ABRvS, 05-02-2014, nr. 201304153/1/A4
ECLI:NL:RVS:2014:316
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
05-02-2014
- Zaaknummer
201304153/1/A4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:316, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑02‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 05‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, de Johannes Verhulststraat ter hoogte van [nummer], [locatie nummer], te Amsterdam, aangewezen als locatie voor twee ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval.
201304153/1/A4.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur, voor zover hier van belang, de Johannes Verhulststraat ter hoogte van [nummer], [locatie nummer], te Amsterdam, aangewezen als locatie voor twee ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2013, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam, en [appellant A], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.P. Peters en G. Westerbos, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Voor zover [appellanten] aanvoeren dat in de publicatie van het bestreden besluit op de website van het stadsdeel ten onrechte is vermeld dat tot 3 mei 2013 beroep openstaat in plaats van tot en met 3 mei 3013, overweegt de Afdeling dat het hierbij zou gaan om een onregelmatigheid die dateert van na het nemen van het bestreden besluit. Dergelijke onregelmatigheden kunnen de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten.
2. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Amsterdam, kan het college aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of met behulp van welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen van de gemeente Amsterdam, draagt het college al zijn bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van de stadsdelen.
3. Het dagelijks bestuur hanteert bij het aanwijzen van een locatie voor ondergrondse afvalcontainers het beleid zoals dat is vastgelegd in het Programma van Eisen ondergrondse restafvalinzameling gebied Oud-Zuid van 8 februari 2012 (hierna: het PvE). Hierin staan, voor zover hier van belang, de volgende locatiecriteria vermeld:
• de loopafstand vanaf de woning tot restafvalcontainers bedraagt niet meer dan 75 m en in uitzonderingsgevallen niet meer dan 125 m;
• containerlocaties moeten goed bereikbaar zijn voor voetgangers, minder validen en fietsers;
• het opofferen van parkeerplaatsen wordt zoveel mogelijk voorkomen. Indien er geen andere plaatsingsmogelijkheid voorhanden is, wordt de onttrokken parkeerplaats op een andere plek gecompenseerd;
• bomen en groen worden zoveel mogelijk ontzien. Er worden in principe geen (monumentale) bomen gekapt;
• er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met omgeving/omwonenden;
• bij het bepalen van een locatie moet een zo optimaal mogelijk sluitend locatienetwerk en een zo optimaal mogelijke capaciteitsverdeling met betrekking tot het afvalaanbod worden verkregen.
4. De locatie voor de ondergrondse afvalcontainers is gesitueerd op een parkeerplaats voor de woningen Johannes Verhulststraat [nummers]. [appellanten] zijn de bewoners van de benedenwoningen aan de Johannes Verhulststraat [nummers].
5. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de aanwijzing van de locatie Johannes Verhulststraat ter hoogte van [nummer] voor het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers.
6. [appellanten] voeren aan dat het dagelijks bestuur onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluid- en geuroverlast en vermindering van het uitzicht door het bijplaatsen van afval, vanwege het plaatsen van de afvalcontainers. Ter onderbouwing van de stelling dat afval wordt bijgeplaatst, hebben [appellanten] ter zitting een foto overgelegd van ondergrondse afvalcontainers in de Valeriusstraat waarbij (grof)vuil is geplaatst. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur volgens [appellanten] ten onrechte geen rekening gehouden met de waardedaling van hun woningen ten gevolge van het plaatsen van de ondergrondse afvalcontainers. In dit verband wijzen [appellanten] erop dat de ondergrondse containers slechts op 2 m afstand van hun woningen worden geplaatst.
