Rb. Amsterdam, 21-01-2019, nr. zaakgegevens : C/13/659007 / JE RK 18/1285
ECLI:NL:RBAMS:2019:809
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
21-01-2019
- Zaaknummer
zaakgegevens : C/13/659007 / JE RK 18/1285
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:809, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 21‑01‑2019; (Beschikking)
Uitspraak 21‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Machtiging uithuisplaatsing na door het Hof Amsterdam vastgestelde zorgregeling en uitspraak HR van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321)
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
zaakgegevens : C/13/659007 / JE RK 18/1285
datum uitspraak: 21 januari 2019
beschikking inzake een verzoek tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen Jeugdbescherming,
gevestigd te Amsterdam.
betreffende
[kind 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ,
[kind 2] , [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] .
[de moeder] , wonende te [woonplaats] , is de moeder.
[de vader] , wonende te [woonplaats] , is de vader.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan: de moeder, de vader, en [kind 1] .
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van Jeugdbescherming van 4 december 2018, ingekomen bij de griffie op 13 december 2018;
- nagekomen stukken van de zijde van de moeder van 8 januari 2019.
Op 10 januari 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [kind 1] , die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Du Bois,
- de vader,
- [naam 1] namens Jeugdbescherming.
De feiten
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] .
Bij beschikking de kinderrechter te Amsterdam van 5 juli 2018 zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld tot 5 juli 2019.
De hoofdverblijfplaats van [kind 1] en [kind 2] is bij de moeder. [kind 1] en [kind 2] verbleven volgens een week op/week af regeling bij de vader en de moeder. Na een anonieme melding zijn [kind 1] en [kind 2] sinds 4 december 2018 (kennelijk met instemming van beide ouders) bij de vader geplaatst.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in de beschikking van 18 december 2018 (zaaknummer: 200.170.867/01) als volgt overwogen en de volgende zorgregeling bepaald:
(..)
4.7
Sinds het uiteengaan van partijen in 2013 is er sprake van een voortdurende strijd tussen hen, waar de kinderen mee belast worden. Er zijn in het verleden diverse rechtszaken tussen de ouders gevoerd. Ook is er diverse hulpverlening ingezet, maar dit heeft niet tot constructieve oplossingen of een verbetering geleid tussen de ouders en voor de kinderen.
(..)
De kinderen leven bij hun ouders in strikte gescheiden werelden waartussen geen verbinding is. Er wordt tussen de ouders momenteel alleen per e-mail gecommuniceerd en deze communicatie verloopt moeizaam. De kinderen zijn boodschappers en loyaal naar beide ouders. De strikt gescheiden zorgregeling die er nu is, geeft aan de ene kant rust voor alle betrokkenen, maar zorgt er aan de andere kant voor dat ouders niet op de hoogte zijn van elkaars opvoedsituatie en daar over en weer zorgen over hebben. Er zijn vermoedens van psychische problematiek bij de vrouw, maar dit wordt niet door haar bevestigd. Een terugkerend probleem is het verkrijgen van toestemming van de andere ouder om met de kinderen op vakantie te gaan.
(..)
4.8
Het hof overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat partijen er al lange tijd niet in slagen om zonder wantrouwen in het belang van de kinderen tot een constructieve vorm van communicatie te komen. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat er een risico bestaat dat de kinderen bij het voortduren van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen hun ouders, Gelet echter op de ondertoezichtstelling, waarvan beide ouders hebben aangegeven dat zij daar achter staan, is het hof van oordeel dat voornoemd risico thans (nog) geen onaanvaardbare proporties heeft aangenomen.
Beslissing
Het hof:
(..)
