Hof Arnhem, 17-07-2007, nr. 0700177
ECLI:NL:GHARN:2007:BA9777
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
17-07-2007
- Zaaknummer
0700177
- LJN
BA9777
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2007:BA9777, Uitspraak, Hof Arnhem, 17‑07‑2007; (Hoger beroep)
Uitspraak 17‑07‑2007
Inhoudsindicatie
Het voorgaande brengt mee dat [geïntimeerde] uit hoofde van de beëindiging van de samenwerking en de overgang van zijn belang in TCA naar TCA een bedrag van € 754,54 van TCA te vorderen heeft gekregen. Anders dan TCA ingang tracht te doen vinden, is in de stellingen van [geïntimeerde] wel een beroep op verrekening te lezen [..]. Het enkele feit dat [geïntimeerde] die tegenvordering in contacten met (de incassogemachtige van) TCA voorafgaand aan de procedure niet kenbaar heeft gemaakt doet daar, anders dan TCA blijkbaar meent, niet aan af. De toe te wijzen vordering van TCA zal derhalve met genoemd bedrag van € 754,54 verminderd worden. Overeenkomstig artikel 6: 137 lid 1 jo. artikel 44 lid 1 BW zal deze verrekening -nu gesteld noch gebleken is dat er sprake is van kosten van kosten van betaling als bedoeld in artikel 6:44 lid 1 jo. 6:47 lid 1 BW-eerst in mindering strekken op de gevorderde verschenen rente tot 15 november 2005 ad € 413,68 en voor het restant ad € 340,86 op de contractuele hoofdsom en de lopende rente. Daarnaast zijn als gezegd de gevorderde buitengerechtelijke kosten (aan te merken als afzonderlijke hoofdsom in de zin van artikel 6: 44 BW) toewijsbaar. [..]
Partij(en)
Arrest d.d. 17 juli 2007
Rolnummer 0700177
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Taxicentrale Amsterdam B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: TCA,
procureur: mr. P.A.C. de Vries,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 26 juli 2006 en 22 november 2006 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 29 januari 2007 is door TCA hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 27 maart 2007.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
te vernietigen het vonnis dat op 22 november 2006 onder rolnummer 301963 CV 06-270 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad tussen partijen in conventie en in reconventie is gewezen;
- II.
en opnieuw rechtdoende geïntimeerde zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellante te betalen een bedrag ad € 4.373,68, te vermeerderen met de wettelijke rente, vermeerderd met 3% over € 3.360,00 vanaf 15 november 2005 tot de dag der algehele voldoening;
- III.
Met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.
TCA heeft de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
TCA heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
- 1.
Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, staan, voor zover van belang, de navolgende feiten tussen partijen vast:
- a.
Tussen partijen heeft een samenwerkingsovereenkomst bestaan uit hoofde waarvan [geïntimeerde] aan TCA maandelijks geldelijke bijdragen verschuldigd was en [geïntimeerde] een op geld waardeerbaar belang had in TCA (door hem aandeel genoemd en door TCA certificaat genoemd).
- b.
[geïntimeerde] heeft een achterstand van € 3.360,00 doen ontstaan in de betaling van de hiervoor bedoelde maandelijkse bijdragen aan TCA.
- c.
Eind 2004 is de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen tot een einde gekomen.
Het geschil
- 2.
Bij inleidende dagvaarding heeft TCA betaling door [geïntimeerde] gevorderd van het openstaande bedrag aan maandelijkse betalingen ad € 3.360,00, vermeerderd met rente en kosten.
[geïntimeerde] heeft de vordering bestreden en, voor het geval TCA de vordering zou handhaven, in reconventie betaling van € 12.000,00 gevorderd. De kantonrechter heeft bij vonnis van 26 juli 2006 de zaak naar de rol verwezen voor het verstrekken van nadere inlichtingen door TCA en heeft vervolgens bij eindvonnis van 22 november 2006, na te hebben geconstateerd dat de gevraagde inlichtingen niet zijn verstrekt, de vordering in conventie afgewezen en in reconventie € 8.640,00 toegewezen. TCA is van laatstgenoemd vonnis in hoger beroep gekomen.
Bespreking van de grieven
- 3.
De grieven klagen dat in conventie de verschuldigd bevonden hoofdsom niet is toegewezen maar is verrekend met de vordering in reconventie (grief 1) en voorts dat de gevorderde rente en kosten zijn afgewezen (grief 2) en ten slotte dat in reconventie de vordering grotendeels is toegewezen (grief 3). De grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
- 4.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
- 5.
