Doordat de achtste dag van de cassatietermijn een zaterdag was (27 februari 2010), kon het cassatieberoep nog op 1 maart 2010 tijdig worden ingesteld.
HR, 15-04-2011, nr. 10/00823
ECLI:NL:HR:2011:BP5600
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15-04-2011
- Zaaknummer
10/00823
- Conclusie
Mr. Wuisman
- LJN
BP5600
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP5600, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑04‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP5600
ECLI:NL:PHR:2011:BP5600, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP5600
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑04‑2011
Inhoudsindicatie
WSNP. Beëindiging zonder schone lei op de voet van art. 350 lid 3, onder c, F. Onmiddellijke werking van de bij Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007/192, ingevoerde vernieuwingen van, onder meer, art. 350 lid 3 F. (81 RO)
15 april 2011
Eerste Kamer
10/00823
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 07.403-R van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2009;
b. het arrest in de zaak 200.052.170/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 19 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 april 2011.
Conclusie 18‑02‑2011
Mr. Wuisman
Partij(en)
CONCLUSIE inzake:
[Verzoeker],
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
1. Voorgeschiedenis
1.1
Bij vonnis d.d. 25 april 2007 is door de rechtbank Amsterdam de wettelijke schuldsaneringsregeling op verzoeker tot cassatie van toepassing verklaard. De rechtbank heeft de regeling bij vonnis d.d. 16 december 2009 onder toepassing van artikel 350, lid 1 en lid 3 sub c Fw tussentijds beëindigd zonder verlening van een ‘schone lei’. Bij arrest d.d. 19 februari 2010 heeft het hof te Amsterdam dit vonnis bekrachtigd. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] onder meer niet aan zijn informatie- en sollicitatieverplichting heeft voldaan, ook niet na de op 2 februari 2009 met de rechter-commissaris gemaakte afspraken. Verder acht het hof niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [verzoeker] alsnog in staat zal zijn zich aan zijn verplichtingen te houden en in staat zal zijn binnen redelijke termijn de achterstand in de voldoening van de boedelbijdrage alsmede de huurschuld in te lopen (rov. 2.3).
1.2
Tegen het arrest van het hof is met een per 1 maart 2010 per fax bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld.1.
2. Bespreking van de cassatiemiddelen
2.1
Er worden twee cassatiemiddelen voorgedragen. Aan beide middelen ligt de onjuiste rechtopvatting ten grondslag dat door het hof niet toepassing had moeten worden gegeven aan artikel 350 lid 3 FW zoals het sedert 1 januari 2008 geldt, maar zoals het voordien luidde; zie het verzoekschrift, sub 3.2 en 3.3 alsmede 4.2, 4.8 en 4.11. Uit het de overgangsregeling bevattende artikel IV van de Wet van 24 mei 2007, Stb 2007, nr. 192 volgt dat aan de met die wet ingevoerde vernieuwingen van de wettelijke schuldsaneringsregeling onmiddellijke werking toekomt voor zover niet anders bepaald. Ten aanzien van het vernieuwde lid 3 sub c van artikel 350 FW is niet anders bepaald. Doordat de twee cassatiemiddelen op een onjuiste rechtsopvatting rusten, kunnen zij geen doel treffen.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑02‑2011