HR, 12-02-2021, nr. 19/03551

Documentgegevens:

HR 12-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:230

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)
Datum: 12 februari 2021
Zaaknummer: 19/03551
Vakgebied(en): Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2021:230, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑02‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:843, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2020
Wetingang: Art. 95, 98, 103 Rv Curaçao; art. 4, 7 aanhef en onder punt 2 Verordening Brussel I-bis

Essentie

Internationale bevoegdheid. Ambtshalve toepassing. Handlungsort. Erfolgsort.

Is de rechter in Curaçao internationaal bevoegd om kennis te nemen van een aantal vorderingen van (een liquidator van) een Engelse rekeninghouder op een Curaçaose kredietinstelling? Is het oordeel van het hof dat het Handlungsort en Erfolgsort van de onrechtmatige daad niet in Curaçao is gelegen onvoldoende gemotiveerd?

Uitspraak

Een kredietinstelling in Curaçao, FCIB, is in 2006 betrokken geraakt bij een Brits strafrechtelijk onderzoek. De bankvergunning is ingetrokken en de noodregeling is uitgesproken. FCIB heeft een aantal rekeninghouders aansprakelijk gesteld voor de situatie waarin FCIB verzeild was geraakt, omdat zij zich schuldig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.