6.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat niet valt uit te sluiten dat er enige overlast wordt ondervonden vanwege de ondergrondse afvalcontainers, maar dat deze overlast in voldoende mate wordt beperkt. Het dagelijks bestuur stelt in dit verband dat de containers worden voorzien van een dubbelschalige inwerptrommel waardoor geluid- en geuroverlast wordt tegengegaan. Het ledigen van de containers veroorzaakt volgens het dagelijks bestuur niet meer geluid dan een vuilniswagen bij zakkeninzameling. Volgens het dagelijks bestuur wordt geuroverlast verder tegengegaan door het naast de reguliere schoonmaak vier keer per jaar van binnen en van buiten reinigen van de afvalcontainers en het voorkomen van bijplaatsingen van vuilnis naast de afvalcontainers. In dit verband wijst het dagelijks bestuur er op dat met het aanwijzingsbesluit is voorzien in een sluitend netwerk, waarbij elke locatie is berekend op het aanbod van afval uit de omgeving, zodat de containers niet snel vol zullen raken. Voor zover er toch bijplaatsingen plaatsvinden en het stadsdeel hiervan op de hoogte wordt gebracht, zal dezelfde dag nog actie worden ondernomen. Voorts merkt het dagelijks bestuur op dat het stadsdeel is gestart met het Impulsproject Schoon Zuid om zwerfafval en ongewenste bijplaatsingen aan te pakken. Wat betreft de overlegde foto van de afvalcontainers geeft het dagelijks bestuur te kennen dat dit een zogenoemde servicelocatie betreft. Dit is een plek waar ten behoeve van de bewoners, voor het zich ontdoen van huishoudelijk afval, enkele afvalcontainers zijn geplaatst. Bekend is dat bij deze afvalcontainers afval wordt bijgeplaatst. Het dagelijks bestuur gaat ervan uit dat dit komt omdat de containers vanwege het vele gebruik dat hiervan wordt gemaakt snel vol zitten. Dit zal zich volgens het dagelijks bestuur niet voordoen wanneer in de gehele wijk afvalcontainers zijn geplaatst.
Voor zover [appellanten] vrezen voor waardedaling van hun woningen hebben zij volgens het dagelijks bestuur niet onderbouwd en aannemelijk gemaakt waarom hiervan sprake zou zijn. Daarnaast geldt volgens het dagelijks bestuur dat mochten [appellanten] van mening zijn dat de waarde van hun woningen is gedaald als gevolg van het besluit tot aanwijzing van de locatie als ondergrondse afvalcontainerlocatie, zij op basis van de Algemene verordening nadeelcompensatie een verzoek om nadeelcompensatie bij het stadsdeel kunnen indienen, wanneer aan de hiervoor geldende voorwaarden wordt voldaan.
6.2. Het dagelijks bestuur heeft zich gelet op genoemde kenmerken van de ondergrondse afvalcontainers en de maatregelen die worden genomen om bijplaatsingen van huis- of grofvuil te voorkomen in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellanten] gevreesde overlast als gevolg van het bestreden besluit voldoende beperkt en aanvaardbaar is. De overgelegde foto leidt gelet op hetgeen het dagelijks bestuur hierover heeft opgemerkt, niet tot een ander oordeel. Daarnaast hebben [appellanten] niet (aan de hand van concrete gegevens) aannemelijk gemaakt dat de nadelige gevolgen van de plaatsing van de ondergrondse containers nabij hun woningen zodanig groot zijn voor de waarde van hun woningen, dat het dagelijks bestuur op grond daarvan had moeten afzien van de aanwijzing van de locatie Johannes Verhulststraat ter hoogte van [nummer]. De vraag of en in hoeverre de woningen van de [appellanten] in waarde dalen door de plaatsing van de ondergrondse afvalcontainers, staat daarbij in dit geding niet afzonderlijk ter beoordeling. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur deze locatie vanwege de door [appellanten] ondervonden overlast en mogelijke waardedaling van hun woningen niet had mogen aanwijzen als een locatie voor ondergrondse afvalcontainers.
De beroepsgrond faalt.
