gerealiseerde uren op diverse functieniveaus (MBO, HBO, WO, WO+ en Medisch specialist). In het geautomatiseerde declaratiesysteem van VECOZO, dat gebruikt wordt door alle aanbieders van jeugdhulp en alle gemeenten, is het niet mogelijk om op functieniveau te declareren. De systematiek van de regio Alkmaar is daarvoor “te exotisch”. De regio Alkmaar heeft daarvoor volgens de Jeugdhulpaanbieders een oplossing bedacht die erop neerkomt dat de aanbieders een dubbele boekhouding moeten bijhouden. De declaraties vinden plaats op grond van één voorlopig tarief voor alle functieniveaus en achteraf wordt uitgerekend wat de werkelijke inzet van de verschillende beroepsbeoefenaren is geweest. Vervolgens vindt nacalculatie plaats.
De keuze van de regio Alkmaar staat niet in een redelijke verhouding tot het doel van de opdracht. Daarmee is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Ook leidt deze keuze ertoe dat aanbieders extra kosten dienen te maken om een juiste facturatie en verantwoording te kunnen realiseren. Dit versterkt de gebrekkige verhouding tussen prijs en kwaliteit.
4.49.
De regio Alkmaar heeft hierop gereageerd met de opmerking dat “nog maar staat te bezien” of het binnen het gebruikte declaratiesysteem VECOZO niet mogelijk is om op functieniveau te declareren en zij heeft verder aangevoerd dat de Jeugdhulpaanbieders door de systematiek van subsidies en dergelijke al gewend zijn aan het voeren van een dubbele boekhouding.
4.50.
Deze reactie is ontoereikend. Indien de stelling van de Jeugdhulpaanbieders juist is, dwingt het nieuwe bekostigingssysteem hen er immers toe om over de hele linie een dubbele boekhouding bij te houden. In dat geval is sprake van een objectieve kostencomponent waarmee in de tariefstelling geen rekening is gehouden. Een zorgvuldig handelende regio behoort in het kader van de introductie van een zo drastische systeemwijziging als de onderhavige onder ogen te zien wat dit op het vlak van administratieve lastenverzwaring voor de sector betekent. Dat spreekt temeer waar de inkoop van diensten in deze sector zo systematisch gepaard gaat met het zoeken naar ruimte om nog een tandje goedkoper in te kopen. Ook op dit punt bestaat twijfel of de tarieven niet onredelijk zijn.
Andere inschrijvers
4.51.
De regio Alkmaar heeft er nog op gewezen dat voor de ambulante jeugdhulp 37 en voor jeugdhulp met verblijf 8 andere inschrijvers zijn. De regio ziet dit als signaal dat de tarieven niet onredelijk zijn. De aanbieders hebben hierop gereageerd met de opmerking dat al deze inschrijvers individuele psychologen kunnen zijn, die geen volume kunnen wegzetten. De voorzieningenrechter deelt de opvatting dat pas van een serieus te nemen indicatie voor de redelijkheid van de tarieven kan worden gesproken indien er onder de andere inschrijvingen instellingen zitten die in staat zijn met elkaar een behoorlijk deel van de vraag te dekken. Dat is pas bekend als de inschrijftermijn is verstreken en de kluis is geopend.
Afsluitende opmerkingen
4.52.
De regio Alkmaar heeft er aandacht voor gevraagd dat de ingezette transitie niet alleen de bekostigingssystematiek betreft, maar ook een inhoudelijke transformatie omvat.
Door de schotten tussen de JGGZ en de overige zorg weg te halen verwacht men meer mogelijkheden voor innovatie die leiden tot besparingen of hogere declarabiliteit.
Daarop is namens de instellingen opgemerkt dat zij de ontschotting een prima idee vinden maar dat de gewenste nieuwe wijze van werken moet groeien en dat de regio Alkmaar de fout maakt de doelmatigheidswinst reeds nu in te boeken. Men heeft in dat verband verwezen naar de Gooi- en Vechtstreek die tariefaanpassing ook gefaseerd invoert.
De regio Alkmaar heeft daarop gereageerd met de stelling dat het de Jeugdhulpaanbieders al sinds 2011/2012 ermee bekend waren dat het zorglandschap zou gaan veranderen en dat men daarop al lang had moeten voorsorteren.
Het komt de voorzieningenrechter voor dat de regio Alkmaar met deze opmerking te hoge eisen aan de sector stelt. Zij zullen de handen vol hebben gehad om de reeds doorgevoerde bezuinigingen op te vangen. Leiderschap in de transitie van de Jeugdzorg kan niet zonder decreten maar vereist ook dat veranderingen met een goed gevoel voor maatvoering en (in de eigen woorden van de regio Alkmaar1.) in nauwe samenwerking en met een open geest aan beide zijden worden doorgevoerd.
