De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/25.4.2:25.4.2 Toekomstige dwangsomschuld
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/25.4.2
25.4.2 Toekomstige dwangsomschuld
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS381576:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Mellema-Kranenburg (Vermogensrecht, art. 155, aant. 8) lijkt de mogelijkheid van schuldoverneming met betrekking tot een toekomstige schuld in het algemeen te betwisten, waar zij schrijft dat niet-bestaande schulden niet kunnen worden overgenomen (onder verwijzing naar het proefschrift van S.G. Canes uit 1903).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Daarentegen zou een ongeoorloofde situatie ontstaan indien de toekomstige dwangsomschuld op een ander dan de debiteur die de hoofdschuld moet voldoen, zou komen te rusten. De met de dwangsomveroordeling beoogde afschrikkende werking wordt in dat geval weggenomen, doordat de debiteur van de hoofdschuld de zekerheid heeft dat de dwangsomschuld die uit overtreding van de veroordeling zal ontstaan, niet zal resulteren in een betalingsverplichting voor hemzelf, maar in een betalingsverplichting voor degene die zijn dwangsomschuld heeft overgenomen.
De mogelijkheid van een schuldoverneming met betrekking tot de toekomstige dwangsomvordering1 zou naar mijn idee dan ook het karakter van de dwangsomveroordeling als executiemiddel geweld aandoen. Het expliciete doel van de dwangsomveroordeling is om de wil van de debiteur van de hoofdschuld te beïnvloeden door druk op diens vermogen uit te oefenen; de vraag naar de 'pijngrens' van de debiteur is in dit verband richtinggevend voor de rechter bij de vaststelling van de zwaarte van het executiemiddel. Wanneer degene die de hoofdschuld moet nakomen niet meer degene is die bij het uitblijven van die nakoming de dwangsommen verbeurt, heeft de dwangsom zijn functie als executiemiddel verloren. Het accessoir karakter van de dwangsomschuld komt hier onmiskenbaar tot uiting: de dwangsomschuld moet te allen tijde aan de hoofdschuld verbonden blijven, om nog van een executiemiddel te kunnen spreken. Met de doorbreking van het verband tussen hoofdschuld en dwangsomschuld verliest de dwangsom zijn bestaansrecht.