7. [appellanten] voeren aan dat de bij het bestreden besluit aangewezen locatie voor de ondergrondse afvalcontainers niet geschikt is, nu de aanwijzing in strijd is met de locatiecriteria van het PvE. Volgens hen is deze locatie onder meer niet geschikt vanwege de iep die op 2 m afstand staat van deze locatie. Mede gelet op het kenmerk van een iep dat die voor zijn verankering in de grond afhankelijk is van een horizontaal wortelgestel, brengt het plaatsen van ondergrondse containers op 2 m afstand van de stam een bedreiging voor het voortbestaan van de boom of in ieder geval een gevaar van instabiliteit van de boom met zich mee, aldus [appellanten]. Hierbij gaan zij ervan uit dat de vitale delen van de wortelkluit binnen de kruin-diameter van circa 4 m groeien. Ook wanneer de afvalcontainer op grotere afstand wordt geplaatst zal dit nadelige gevolgen hebben voor de iep gelet op de negatieve invloed op de iep van de aanleg van een diepriool enkele jaren geleden op grotere afstand dan 4 m van de boom. Daarnaast is de locatie volgens [appellanten] ongeschikt nu ten gevolge van het plaatsen van de containers in ieder geval één parkeerplaats wordt opgeheven, terwijl in de omgeving van deze locatie reeds vanwege de vele kantoren, dienstverlenende bedrijven en horecagelegenheden een tekort aan parkeerplaatsen bestaat. Ook heeft het dagelijks bestuur volgens hen ten onrechte niet vermeld waar de opgeheven parkeerplaats zal worden gecompenseerd.
7.1. Volgens het dagelijks bestuur vormt de aanwezigheid van de iep geen aanleiding om deze locatie niet aan te wijzen als locatie voor ondergrondse containers. Daarbij neemt het dagelijks bestuur onder meer in aanmerking dat deze boom op 3,9 m afstand van de ondergrondse containers staat en binnen deze afstand geen graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden ten behoeve van het plaatsen van de afvalcontainers. Volgens het dagelijks bestuur gaat de vergelijking met de aanleg van het diepriool niet op, nu een diepriool van veel grotere omvang is dan de ondergrondse afvalcontainers.
Wat betreft de op te heffen parkeerplaats merkt het dagelijks bestuur in de Nota van Beantwoording die is opgesteld naar aanleiding van de over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen op dat deze elders in de wijk wordt gecompenseerd. Het dagelijks bestuur merkt in het verweerschrift op dat in zijn vergadering van 21 mei 2013 is besloten de financiële middelen ter beschikking te stellen om in de wijk Museumkwartier ter compensatie 44 nieuwe parkeerplaatsen te realiseren. Dit is volgens het dagelijks bestuur het aantal parkeerplaatsen dat als gevolg van het aanwijzingsbesluit in het Museumkwartier feitelijk komt te vervallen.
7.2. [appellanten] hebben, gelet op de afstand tussen de ondergrondse afvalcontainers en de iep en nu het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de vergelijking tussen de aanleg van het diepriool en de ondergrondse afvalcontainers niet opgaat, niet aannemelijk gemaakt dat de afvalcontainers een bedreiging voor het voortbestaan van de iep of een gevaar voor de stabiliteit hiervan vormen. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat in zoverre in strijd met het locatiecriterium is gehandeld dat bomen en groen zoveel mogelijk worden ontzien. Wat betreft de op te heffen parkeerplaats geeft het locatiecriterium hierover geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur, ondanks de parkeerproblemen die zich voordoen in het Museumkwartier, niet kon volstaan met op te merken dat deze zou worden gecompenseerd. Gelet hierop bestaat in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bij het bestreden besluit aangewezen locatie geschikt is voor het plaatsen van de ondergrondse afvalcontainers.
De beroepsgrond faalt.