4.53.
Een juridische procedure, en zeker een kort geding, is geen geëigend kader om een debat over de redelijkheid van tarieven te voeren. De materie is te complex, de tijd is te kort en de rechter is onvoldoende deskundig. Dat moet ook niet nodig zijn. Partijen dienen dat debat vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid zelf te organiseren en zo indringend te voeren dat de regio Alkmaar de haar toebedeelde verantwoordelijkheid voor de financiering van de jeugdzorg kan waarmaken zonder dat er brokken ontstaan. De hierna op te leggen aanpak strekt wat dat betreft tot aansporing. Partijen wordt verzocht zich in de context van de uitvoering van het opgedragen onderzoek zodanig met elkaar te verstaan dat het tot een voortzetting van de behandeling niet behoeft te komen.
Consequenties van het voorgaande voor de vorderingen
4.54.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid die de zittende jeugdhulpaanbieders en de regio Alkmaar hebben voor de vormgeving van de Jeugdzorg in de regio Alkmaar ertoe noopt dat zij elkaar helpen om de continuïteit te waarborgen, de kwaliteit op peil te houden en de doelmatigheid waar mogelijk te vergroten. Mede om die reden wordt de volgende voorziening getroffen.
Ambulante jeugdhulp
4.55.
De redelijkheid van de tarieven dient voorwerp van nader onderzoek te zijn. In het kader van dat onderzoek wordt de regio Alkmaar opgedragen:
- -
in een brief aan de Jeugdhulpaanbieders te verduidelijken hoe in de nieuwe bekostigingssystematiek wordt omgegaan met de declaratie van uren besteed aan de sub 4.29 vermelde zes activiteiten;
- -
volgens een haar conveniërend tijdpad ieder van de Jeugdhulpaanbieders de gelegenheid te bieden om gedurende een dagdeel op basis van een door de regio Alkmaar vastgestelde uniforme agenda een presentatie te geven om toe te lichten in hoeverre de tarieven de instelling nopen om onder de kostprijs te produceren, waarop de instellingen aansluitend kritisch kunnen worden bevraagd. De regio Alkmaar kan desgewenst een uniforme uitvraag doen van op voorhand schriftelijk en vertrouwelijk te verschaffen gegevens. In dat geval dienen de Jeugdhulpaanbieders die gegevens te verschaffen om tot presentatie te worden toegelaten;
- -
(voor het geval het onderhavige kort geding zou moeten worden voortgezet) de resultaten van het onderzoek en de gevolgtrekkingen daaruit voor de tarieven in een samenvattend en voor discussie in rechte vatbaar rapport aan de voorzieningenrechter aan te leveren;
o voor zover in dat rapport wordt geconcludeerd dat de instellingen door innovatie/reorganisatie kosten kunnen besparen, dient die conclusie te worden gemotiveerd door concreet aan te geven wat die dan op hoofdlijnen inhoudt en vanaf welk moment inboeking daarvan reëel is. In het rapport dient ook te worden uiteengezet wat de introductie van de nieuwe systematiek in financiële zin voor de administratie van de instellingen betekent;
o bij het rapport dient in een gesloten envelop een vertrouwelijke bijlage te worden gevoegd met, geanonimiseerd, relevante bevindingen per instelling. Een concept daarvan dient aan de betrokken instelling te worden gezonden die daarop, voordat de bijlage aan de voorzieningenrechter wordt verzonden, per brief aan de regio Alkmaar (beknopt - max 2 A4) schriftelijk commentaar kan leveren. Het commentaar wordt, geanonimiseerd, gevoegd bij de bevindingen van de betrokken instelling. De voorzieningenrechter zal van deze stukken uitsluitend met toestemming van alle instellingen kennis nemen.
4.56.
De ambulante procedure kan in de tussentijd worden voortgezet, doch alleen indien en nadat de regio Alkmaar schriftelijk aan de Jeugdhulpaanbieders heeft bevestigd dat de uiterste datum voor toelating tot de inkoopprocedure wordt opgeschoven totdat in dit kort geding ter zake uitspraak is gedaan c.q. dit kort geding is ingetrokken.
4.57.
De regio Alkmaar wordt verzocht zo spoedig mogelijk aan de voorzieningenrechter te berichten volgens welk tijdpad zij voormelde stappen wil zetten, zodat een datum voor voortgezette behandeling zo kort mogelijk na verschijning van het rapport kan worden gepland. Tussen de geplande datum van inzending van het rapport met vertrouwelijke bijlagen en de voorzetting zal in ieder geval een week voorbereidingstijd liggen. De instellingen dienen uiterlijk 72 uur voor de voortzetting aan de voorzieningenrechter te berichten of zij hem toestemming geven tot kennisneming van de bijlagen.
