Einde inhoudsopgave
Jeugdwet
Artikel 9.8 [Termijn]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2019
- Bronpublicatie:
14-11-2016, Stb. 2016, 448 (uitgifte: 30-11-2016, kamerstukken: 34111)
- Inwerkingtreding
01-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-2019, Stb. 2019, 30 (uitgifte: 31-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
De openbaarmaking, bedoeld in artikel 9.7, vindt niet plaats binnen twee weken na het tijdstip waarop het in artikel 9.7, eerste lid, bedoelde besluit bekend is gemaakt. Bij dat besluit wordt de betrokkene van de openbaar te maken informatie op de hoogte gesteld, voor zover hij van die informatie nog geen kennis heeft kunnen nemen en wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn reactie op het besluit kenbaar te maken.
2.
Indien de betrokkene een reactie kenbaar heeft gemaakt, wordt deze door het met openbaarmaking belaste bestuursorgaan eveneens openbaar gemaakt.
3.
Op de besluiten tot openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4.
Het derde lid blijft buiten toepassing indien het besluit tot openbaarmaking is gericht op de openbaarmaking van informatie over een besluit waarbij een belanghebbende op grond van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht tot het naar voren brengen van een zienswijze in de gelegenheid dient te worden gesteld.
5.
Indien een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gedaan tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid, wordt de werking van het besluit opgeschort totdat de voorzieningenrechter op dat verzoek uitspraak heeft gedaan.
6.
De termijn van twee weken, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing bij de openbaarmaking van informatie over:
- a.
bevelen als bedoeld in artikel 9.3, vierde lid, alsmede over verlengingen daarvan;
- b.
aanwijzingen als bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, indien die aanwijzing inhoudt dat aan de betrokkene een beperkende maatregel is opgelegd;
- c.
lasten als bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, tot handhaving van een bevel als bedoeld onder a of een aanwijzing als bedoeld onder b;
- d.
kennisgevingen van de inspecties waarin de betrokkene wordt medegedeeld dat tot intensivering van het toezicht is overgegaan, dan wel dat de betrokkene met onmiddellijke ingang of op zeer korte termijn verbeteringen in zijn organisatie moet aanbrengen.
7.
Indien openbaarmaking plaatsvindt via het internet worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de periode gedurende welke de inspecties, bedoeld in artikel 9.1, eerste en tweede lid, dan wel degene die op grond van artikel 9.7, eerste lid, tweede volzin, is aangewezen, de informatie beschikbaar stellen.
8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor een goede uitvoering van het eerste en tweede lid en artikel 9.7, eerste en tweede lid.
9.
Indien de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, in strijd is of zou kunnen komen met het doel van deze wet, blijft openbaarmaking achterwege.