8. [appellanten] voeren aan dat er alternatieve locaties zijn, die geschikter zijn voor de plaatsing van de ondergrondse afvalcontainers dan de aangewezen locatie omdat in de omgeving hiervan geen woningen zijn gelegen of op grotere afstand woningen zijn gelegen. In dit verband merken zij onder meer op dat het dagelijks bestuur eraan voorbij gaat dat het PvE uitdrukkelijk uitzonderingen toelaat van de aanbevolen loopafstand van 75 m tot maximaal 125 m. Volgens hen zijn er bijzondere omstandigheden om af te wijken van de loopafstand van 75 m, nu de Johannes Verhulststraat een smalle straat is, in deze straat monumentale bomen staan, aan deze straat verschillende horecagelegenheden, kantoren en dienstverlenende bedrijven zijn gelegen ten gevolge waarvan de parkeerdruk groot is en omwonenden hebben aangegeven bereid te zijn verder dan 75 m te lopen naar een afvalcontainer. [appellanten] noemen de volgende alternatieven:
- het verplaatsen van de locatie Johannes Verhulststraat [nummer] naar het plein op de hoek van de Johannes Verhulststraat en de Cornelis Schuytstraat eventueel in combinatie met het verplaatsen van de containerlocatie op de Banstraat ter hoogte van de kruising met de De Lairessestraat, locatie 16-10, naar de blinde muur ter hoogte van nr. 63 van de Johannes Verhulststraat of een extra containerlocatie op de hoek van de Johannes Verhulststraat en de Banstraat;
- de containerlocatie ter hoogte van de Johannes Verhulststraat [nummer] laten vervallen en de containerlocatie ter hoogte van de Cornelis Schuytstraat 56, locatie 16-11, naar het plein op de hoek van de Johannes Verhulststraat en de Cornelis Schuytstraat verplaatsen;
- het verplaatsen van de locatie Johannes Verhulststraat 85 naar de hoek van de Johannes Verhulststraat en de Banstraat.
8.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de voorgestelde alternatieven geen aanleiding geven voor het laten vervallen of verplaatsen van de locatie voor de ondergrondse afvalcontainers, omdat dit ertoe leidt dat de aanbevolen loopafstand van 75 m wordt overschreden en ook de maximale loopafstand van 125 m. Volgens het dagelijks bestuur wordt, nog daargelaten dat een grotere loopafstand tot de ondergrondse afvalcontainers niet wenselijk is, niet lichtvaardig afgeweken van de aanbevolen loopafstand van 75 m nu dit een efficiënte bedrijfsvoering niet ten goede komt. Het verplaatsen of laten vervallen van locaties leidt ertoe dat er geen optimale verdeling meer is van het netwerk en een onevenredige capaciteitsverdeling van het afvalaanbod. Ten gevolge hiervan moeten containers sneller geleegd worden en bestaat er een grotere kans op zwerfafval. Uit het verweerschrift blijkt dat het dagelijks bestuur ervan uitgaat dat een overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75 m tot 125 m toelaatbaar wordt geacht wanneer de plaatsingsmogelijkheid van de ondergrondse containers fysiek beperkt is of wanneer een alternatieve locatie aan meer criteria van het PvE voldoet. De door [appellanten] genoemde omstandigheden leiden er volgens het dagelijks bestuur niet toe dat een uitzondering gemaakt dient te worden op de aanbevolen loopafstand van 75 m, omdat deze omstandigheden zich in andere straten ook voordoen. De enkele omstandigheid dat wanneer de locatie wordt verplaatst of komt te vervallen de ondergrondse afvalcontainers niet langer direct voor woningen worden geplaatst, geeft volgens het dagelijks bestuur onvoldoende aanleiding om een overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75 m toe te staan.
8.2. Er is gelet op hetgeen door het dagelijks bestuur ter zake naar voren is gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid vanwege het belang van de aanbevolen loopafstand van 75 m heeft kunnen besluiten een overschrijding hiervan niet toe te staan. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de door [appellanten] genoemde alternatieven niet geschikter te achten dan het aanwijzen van de locatie Johannes Verhulststraat ter hoogte van [nummer] voor het plaatsen van de containers.
De beroepsgrond faalt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Schoppers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
578.