Jeugdhulp met verblijf
4.58.
Met uitzondering van het LBJ-tarief kunnen de tarieven niet onredelijk worden geacht. De regio Alkmaar wordt in staat gesteld het LBJ-tarief nader te motiveren. De aanbestedingsprocedure kan doorgaan, met dien verstande dat de regio Alkmaar aantekent dat de tariefsverlaging LBJ nog voorwerp van toetsing door de rechter is.
4.59.
De specifieke problematiek van Lijn5 zal op de agenda van de voortzetting staan. Ook zal de regio Alkmaar op die zitting een onderbouwing van het LBJ- tarief kunnen geven. Op beide punten wordt de regio Alkmaar verzocht haar opmerkingen uiterlijk een week voor de zitting schriftelijk aan de voorzieningenrechter en de Jeugdhulpaanbieders toe te zenden, zodat het onderzoek op de zitting wat diepgang kan krijgen.
Afsluitend
4.60.
Indien de sub 4.53 vermelde aansporing niet leidt tot een gedeeld beeld over de redelijkheid van de nog ter beoordeling staande tarieven, zal daaromtrent na voortzetting van dit kort geding een voorlopig oordeel worden gegeven op basis van het sub 4.55 genoemde rapport.
4.61.
Door partijen mogen met het oog op de voortzetting alleen nieuwe stukken in het geding worden gebracht indien zij in het kader van het sub 4.55 vermelde onderzoek aan alle andere partijen ter hand zijn gesteld dan wel betrekking hebben op de twee zojuist genoemde punten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat de aanbestedingsprocedure voor jeugdhulp met verblijf mag worden voortgezet, met dien verstande dat de regio Alkmaar aan de inschrijvers moet berichten dat de tariefsverlaging LBJ nog voorwerp van toetsing door de rechter is,
5.2.
draagt de regio Alkmaar op:
- -
in een brief aan de aanbieders te verduidelijken hoe in de nieuwe bekostigingssystematiek wordt omgegaan met de declaratie van uren besteed aan de sub 4.55 vermelde zes activiteiten,
- -
uiterlijk vier weken na heden volgens een haar conveniërend tijdpad ieder van de in dit geding verschenen jeugdhulpaanbieders de gelegenheid te bieden om gedurende een dagdeel op basis van een door de regio Alkmaar vastgestelde uniforme agenda een presentatie te geven om toe te lichten in hoeverre de tarieven de instelling nopen om onder de kostprijs te produceren, op de wijze en onder de voorwaarden als sub 4.51 vermeld,
- -
de resultaten van het aldus uitgevoerde onderzoek en de gevolgtrekkingen daaruit voor de tarieven in een samenvattend en voor discussie in rechte vatbaar rapport aan de voorzieningenrechter aan te leveren, op de wijze als sub 4.55 vermeld.
5.3.
bepaalt dat de procedure voor inkoop van ambulante jeugdhulp mag worden voortgezet, doch alleen indien en nadat de regio Alkmaar schriftelijk aan de Jeugdhulpaanbieders heeft bevestigd dat de uiterste datum voor toelating tot de inkoopprocedure wordt opgeschoven totdat in dit kort geding omtrent de redelijkheid van de tarieven voor ambulante jeugdhulp uitspraak is gedaan c.q. dit kort geding is ingetrokken,
5.4.
verzoekt de regio Alkmaar zo spoedig mogelijk aan de voorzieningenrechter te berichten volgens welk tijdpad zij voormelde stappen wil zetten, zodat een datum voor voortgezette behandeling zo kort mogelijk na verschijning van het rapport kan worden gepland. Tussen de geplande datum van inzending van het rapport met vertrouwelijke bijlagen en de voorzetting zal in ieder geval een week voorbereidingstijd liggen. De instellingen dienen uiterlijk 72 uur voor de voortzetting aan de voorzieningenrechter te berichten of zij hem toestemming geven tot kennisneming van de bijlagen,
5.5.
bepaalt dat de specifieke problematiek van Lijn5 op de agenda van de voortzetting zal staan en dat de regio Alkmaar op die zitting een onderbouwing van het LBJ- tarief kan geven en verzoekt de regio Alkmaar haar opmerkingen ter zake uiterlijk een week voor de zitting schriftelijk aan de voorzieningenrechter en de Jeugdhulpaanbieders toe te zenden,
5.6.
bepaalt dat door partijen met het oog op de voortzetting alleen nieuwe stukken in het geding mogen worden gebracht indien deze in het kader van het onderzoek aan alle andere partijen ter hand zijn gesteld dan wel betrekking hebben op de twee zojuist genoemde punten,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 3 november 2017.2.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑11‑2017
type: 1155coll: