Rb. Gelderland, 08-05-2019, nr. 18.17732
ECLI:NL:RBGEL:2019:1936
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
08-05-2019
- Zaaknummer
18.17732
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2019:1936, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 08‑05‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2023-0156
Uitspraak 08‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Artikel 4:46 BW, vraag of de bewoordingen van een testament duidelijk zijn, gelet op de verhoudingen die de erflater daarin heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder het is gemaakt.
Partij(en)
VOORBLAD
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: NL18.17732
[eiseres] tegen [gedaagde]
Vonnis van 8 mei 2019
vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL18.17732
Vonnis van 8 mei 2019
in de zaak van
[eiseres] , wonende te [plaats] , eiseres, hierna te noemen: [eiseres] , advocaat mr. M.P.H. van Maanen Winters,
tegen
[gedaagde] , wonende te [plaats] , verweerder, hierna te noemen: [gedaagde] , advocaat mr. B.J. Al te Arnhem.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- het verweerschrift
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 27 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is de weduwe van [erflater] (hierna: erflater). [eiseres] en erflater hebben twee kinderen gekregen: [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , respectievelijk geboren in 2011 en in 2014.
2.2.
[gedaagde] is de broer van erflater en werkt al jaren in de onderneming van erflater, een restaurant in Arnhem.
2.3.
Erflater is eerder gehuwd geweest met [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ).
2.4.
Op 21 juli 2006 heeft erflater een testament (hierna: het testament) laten opmaken waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
ERFSTELLING.
II. ik benoem mijn echtgenote mevrouw [betrokkene 3] ,
…) tot mijn enige erfgename.
(…)
VOORWAARDE.
IV. Mijn echtgenote zal uitsluitend erfgename (…) zijn, indien mijn huwelijk wordt ontbonden door overlijden zonder dat scheiding van tafel en bed bestaat of een verzoekschrift daartoe en/of tot echtscheiding is ingediend of een dienovereenkomstige beschikking is gegeven dan wel het huwelijk is omgezet in een geregistreerd partnerschap met het doel dit partnerschap te beëindigen (dit laatste wordt vermoed het geval te zijn, behoudens tegenbewijs).
(…)
SUBSIDIAIRE ERFSTELLING.
Vl. Voor het geval dat de onder II. gemaakte erfstelling geen gevolg heeft, benoem ik mijn broer de heer [gedaagde] (…) tot mijn enige erfgenaam. Indien hij niet van mij erft benoem ik zijn afstammelingen die in Nederland zijn geboren tot mijn enige erfgenamen.
RECHTSKEUZE.
VII. Het Nederlandse recht zal als algemene erfwet de vererving van mijn nalatenschap beheersen.
(…)"
2.5.
Op enig moment is het huwelijk tussen erflater en [betrokkene 3] geëindigd door echtscheiding. Daarna is erflater op 30 oktober 2009 in Marokko met [eiseres] gehuwd.
2.6.
In of omstreeks 2011 is een concept-testament opgesteld door een onbekende notaris waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:
“Op *** verscheen voor mij
mr. ***, notaris, gevestigd te ***:
[erflater] , (…) in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [eiseres] .
De comparant verklaarde ten overstaan van mij, notaris, dat zijn uiterste wil luidt als volgt:
" HERROEPING.
I. Ik herroep alle voor het tijdstip in het slot van deze akte gemeld door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen.
ERFSTELLING.
II. Indien ik overlijd zonder achterlating van afstammelingen benoem ik tot mijn enige erfgename mijn echtgenote mevrouw [eiseres] , (…) tot mijn enige erfgename.
Indien ik overlijd met achterlating van afstammelingen benoem ik tot erfgenamen tezamen en voor gelijke delen mijn echtgenote en mijn kinderen en - ten aanzien van mijn kinderen - met plaatsvervulling volgens de wet.
indien de erfstelling in de voorgaande zin van toepassing is bevestig ik de wettelijke verdeling van mijn nalatenschap volgens Afdeling 4.3.1 Burgerlijk Wetboek.
(…)”
2.7.
Bij notariële akte van 20 juli 2012 hebben [eiseres] en erflater huwelijkse voorwaarden laten opstellen. In de akte is onder meer het volgende opgenomen:
“De comparanten verklaarden: (…)
Voor of tijdens het huwelijk zijn geen huwelijksvoorwaarden gemaakt en is uitsluitend Nederlands recht van toepassing, zodat in hun huwelijk de wettelijke gemeenschap van goederen bestaat.
Zij maken bij deze de volgende huwelijksvoorwaarden, ingaande de dag na vandaag:
HUWELIJKSVOORWAARDEN:
Uitsluiting gemeenschap van goederen.
Artikel 1.
Er zal tussen de echtgenoten geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap bestaan.
Artikel 2.
Goederen die een echtgenoot thans heeft en die welke hij in de toekomst verkrijgt behoren toe aan de betrokken echtgenoot.
Schulden zijn voor rekening van de echtgenoot die ze heeft aangegaan of deed ontstaan (…)
Rechtskeuze.
Artikel 7.
De echtgenoten kiezen voor toepassing van het Nederlandse recht op hun
huwelijksvermogensrechtelijke verhoudingen.
(…)”
2.8.
Bij notariële akte “partiële verdeling” hebben [eiseres] en erflater in verband met de ontbinding van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen op 23 juli 2012 onder meer het volgende laten vastleggen:
“(…)
SAMENSTELLING VAN HET TE VERDELEN VERMOGEN.
De deelgenoten verklaarden dat op de dag van verdeling de tot de gemeenschap te verdelen goederen was samengesteld als volgt:
ACTIVA:
1. het appartementsrecht (…), kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens 1] appartementsindex 1, (…)waard (...) € 250.000,00
2. een perceel grond met bedrijfspand (restaurant) staande en gelegen aan het [adres+kad.gegevens 2]
[adres+kad.gegevens 2] , (…), waard (…) 480.000,00
3, de waarde van de activa en passiva behorende tot de door de deelgenoot sub 1 te Arnhem onder de naam [bedrijf] gedreven onderneming (eenmanszaak), in
onderlinge samenhang per saldo gewaardeerd op (…) € 82.965,00
Totaal van de activa (…) € 812.965,00
PASSIVA:
1. de hypothecaire schuld rustende op het hiervoor onder 1 vermelde registergoed, ten behoeve van de naamloze vennootschap SNS Bank N.V. (…), groot (…) € 260.500,00
2. de hypothecaire schuld rustende op het hiervoor onder 2 vermelde registergoed ten behoeve van voormelde naamloze vennootschap SNS Bank N.V., groot (…) € 429.000,00
Totaal van de passiva (…) € 689.500,00
De deelgenoten hebben verklaard dat zij de overige tot de gemeenschap behorende activa en passiva vooralsnog onverdeeld wensen te laten.
(…)
De onderhavige akte wordt derhalve hiervoor uitsluitend opgemaakt voor de verdeling van de onder 1 en 2 vermelde registergoederen met de daarop rustende hypothecaire schulden, alsmede de verdeling van de waarde van de eenmanszaak.
BEREKENING AANDELEN.
(…)
De te verdelen goederen bestond op de dag van verdeling uit de hiervoor onder "Samenstelling vermogen" vermelde activa, met een totale waarde (…) € 812.965,00
te verminderen met het aldaar vermelde passiva ad (…) € 689.500,00
zodat het te verdelen saldo van de te verdelen goederen (…) € 123.465,00
Dit saldo komt de helft toe aan ieder van de deelgenoten, of (…) € 61.732,50
VERDELING.
(…) te verdelen als volgt:
I. aan (… erflater, rb) worden toegedeeld:
a. het hiervoor onder 2 omschreven registergoed waard (…) € 480.000,00
b. de hiervoor onder 3 omschreven activa en passiva behorende tot de te Arnhem onder de naam [bedrijf] gedreven onderneming, waard (…) € 82.965,00
Tezamen waard (…) € 562.965,00
onder de verplichting voor hem om voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen:
a. de hiervoor onder 2. van de passiva gemelde hypothecaire schuld groot (…) € 429.000.00
b. de schuld wegens overbedeling aan [eiseres] , rb) groot (…) € 72.232
Zodat hij per saldo (…), heeft gekregen het aan hem toekomende, te weten (…) € 61.732,50
II. aan (… [eiseres] , rb) worden toegedeeld:
a. het hiervoor onder 1 omschreven registergoed waard (…) € 250.000,00
b. de vordering wegens overbedeling op erflater, rb) groot (…) € 72.232,50.