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de kinderen aldus dat de kinderen de ene week bij de ene ouder en in de andere week bij de andere ouder verblijven, met als wisselmoment de woensdagen uit school;
bepaalt dat alleen de ouder waar de kinderen op dat moment verblijven, aanwezig mag zijn bij de sport- en andere activiteiten alsmede schooluitvoeringen van de kinderen
bepaalt dat de ouders geen contact dienen te zoeken met de kinderen tijdens het verblijf bij de andere ouder, uitgezonderd de strikt noodzakelijke contacten die niet kunnen wachten tot het moment dat de kinderen weer bij die desbetreffende ouder verblijven;
bepaalt dat de kinderen in de:
- kerstvakantie 2018-2019 de 1e week van de vakantie bij de man verblijven en in de 2e week van de vakantie bij de vrouw en waarbij het hof opmerkt dat de kerstvakantie begint op zaterdag 22 december 2018 om 10.00 uur en het wisselmoment vervolgens op de daarop volgende zaterdag om 10.00 uur zal zijn;
- voorjaarsvakantie 2019 bij de man zullen verblijven;
- meivakantie 2019 bij de vrouw zullen verblijven;
- zomervakantie de ene helft van de tijd bij de ene ouders zullen zijn en de andere helft van de tijd bij de andere ouder, waarbij de man in de oneven jaren de eerste keuze heeft ten aanzien van de periode en de vrouw in de even jaren;
- herfstvakantie 2019 bij de man zullen verblijven;
bepaalt dat bovengenoemd vakantieschema jaarlijks zal omwisselen;
bepaalt dat voor het geval de voorjaars-, mei- en/of herfstvakantie langer duurt dan één week, voor de tweede week van de desbetreffende vakantie de reguliere zorgregeling zal gelden;
bepaalt dat gedurende de vakanties de reguliere zorgregeling (de week op, week af) als het ware op de achtergrond door blijft lopen, zodat na ommekomst van de vakantie wordt doorgegaan volgens dit reguliere schema dan wel de hiervoor bepaalde vakantieregeling zou zijn;
bepaalt ten aanzien van bijzondere dagen dat:
-de kinderen op hun verjaardagen verblijven bij de ouder waar ze conform de reguliere zorgregeling dan wel hiervoor bepaalde vakantieregeling zijn;
-de kinderen op de verjaardagen van de ouders verblijven bij de desbetreffende ouder die jarig is en dat indien de kinderen daar niet reeds krachtens de reguliere zorg- of vakantieregeling verblijven, dit verblijf zal duren van 10.00 tot 20.00 uur;
-de kinderen op de verjaardagen van de opa’s en oma’s verblijven bij die ouder waar ze conform de reguliere zorgregeling dan wel hiervoor bepaalde vakantieregeling zijn;
-de kinderen op Vaderdag bij de man verblijven en op Moederdag bij de vrouw verblijven en dat indien de kinderen daar niet reeds krachtens de reguliere zorg- of vakantieregeling verblijven, dit verblijf zal duren van 10.00 tot 20.00 uur;
-de kinderen op studiedagen van school bij de ouder verblijven waar ze conform de reguliere zorgregeling zijn.
Het verzoek
Jeugdbescherming heeft verzocht een machtiging te verlenen tot plaatsing van [kind 1] en [kind 2] gedurende dag en nacht bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De standpunten
Jeugdbescherming heeft ter zitting bij het verzoek gepersisteerd. In verband met zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder zijn de kinderen met instemming van de moeder bij de vader geplaatst. Na het uiteen gaan van de ouders, lukt het de moeder niet de vader het vertrouwen te geven als de kinderen bij hem zijn. Gelet op de toenemende zorgen over de kinderen, zijn deze sinds medio 2018 onder toezicht gesteld. Met de ouders was afgesproken dat zij het traject ‘ Ouderschap blijft’ bij Arkin zouden gaan volgen. Dit traject is (nog steeds) niet van de grond gekomen. Er is sprake van psychiatrische problematiek bij de moeder waarvan Jeugdbescherming het wenselijk vindt en noodzakelijk acht voor de begeleiding om meer inzicht te krijgen in de problematiek van moeder en de (mogelijke) behandeling van moeder. Ondanks pogingen om meer inzicht te krijgen, is het voor Jeugdbescherming nog steeds onvoldoende inzichtelijk wat de psychiatrische diagnose van de moeder is en hoe de opvoedsituatie bij de moeder eruit ziet. Evenmin is duidelijk of de moeder in voldoende mate emotioneel beschikbaar is voor de kinderen.
De raadsvrouw van de moeder heeft aan de hand van haar op schrift gestelde spreekaantekeningen – kort en zakelijk weergegeven – naar voren gebracht dat het beeld dat Jeugdbescherming van haar schetst onjuist is en de door Jeugdbescherming gegeven gronden vormen onvoldoende reden voor de verzochte uithuisplaatsing van de kinderen. Dat hulpverlening niet van de grond is gekomen, is niet aan de moeder te wijten maar aan de terughoudende en weinig voortvarende wijze waarop gezinsmanager de zaken heeft aan gepakt. De moeder had gegronde redenen om afgelopen zomer niet zondermeer haar medewerking te geven aan de zorgregeling met de vader. De moeder krijgt hulp voor haar psychiatrische diagnose. Het enkele feit dat zij hiermee belast is, is onvoldoende om de kinderen daarom uit huis te plaatsen. De moeder is bereid zich opnieuw te laten onderzoeken als dat nodig is, maar belangrijker is dat de kinderen zelf verklaren dat zij het fijn vinden om bij de moeder te zijn en dat zij heel tevreden zijn met de zorgregeling van week op/week af. De anonieme melding van november jl. inzake mishandeling was onjuist; de moeder heeft de kinderen niet mishandeld. De handelwijze van Jeugdbescherming heeft ervoor gezorgd dat vlak voor de feestdagen een volstrekt ongewenste situatie is gecreëerd. Het verzoek dient te worden afgewezen en de week op-/week afregeling dient te worden hervat.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed met haar gaat. Er is geen reden voor de door Jeugdbescherming geuite zorgen. Zij bezoekt haar huisarts iedere week en neemt de haar voorgeschreven medicatie in. Het is van belang dat de situatie rustig wordt maar door dit soort maatregelen neemt de onrust alleen maar toe. Op vragen van de kinderrechter naar haar bereidheid om Jeugdbescherming meer inzicht te geven ten aanzien van eventuele diagnose en behandeling, heeft de moeder opgemerkt dat zij voldoende open is geweest door te zeggen dat zij haar huisarts iedere week bezoekt en medicatie heeft. Qua gezondheid is er met haar niets aan de hand. De problemen die bij haar druk opleveren, liggen voornamelijk op het financiële vlak.
