ABRvS, 07-10-2009, nr. 200901742/1/H3
ECLI:NL:RVS:2009:BJ9484
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
07-10-2009
- Magistraten
Mrs. D.A.C. Slump, C.J.M. Schuyt, C.J. Borman
- Zaaknummer
200901742/1/H3
- LJN
BJ9484
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2009:BJ9484, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑10‑2009
Uitspraak 07‑10‑2009
Mrs. D.A.C. Slump, C.J.M. Schuyt, C.J. Borman
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/2607 in het geding tussen:
appellant
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie, gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 18 november 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden, en mr. G.H. Boelens, ambtenaar in dienst van de provincie Fryslân, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 1 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
- a.
document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
- b.
bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en uitvoering daarvan;
[…].
Ingevolge artikel 3, eerste lid, voor zover thans van belang,
kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
- a.
kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
- b.
kennisneming van de inhoud toe te staan,
- c.
een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
- d.
inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden.
2.2.
[appellant] heeft het college verzocht om openbaarmaking van informatie over plichtsverzuim van ambtenaren in de provincie Fryslân. Ter zitting heeft hij desgevraagd bevestigd dat hij zijn oorspronkelijke verzoek ter zitting bij de rechtbank gedeeltelijk heeft ingetrokken. [appellant] heeft toegelicht dat zijn verzoek daarmee is beperkt tot openbaarmaking van geanonimiseerde besluiten waarbij in de jaren 2005 tot en met 2007 aan bij de provincie Fryslân werkzame ambtenaren een disciplinaire maatregel is opgelegd, alsmede de eventuele voornemens tot het nemen van die besluiten.
2.3.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college openbaarmaking van deze informatie heeft mogen weigeren omdat het inwilligen van het verzoek van [appellant] een onevenredige inspanning zou vergen. Volgens de rechtbank staat vast dat de door [appellant] opgevraagde gegevens niet dan met grote inspanning uit de personeelsadministratie van het college vergaard kunnen worden. Het college heeft zich in het in bezwaar gehandhaafde besluit terecht op het standpunt gesteld dat de Wob in een dergelijke vergaringsplicht niet voorziet, aldus de rechtbank.
2.3.1.
Dit oordeel wordt door [appellant] terecht bestreden.
Niet in geschil is dat de door hem opgevraagde documenten onder het college berusten en zich bevinden in een aantal van ongeveer duizend personeelsdossiers. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, kan het opzoeken van deze besluiten niet worden aangemerkt als een vergaren van informatie waartoe de Wob niet verplicht. In zoverre verschilt het voorliggende geval van de door het college aangehaalde zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2007 (zaak nr. 200607848/1). Anders dan in deze zaak, betrof het verzoek om openbaarmaking in dat geval een overzicht van verschillende gegevens, waarvan niet aannemelijk werd geacht dat dit bestond. Naar het oordeel van de Afdeling was het betrokken bestuursorgaan ingevolge de Wob niet gehouden tot het vergaren van de verschillende afzonderlijke gegevens, nu deze niet dan tegen grote inspanning uit de personeelsadministratie konden worden afgeleid en de Wob in een dergelijke vergaringsplicht niet voorziet.
Nog daargelaten of het inwilligen van het verzoek van [appellant] daadwerkelijk de door het college gestelde inspanning vereist, kan de afwijzing van een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid slechts worden gebaseerd op de in de artikelen 10 en 11 van de Wob neergelegde uitzonderingsgronden en beperkingen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 24 september 2008 in zaak nr. 200800706/1), voorziet de Wob niet in de mogelijkheid de openbaarmaking van informatie te weigeren op de enkele grond dat voldoen aan het verzoek veel werk met zich brengt. Het besluit op bezwaar berust zodoende niet op een deugdelijke motivering, hetgeen in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 18 november 2008 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Het college dient met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 18 augustus 2008 te besluiten.
2.5.
Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/2607;
- III.
verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- IV.
vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 18 november 2008, kenmerk 00793731;
- V.
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- VI.
gelast dat het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. de Winter, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump voorzitter
w.g. De Winter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2009