Tezamen waard (…) € 322.232,50
onder de verplichting voor hem om voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen:
de hiervoor onder 1. van de passiva gemelde hypothecaire schuld groot (…) € 260.500,00
Zodat zij per saldo (…), heeft gekregen het aan haar toekomende, te weten (…) € 61.732,50
(…)”
2.9.
Op 9 september 2017 is erflater na een ziekbed van enkele maanden in zijn woonplaats, [plaats] , overleden.
2.10.
Op 13 december 2017 heeft [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ), adviseur van erflater, een verklaring opgesteld, die aan [gedaagde] is gezonden en waarin staat dat erflater hem ( [betrokkene 4] ) heeft opgedragen om ervoor te zorgen dat de bezittingen van erflater naar [eiseres] en hun zoons zouden gaan en dat er vermoedelijk een fout is gemaakt – gelet op gegevens waarover notariskantoor Den Hartog Heuff beschikt –, omdat het nieuwe testament en de herroeping van het oude testament niet terug te vinden zijn. [betrokkene 4] adviseert [gedaagde] en zijn kinderen de erfenis van erflater te verwerpen / afstand van de nalatenschap te doen en, zoals gewoon is in de Marokkaanse gemeenschap, de nalatenschap aan de weduwe en de kinderen te laten toekomen.
2.11.
Bij brief van 8 februari 2018 heeft [betrokkene 4] financiële gegevens aan [gedaagde] gestuurd met betrekking tot de nalatenschap van erflater en medegedeeld dat [gedaagde] in geval van aanvaarding van de erfenis circa € 500.000,00 zal moeten “ophoesten”. [betrokkene 4] heeft [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van mr. Van Maanen Winters op 14 februari 2018 en daarbij aangekondigd dat [eiseres] , indien [gedaagde] niet op de afspraak verschijnt, een procedure zal starten om het testament nietig te laten verklaren.
2.12.
[gedaagde] is niet overgegaan tot verwerping van de nalatenschap van erflater.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis:
1. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] aan het testament, zoals opgenomen in de akte van 21 juli 2006, geen rechten kan ontlenen;
2. uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over die (na)kosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het testament niet de uiterste wil van erflater bevat. Ten tijde van het maken van het testament had erflater voor ogen dat hij met [betrokkene 3] gehuwd was en kinderloos zou blijven. Hij heeft niet voorzien dat zijn persoonlijke omstandigheden zo ingrijpend zouden wijzigen door zijn echtscheiding en zijn huwelijk met [eiseres] en zijn vaderschap. [gedaagde] kan daarom geen rechten ontlenen aan het testament.
Eén en ander blijkt uit uitlatingen van erflater vlak voor zijn overlijden en uit het concept-testament dat hij in 2011 heeft laten maken. Ter onderbouwing heeft [eiseres] een aantal verklaringen overgelegd van familieleden, adviseurs en vrienden van erflater. [eiseres] stelt dat het testament geen duidelijke zin heeft zoals bedoeld in artikel 4:46 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat voor de uitlegging van het testament daarom daden en verklaringen van erflater gebruikt mogen worden.
3.3.