De vader wenst dat de zorgregeling van week op, week af weer hervat kan worden maar heeft begrip voor de zorgen van Jeugdbescherming.
[kind 1] heeft voorafgaand aan de zitting met de ouders verklaard dat zij en haar broertje in december 2018 bij de vader zijn gaan wonen. Ze heeft haar moeder in de tussentijd wel een paar keer gezien maar is niet blijven slapen. [kind 1] wenst dat de week op-/week afregeling weer wordt hervat.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat de zorgen over de communicatie tussen de ouders onverminderd doorgaat en sinds de ondertoezichtstelling zelfs zijn toegenomen. Daar waar een duidelijk afgesproken zorgregeling tussen de ouders was overeengekomen, lukt het de moeder niet om de vader het vertrouwen te geven zelfstandig voor zijn kinderen te zorgen op de dagen dat zij bij hem zijn. Ook het bij Arkin ingezette hulpverleningstraject om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, is gestagneerd. Na een anonieme veiligheidsmelding via Veilig Thuis in november 2018 over de opvoedsituatie bij de moeder, is Jeugdbescherming tot de conclusie gekomen dat het niet lukt om door middel van veiligheidsafspraken voldoende hulpverlening in te zetten in de thuissituatie bij de moeder. De onvoorspelbaarheid van de moeder maakt dat Jeugdbescherming de veiligheid van en stabiliteit voor de kinderen onvoldoende kan vergroten en waarborgen als zij bij de moeder verblijven, maar wat verder concrete directe (veiligheids)dreigingen jegens de kinderen zijn op grond waarvan de kinderen per december uitsluitend bij vader verblijven, is niet nader onderbouwd.
Jeugdbescherming heeft naar het oordeel van de kinderrechter in voldoende mate onderbouwd dat het voor zowel de kinderen als voor de moeder wenselijk dat Jeugdbescherming meer inzicht krijgt bij de mogelijke bij moeder spelende psychiatrische problematiek en meewerkt aan de begeleiding. Dat de moeder daartoe inzicht geeft en ook inzicht geeft in hoeverre er behandeling of niet plaatsvindt acht ook de kinderrechter noodzakelijk. Ter zitting is het de kinderrechter gebleken dat de moeder bij de beantwoording van de aan haar gestelde vragen moeite heeft haar emoties op juiste wijze te reguleren.
Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de vader noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
Bij de uitvoering van de machtiging uithuisplaatsing dient evenwel rekening gehouden te worden met het volgende.
Ter zitting is voorts gebleken dat de na een lange procedure door het gerechtshof vastgestelde zorgregeling tussen de ouders is stopgezet, terwijl moeder, vader en ook [kind 1] eigenlijk willen dat die zorgregeling wordt hervat.
De Hoge Raad heeft in uitspraak van 14 december 2018 ( ECLI:NL:HR:2018:2321) naar aanleiding van prejudiciële vragen evenwel bepaald dat de gecertificeerde instelling niet bevoegd is om door het geven van een schriftelijke aanwijzing betreffende de omgang van een ouder met zijn kind een eerdere beschikking van de rechter inzake de omgang opzij te zetten. Uit deze uitspraak valt op te maken dat wanneer een gecertificeerde instelling ook de door de rechter vastgestelde omgangsregeling wenst te begrenzen, de gecertificeerde instelling dit middels een verzoek daartoe ter beslissing voor dient te leggen aan de rechter.
Vorenstaande brengt met zich dat de zorgregeling conform voornoemde uitspraak van het gerechtshof dient te worden hervat. De kinderrechter gaat er vanuit dat wanneer Jeugdbescherming van mening is dat er wel zodanige (veiligheids) argumenten zijn die maken dat de zorgregeling gestaakt of begrenst moeten worden, een dergelijk verzoek tot begrenzing met onderbouwing ten spoedigste ingediend zal worden.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
De beslissing
De kinderrechter:
- Verleent een machtiging tot plaatsing van [kind 1] en [kind 2] gedurende dag en nacht bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 5 juli 2019;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2019. | ||
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofAmsterdam | ||
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 januari 2019.