Als hiervoor reeds is overwogen staat tussen partijen als niet weersproken vast dat [geïntimeerde] een achterstand van € 3.360,00 heeft doen ontstaan in de betaling van de aan TCA verschuldigde maandelijkse bijdragen. Voorts heeft [geïntimeerde] niet betwist dat hij bij niet tijdige betaling van maandelijkse bedragen ingevolge de op de overeenkomst toepasselijke voorwaarden contractuele rente verschuldigd is gelijk aan de wettelijke rente plus 3% op jaarbasis. Wat betreft de buitengerechtelijke kosten begrijpt het hof het door [geïntimeerde] gestelde in de conclusie van antwoord in conventie in samenhang met het door hem gestelde in de conclusie van dupliek in conventie aldus, dat [geïntimeerde] wel ontkent dat hij telefonisch door TCA tot betaling is gemaand maar niet dat hij door of namens TCA herhaalde malen schriftelijk tot betaling is gemaand en dat daarmee kosten waren gemoeid als gevorderd.
- 6.
Op grond van dit alles is de vordering van TCA in conventie op zichzelf genomen als niet voldoende weersproken toewijsbaar, zulks voor wat zowel de hoofdsom als de nevenvorderingen betreft, nu het daarbij gaat ofwel om contractueel vastgelegde verplichtingen, ofwel om kosten die in het gegeven geval de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6: 96 lid 2 sub c BW kunnen doorstaan.
- 7.
In het tussenvonnis van 26 juli 2006 heeft de kantonrechter evenwel overwogen dat het belang van [geïntimeerde] in TCA bij het einde van de samenwerkingsovereenkomst aan TCA is toegevallen en dat TCA daartegenover tot betaling aan [geïntimeerde] gehouden is (r.o. 7). TCA heeft geen grief aangevoerd tegen dit uitgangspunt, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Ter bepaling van de waarde van het belang van [geïntimeerde] in TCA heeft de kantonrechter vervolgens TCA om nadere inlichtingen gevraagd. Omdat die inlichtingen niet werden verstrekt, heeft de kantonrechter bij eindvonnis, bij gebreke van andere aanknopingspunten, het bedoelde belang gelijk gesteld aan het bedrag van € 12.000,00 dat volgens [geïntimeerde] hiervoor door een derde was geboden.
- 8.
TCA heeft in de toelichting op haar grief 3 gemotiveerd betwist dat het hiervoor bedoelde belang gelijk gesteld kan worden aan het bedrag dat een derde volgens [geïntimeerde] ooit voor het belang van [geïntimeerde] in TCA zou hebben geboden. Ook heeft TCA betwist dat een derde een bedrag van € 12.000,00 zou hebben geboden voor het belang van [geïntimeerde] in TCA. TCA heeft voorts aan de hand van de bepalingen die van toepassing zijn op de overeenkomst betoogd dat zij niet meer dan de intrinsieke waarde van het belang aan [geïntimeerde] hoeft te vergoeden. Verder heeft zij gemotiveerd gesteld dat die intrinsieke waarde eind 2004 € 754,54 bedroeg. Nu [geïntimeerde] in hoger beroep niet is verschenen, zijn al deze gemotiveerde stellingen van TCA onweersproken gebleven en heeft het hof daarom van de juistheid daarvan uit te gaan.
- 9.
Het voorgaande brengt mee dat [geïntimeerde] uit hoofde van de beëindiging van de samenwerking en de overgang van zijn belang in TCA naar TCA een bedrag van € 754,54 van TCA te vorderen heeft gekregen. Anders dan TCA ingang tracht te doen vinden, is in de stellingen van [geïntimeerde] wel een beroep op verrekening te lezen (zie de alinea boven de "Conclusie" in de conclusie van antwoord in conventie). Het enkele feit dat [geïntimeerde] die tegenvordering in contacten met (de incassogemachtige van) TCA voorafgaand aan de procedure niet kenbaar heeft gemaakt doet daar, anders dan TCA blijkbaar meent, niet aan af.
- 10.