[gedaagde] voert ten verwere samengevat aan dat hij mede-oprichter was van het restaurant van erflater en participeerde in belangrijke beslissingen daarover en dat erflater hem altijd heeft gezegd dat hij beloond zou worden voor zijn toewijding en inzet. Het testament bevat wél de uiterste wil van erflater en heeft wél duidelijke zin. Uitlatingen van erflater, dat hij voor [eiseres] en de kinderen alles goed had geregeld, impliceren niet dat erflater iets anders wilde dan in het testament is bepaald. Erflater heeft de zaken goed geregeld voor [eiseres] en de kinderen door de partiële verdeling, op grond waarvan [eiseres] recht heeft op het appartement en op € 72.232,50. Daarnaast heeft [eiseres] conform de Marokkaanse wet recht op 2/3 deel van het onroerend goed in Marokko. Aan het concept-testament is volgens [gedaagde] geen waarde te hechten, omdat dit niet is gepasseerd. Over de familieleden [betrokkene 5] en [betrokkene 6] , van wie [eiseres] verklaringen heeft overgelegd, stelt [gedaagde] dat zij eigen belang hebben bij hun verklaringen en dus niet onpartijdig zijn. [gedaagde] legt een verklaring over van een neef van erflater, [betrokkene 7] , die geen eigen belang heeft. [gedaagde] stelt de wil van erflater (zoals die blijkt uit het testament) serieus te nemen en betrokken te willen blijven in de onderneming van erflater.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Omdat partijen en erflater zijn geboren in Marokko en [eiseres] (mede) de Marokkaanse nationaliteit heeft, zal de rechtbank ambtshalve toetsen of zij bevoegd is kennis te nemen van het geschil. De rechtbank acht zich op grond van de in artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vastgelegde hoofdregel bevoegd, omdat [gedaagde] zijn woonplaats in Nederland heeft. Daarnaast is de rechtbank mede bevoegd op grond van artikel 6, aanhef en onder g, Rv waarin is bepaald dat de Nederlandse rechter eveneens rechtsmacht heeft in zaken betreffende nalatenschappen, indien de erflater zijn laatste woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland had.
4.2.
Vast staat dat erflater het op 21 juli 2006 opgemaakte testament niet heeft herroepen conform artikel 4:111 BW. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat dit testament de wil van erflater bevat en dat dient te worden uitgegaan van dit testament. [eiseres] stelt dat uit uitlatingen van erflater blijkt dat het testament geen duidelijke zin heeft en verder dat het vasthouden aan de in het testament opgenomen erfstelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gelet op bedoeling die erflater blijkens zijn verklaringen had.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat bij de vaststelling of een testament duidelijke zin heeft, de door artikel 4:46 BW gehanteerde maatstaf wordt gebruikt. Dat betekent dat bij de beantwoording van de vraag of de bewoordingen van een testament duidelijk zijn, mede dient te worden gelet op de verhoudingen die de erflater in het testament heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder dit is gemaakt. Gelet op jurisprudentie (onder meer HR 18 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9581 en HR 11 oktober 2013, ECLI:NL:2013:911) kan dit ertoe leiden dat, hoewel de tekst van een testament op zichzelf duidelijk is, de gevolgen van het testament dienen te worden herzien in verband met na het opstellen daarvan opgetreden veranderingen in het leven van erflater.
4.4.
In het testament is de ex-echtgenote van erflater, [betrokkene 3] , tot enig erfgenaam benoemd en in geval van (kort gezegd) ontbinding van het huwelijk door echtscheiding, [gedaagde] . De in het testament gebruikte woorden zijn duidelijk als daarbij wordt gelet op de verhoudingen die erflater bij zijn testament kennelijk heeft willen regelen en naar de omstandigheden waaronder dit is gemaakt. Vast staat immers dat erflater op dat moment was gehuwd met [betrokkene 3] en geen kinderen had. Erflater heeft in die situatie zijn echtgenote tot enig erfgenaam benoemd en, voor het geval zijn huwelijk zou eindigen door echtscheiding, [gedaagde] . Eveneens staat vast dat erflater nadien is gescheiden van [betrokkene 3] en in 2009 is getrouwd met [eiseres] , met wie hij wél kinderen heeft gekregen. Gelet op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt en de verhouding die erflater destijds kennelijk heeft willen regelen, is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk of erflater ten tijde van het opmaken van het testament heeft gewild dat [gedaagde] erfgenaam zou zijn, indien hij ten tijde van zijn overlijden weer gehuwd zou zijn en kinderen zou hebben. Het testament heeft in zoverre geen duidelijke zin, zodat voor uitlegging daarvan daden en verklaringen van erflater mogen worden gebruikt. Aldus dient aan de hand van daden en verklaringen van erflater te worden beoordeeld wat de bedoeling van erflater was.
