Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid
Artikel 19 Verstrekkingen voor gepensioneerden en hun gezinsleden
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2003
- Bronpublicatie:
22-03-2000, Trb. 2001, 20 (uitgifte: 02-02-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2003, Trb. 2003, 66 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Wanneer een persoon die pensioenen ontvangt krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij woont, worden aan hem en zijn gezinsleden door het orgaan van de woonplaats en ten laste van dit orgaan verstrekkingen verleend, alsof hij uitsluitend krachtens de wetgeving van laatstbedoelde Partij gepensioneerde was.
2.
Wanneer een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en hij geen aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van laatstgenoemde Verdragsluitende Partij, verleent het orgaan van zijn woonplaats overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving en ten laste van het bevoegde orgaan, deze persoon en zijn gezinsleden verstrekkingen waarop deze persoon aanspraak heeft krachtens de wetgeving van eerstgenoemde Verdragsluitende Partij of waarop hij aanspraak zou hebben indien hij op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij zou wonen.
3.
Wanneer de gezinsleden van een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij of pensioenen krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Partijen, op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonen dan de gepensioneerde, ontvangen zij verstrekkingen alsof de gepensioneerde op hetzelfde grondgebied als zij woonde, voor zover hij krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Partij aanspraak op verstrekkingen heeft.
Deze verstrekkingen worden ten laste van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden verleend, overeenkomstig de bepalingen van de door dit orgaan toegepaste wetgeving, alsof zij krachtens deze wetgeving recht op die verstrekkingen hadden.
4.
Indien de in het vorige lid bedoelde gezinsleden hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarop de gepensioneerde woont, hebben zij aanspraak op verstrekkingen in overeenstemming met de wetgeving van deze Partij, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats reeds uitkeringen of verstrekkingen hebben ontvangen voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap.
5.
Een persoon die een pensioen ontvangt krachtens de wetgeving van de ene Verdragsluitende Partij en aanspraak heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij, heeft, evenals zijn gezinsleden, aanspraak op die verstrekkingen gedurende een tijdelijk verblijf op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, wanneer hun gezondheidstoestand het nodig maakt dat die verstrekkingen onmiddellijk worden verleend.
6.
In het in het vorige lid bedoelde geval worden de verstrekkingen verleend ten laste van het orgaan van de woonplaats van de gepensioneerde of de gezinsleden, door het orgaan van de tijdelijke verblijfplaats, overeenkomstig de wetgeving daarvan, alsof de belanghebbende krachtens deze wetgeving recht op die verstrekkingen had.
Het tijdvak gedurende welk verstrekkingen worden verleend is echter dat welk is vastgelegd krachtens de wetgeving van de woonstaat. Het in artikel 18, vierde lid, bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
7.
Wanneer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij bepaalt dat premies of bijdragen moeten worden afgetrokken van het te betalen pensioen in verband met de aanspraak op verstrekkingen, is het orgaan van de Verdragsluitende Partij dat het pensioen betaalt, bevoegd deze bedragen in te houden, indien krachtens dit artikel de kosten van verstrekkingen worden gedragen door een orgaan van die Verdragsluitende Partij.
8.
Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing op gezinsleden die aanspraak hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen vanwege betaalde werkzaamheden of omdat zij een socialezekerheidsuitkering ontvangen van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan zij wonen.
9.
Het in het vijfde lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op personen die naar het grondgebied gaan van de andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan zij wonen voor het ondergaan van een medische behandeling.