De toe te wijzen vordering van TCA zal derhalve met genoemd bedrag van € 754,54 verminderd worden. Overeenkomstig artikel 6: 137 lid 1 jo. artikel 44 lid 1 BW zal deze verrekening -nu gesteld noch gebleken is dat er sprake is van kosten van kosten van betaling als bedoeld in artikel 6:44 lid 1 jo. 6:47 lid 1 BW-eerst in mindering strekken op de gevorderde verschenen rente tot 15 november 2005 ad € 413,68 en voor het restant ad € 340,86 op de contractuele hoofdsom en de lopende rente. Daarnaast zijn als gezegd de gevorderde buitengerechtelijke kosten (aan te merken als afzonderlijke hoofdsom in de zin van artikel 6: 44 BW) toewijsbaar. Toewijsbaar is derhalve (3.360 - 340,86 + 600) = € 3.619,14, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 15 november 2005 over (3.360 - 340,86) = € 3.019,14.
- 11.
In reconventie heeft [geïntimeerde] betaling van € 12.000,00 van TCA gevorderd. De kantonrechter heeft die vordering tot een bedrag van € 8.640,00 toegewezen, ervan uitgaande dat dit het verschil is tussen de waarde van het belang van [geïntimeerde] in TCA ten tijde van het einde van de samenwerkingsovereenkomst en de achterstand in maandelijkse termijnen die [geïntimeerde] op dat moment aan TCA verschuldigd was. Hiervoor is echter gebleken dat naar het oordeel van het hof ten tijde van de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst de vordering van TCA op [geïntimeerde] groter was dan de vordering van [geïntimeerde] op TCA, zodat op die grond geen plaats is voor een in reconventie toe te wijzen "surplus" aan de zijde van [geïntimeerde], zoals de kantonrechter heeft gedaan.
- 12.
In zoverre slagen de grieven.
- 13.
De positieve zijde van de devolutieve werking van het appel brengt mee dat het hof thans heeft te onderzoeken of de vordering in reconventie (tot hooguit het toegewezen bedrag) toch toewijsbaar is op basis van de door [geïntimeerde] in eerste aanleg gestelde, en door de kantonrechter verworpen grond dat TCA in 2004 onvoldoende medewerking heeft verleend toen [geïntimeerde] de mogelijkheid had zijn belang in TCA voor € 12.000,00 aan een derde te verkopen.
- 14.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 26 juli 2006 dienaangaande overwogen dat, nu [geïntimeerde] er kennelijk destijds niet toe is overgegaan TCA schriftelijk een termijn te stellen om aan te geven of zij toestemming gaf voor de voorgenomen verkoop, niet geoordeeld kan worden dat TCA jegens [geïntimeerde] aansprakelijk is geworden voor een misgelopen koopprijs die [geïntimeerde] met een derde was overeengekomen (r.o 8). Het hof deelt deze opvatting en voegt daar ter verduidelijking en ter aanvulling aan toe, dat [geïntimeerde] niet heeft gesteld dat en hoe TCA ter zake van de door hem gestelde verplichting om medewerking te verlenen in verzuim zou zijn geraakt, of waarom die eis mogelijk niet gesteld zou mogen worden. Daarmee heeft [geïntimeerde] in zoverre niet voldaan aan zijn stelplicht, zodat ook de onderhavige grondslag het toegewezen deel van de vordering in reconventie niet kan dragen.
De slotsom
- 15.
De grieven slagen grotendeels. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen. De vordering van TCA zal alsnog grotendeels worden toegewezen en die van [geïntimeerde] zal alsnog worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als de in conventie grotendeels en in reconventie geheel in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure in eerste aanleg. TCA zal daarentegen worden verwezen in de kosten van het appel, nu zij weliswaar grotendeels in het gelijk is gesteld maar dit oordeel is gebaseerd op de inlichtingen die TCA in eerste aanleg verzuimd heeft over te leggen en die zij pas in appel heeft overgelegd. Het appel is dan ook nodeloos door TCA veroorzaakt (art. 237 Rv slotzin).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter d.d. 22 november 2006 waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
met betrekking tot de in prima in conventie ingestelde vordering:
- -
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen kwijting aan TCA te betalen een bedrag van € 3.619,14 (zegge: drieduizend zeshonderd negentien euro en veertien cent) vermeerderd met de contractuele rente gelijk aan de wettelijke rente plus 3% per jaar over € 3.019,14 vanaf 15 november 2005 tot aan de voldoening;
- -
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van TCA:
op € 270,93 aan verschotten en € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde;
- -
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- -
wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot de in prima in reconventie ingestelde vordering:
- -
wijst de vordering af;
- -
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van TCA:
op nihil aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
met betrekking tot de proceskosten in hoger beroep
- -
veroordeelt TCA in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze procedure aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil;
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen, Janse, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 17 juli 2007.