4.5.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt een aantal verklaringen overgelegd van personen aan wie erflater heeft verteld over wat hij had geregeld voor haar en de kinderen. [gedaagde] heeft over de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 6] gesteld dat daaraan geen waarde kan worden gehecht, omdat genoemde personen er belang bij hebben dat hij ( [gedaagde] ) niet als erfgenaam wordt aangemerkt en zo de onderneming van erflater verkrijgt. De rechtbank laat deze twee verklaringen – wat daar ook van zij – buiten beschouwing. Er is geen reden om de overige verklaringen over uitlatingen van erflater niet in aanmerking te nemen. Daarbij gaat het om:
- [betrokkene 8] , een vriend van erflater, die op 5 december 2017 heeft verklaard:
“(…, erflater, rb) heeft twee weken voor zijn overlijden mij het volgende gevraagd. Of ik zijn vrouw en kinderen bij zou willen staan, hier op heb ik direct met ja geantwoord. (…) Ook wil ik vermelden dat het zijn uitdrukkelijke wens was dat alles wat hij heeft opgebouwd naar vrouw en kinderen gaat en dat het restaurant door blijft draaien. (…)”
- [betrokkene 9] , administrateur en adviseur van de onderneming van erflater, die op 23 januari 2019 heeft verklaard: “(…) De heer [gedaagde] is vanaf het begin onafgebroken in loondienst geweest bij “ [bedrijf] ”. (…) Gedurende de periode 1999 tot aan zijn overlijden heeft (… erflater, rb) geen enkele maal aan mij te kennen gegeven dat (… [gedaagde] , rb) toe zou treden tot de onderneming of dat hij hiertoe plannen had. (…)
Reeds in 2013 heb ik met (… erflater, rb) gesproken over de toekomst van de onderneming. Hierbij heeft (… erflater, rb) het volgende aangegeven: > (mede) vanwege de matige verhouding met zijn broer (… [gedaagde] , rb) wilde hij de bedrijfsvoering aanpassen (…)
In 2016 (…) heeft (… erflater, rb) aangeven dat de werkrelatie met zijn broer (…) inmiddels zo matig was geworden dat hij overwoog om een ontslagprocedure te starten. Dit voornemen was zo concreet dat ik ook met (…erflater, rb) heb gesproken over de (hoogte) van de transitievergoeding bij ontslag van (… [gedaagde] , rb). (…)
Op 30 juni 2017 heb ik een langdurig gesprek met (…erflater, rb) gehad (…)
Hij heeft naar mij toe toen nadrukkelijk uitgesproken dat hij blij was dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over de financiële toekomst van zijn vrouw en kinderen omdat zij, voor zover zijn vrouw het restaurant misschien niet kon voortzetten zij in ieder geval de huurinkomsten van de verhuur van het [adres] (het zakelijk pand) zou hebben alsmede dat zij met de overwaarde van het pand aan het [adres] verzekerd waren van een financieel onbezorgde toekomst.(…)”
- [betrokkene 10] , een klant en vriend van erflater, die op 13 januari 2019 heeft verklaard:
“(..) Hij verzekerde mij telkenmale dat alles goed geregeld was: zijn vrouw [eiseres] en zijn twee kinderen zouden alles erven, vastgelegd door de notaris. Ik heb hem nooit horen zeggen dat zijn broer van hem zou erven. (…)”
- [betrokkene 4] , eerder genoemde adviseur van erflater, die over een overleg dat hij enkele weken voor het overlijden van erflater met hem, [betrokkene 5] en [betrokkene 6] heeft gevoerd, heeft verklaard:
“(…) De reden van dit collectief overleg betrof de wens om de echtgenote samen met deze heren in de vorm van bijvoorbeeld een VOF de zaak te laten voortzetten na zijn overlijden.
Ook verklaarde hij dat zij dan (…) het ontslag van [gedaagde] (…) met een afkoopregeling dienden te regelen. [gedaagde] (…) had zelf eerder aangegeven het beu en moe te zijn om nog langer in het restaurant te werken.
Naast de ondernemingskwestie verzocht ik (… erflater, rb) om aanreiking van alle relevante stukken die de nalatenschap betroffen, dus testamenten, huwelijke voorwaarden e.d.
