Hof Arnhem-Leeuwarden, 29-04-2021, nr. 21-002538-19
ECLI:NL:GHARL:2021:4103
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
29-04-2021
- Zaaknummer
21-002538-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:4103, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 29‑04‑2021; (Hoger beroep)
Uitspraak 29‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Het hof spreekt verdachte vrij van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel bedreiging met zware mishandeling.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002538-19
Uitspraak d.d.: 29 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 6 mei 2019 met parketnummer 08-036140-19 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Overijssel heeft verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair acht dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2018 te [plaats1] , gemeente [gemeente] en/of [plaats2] , in elk geval in Nederland, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] (telefonisch) dreigend de woorden toe te voegen "Als je mijn perceel nog eens betreedt of mijn hond weghaalt, dan zal ik je in elkaar slaan. Ik trap je helemaal lens en zal zorgen dat je niet meer kunt lopen" en/of "Als je voor me komt te staan sla ik je helemaal verrot" en/of "doe dit niet nog een keer, want ik schop je de poten onder je lijf vandaan.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Op grond van de aangifte van [benadeelde partij] neemt het hof aan dat de woorden zoals die door aangever in zijn aangifte worden vermeld, door verdachte zijn geuit.
Naar het oordeel van het hof dienen deze woorden te worden bezien in de context van onderhavige zaak en de bezoeken en contacten tussen verdachte en aangever voorafgaand aan de datum van de tenlastelegging, zoals een en ander uit het dossier naar voren is gekomen. Deze bijzondere omstandigheden leiden ertoe dat moet worden aangenomen dat de door verdachte gedane uitlatingen zijn gedaan in een emotionele bui. Gelet hierop zijn de uitspraken van verdachte niet van dien aard en onder zulke omstandigheden gedaan dat sprake moet zijn geweest van een redelijke vrees bij aangever dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan de door hem gebezigde woorden.
Gezien het voorgaande acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafrechtelijke bedreiging. Het hof spreekt verdachte daarom vrij van het hem tenlastegelegde feit.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 29 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.