Aangereikt werd aan mij een akte huwelijkse voorwaarden en een akte van verdeling. Op mijn vraag ‘is dit alles wat betreft de gevraagde stukken’ werd mij door (… erflater, rb) volmondig ja toegeroepen.
Op mijn specifieke vraag ‘zijn er nog testamenten’ werd als antwoord gegeven, ‘nee dit is alles en de vroegere testamenten zijn van de baan, door het huwelijk verkregen zijn echtgenote en kinderen automatisch / wettelijk de beschikking over de nalatenschap’. (…)
Ik verklaar hierbij dat (… erflater, rb) zeer duidelijk in de laatst weken voor zijn overlijden aangaf dat al zijn bezittingen volledig aan zijn vrouw en twee zonen toekwamen.”
4.6.
Uit deze vier verklaringen blijkt dat het de bedoeling van erflater was dat [eiseres] en de kinderen zijn erfgenamen zouden zijn. Uit de verklaringen blijkt niet alleen, zoals [gedaagde] stelt, dat erflater ervan uitging dat “alles goed geregeld” was voor [eiseres] en de kinderen – waarvan de vraag is wat dat inhoudt –, maar óók en meer concreet dat hij ervan uitging dat [eiseres] en zijn kinderen alles van hem zouden erven. Dat het de bedoeling van erflater was dat [gedaagde] zijn erfgenaam was, is uit de verklaringen niet af te leiden. De door [gedaagde] overgelegde verklaring van [betrokkene 7] , een neef van erflater, van 24 oktober 2017, maakt dat niet anders. Daarin staat onder meer: “(…) Kort voor het overlijden van (… erflater, rb) in aanwezigheid van [betrokkene 5] , [betrokkene 4] en mijn neef (… erflater, rb). Mijn neef was bijna bewusteloos en terminaal. De twee heren hadden het over het uitsluiten en isoleren van (… [gedaagde] , rb). En dat hij geen rol meer zal krijgen. Veder heeft (… erflater, rb) erop gereageerd en beantwoorde: “ [gedaagde] is mijn broer, hij zit in mijn hart en wil hem belonen en jullie zullen nooit problemen met hem ondervinden”. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze verklaring geen weerlegging te vinden van de bedoeling van erflater dat [eiseres] en de kinderen zijn erfgenamen zouden zijn.
4.7.
Erflater was ten tijde van het maken van zijn testament gehuwd met [betrokkene 3] , met wie hij geen kinderen had. Toen erflater overleed, waren zijn omstandigheden fundamenteel gewijzigd. Hij was gescheiden van [betrokkene 3] en hertrouwd met [eiseres] , met wie hij twee zoons had. Die nieuwe situatie heeft erflater niet voor ogen gestaan toen hij het testament in 2006 maakte. Aangenomen moet worden dat het testament van 2006 uitsluitend gold voor de situatie dat erflater gehuwd was met [betrokkene 3] en/of niet zou zijn hertrouwd. Dat wordt bevestigd door de in 4.5. geciteerde verklaringen en door het door [eiseres] overgelegde concept-testament. Dat dit testament niet formeel geldend is geworden, doet hieraan niet af. Uit de verklaringen blijkt dat erflater in de veronderstelling verkeerde dat hij de zaken goed had geregeld en dat [eiseres] en de kinderen alles zouden erven in het geval hij zou komen te overlijden. Door die (onjuiste) veronderstelling heeft erflater kennelijk nooit aanleiding gezien om het concept-testament formeel geldend te maken. Dat erflater en [eiseres] huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld en een partiële verdeling hebben geregeld, maakt dat niet anders, omdat dat dit – zoals ook [eiseres] ter zitting heeft gesteld – niet ongebruikelijk is als een huwelijkspartner ondernemer is.
4.8.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de in het testament opgenomen uiterste wil niet voor de gewijzigde omstandigheden was bedoeld en is komen te vervallen op het moment dat erflater hertrouwde. [gedaagde] kan daardoor geen aanspraken aan het testament ontlenen. Het door [eiseres] onder 1 gevorderde is dan ook toewijsbaar.
4.9.
Gelet op de (vroegere) familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aan het testament van [erflater] , zoals opgenomen in de akte van 21 juli 2006, geen rechten kan ontlenen,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. van Lee en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019.
jo/le