Hof Amsterdam, 28-10-2021, nr. 23-000368-21
ECLI:NL:GHAMS:2021:3239
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-10-2021
- Zaaknummer
23-000368-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3239, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑10‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:916
Uitspraak 28‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Hennepkwekerij & diefstal van elektriciteit. Aannemelijkheid verklaring verdachte dat de woning ter beschikking is gesteld aan derden.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000368-21
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-298934-20 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode 29 juli 2019 en 29 december 2019 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 160 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode 29 juli 2019 en 29 december 2019 te Haarlem met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 160 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode 29 juli 2019 en 29 december 2019 te Haarlem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.hij op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode 29 juli 2019 en 29 december 2019 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij verdachte en/of die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode 29 juli 2019 en 29 december 2019 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode 29 juli 2019 en 29 december 2019 te Haarlem, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door het ter beschikking stellen van zijn woning voor die diefstal.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, conform het oordeel van de politierechter, dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte erkent dat hij de woning ter beschikking heeft gesteld aan een derde, maar ontkent verder enige rol te hebben gehad in de hennepkwekerij en de diefstal van de elektriciteit. Er is geen bewijs waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de verdachte een grotere rol heeft gehad dan het ter beschikking stellen van de woning.
De verdachte heeft – kort gezegd – verklaard dat hij de woning ter beschikking heeft gesteld aan een derde voor het exploiteren van een hennepkwekerij. De naam van deze derde heeft de verdachte niet willen geven. De verdachte is ook in de woning aanwezig geweest zonder zich echter met de kwekerij te bemoeien.
Het hof gaat uit van hetgeen in het proces-verbaal staat gerelateerd, waaronder dat op 29 december 2019 met een machtiging tot binnentreden de woning aan de [adres 2], waar de verdachte staat ingeschreven, is binnengetreden. In de woning wordt op de eerste verdieping, in een slaapkamer, een hennepkwekerij aangetroffen die afgesloten is met houten platen en een grendel. In de desbetreffende woning worden poststukken aangetroffen op naam van de verdachte en notitieboekjes waarvan de verdachte heeft erkend dat het zijn notitieboekjes zijn. In één van de notitieboekjes worden bonnen aangetroffen van onder andere de ING-bank, de winkel [winkel 1] te Haarlem en de winkel [winkel 2] te Schalkwijk. Uit de twee bonnen van de ING blijkt dat er contante stortingen zijn gedaan. Uit de bonnen van [winkel 1] en [winkel 2] blijkt dat de verdachte multiplex, een universeelgrendel en schroeven (op de bon: [bon]) heeft aangeschaft. Deze aankopen passen bij de goederen, waarmee de slaapkamer waar de hennepkwekerij is aangetroffen is afgesloten. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen concrete aanwijzingen naar voren gekomen die kunnen duiden op een andere persoon die betrokken zou zijn bij de hennepkwekerij en de diefstal van de elektriciteit. De verdachte heeft geen naam of anderszins gegevens willen verstrekken waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat een derde daadwerkelijk de hennepkwekerij exploiteerde.
Gelet op het voorgaande is de verklaring van de verdachte niet aannemelijk geworden en kan het niet anders zijn dan dat de verdachte zelf de aangetroffen hennepplanten heeft geteeld. Ook wat betreft het wegnemen van de elektriciteit – het onder 2 ten laste gelegde – kan het niet anders zijn dan dat de verdachte dat heeft gedaan. Bij gebreke van enige aanwijzing voor anderen die bij de kwekerij zijn betrokken, moet de verdachte immers de meterkast hebben gemanipuleerd (dan wel hebben laten manipuleren), teneinde bij zijn kweekactiviteiten buiten de meter om stroom te kunnen gebruiken. Door het gebruik van deze stroom bij de kwekerij heeft de verdachte de stroom gestolen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primairhij in de periode 9 augustus 2019 tot en met 29 december 2019 te Haarlem opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 160 hennepplanten;
2. primairhij in de periode 9 augustus tot en met 29 december 2019 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij de verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de teelt van 160 hennepplanten en daarnaast aan de diefstal van elektriciteit. In het algemeen geldt voor verdovende middelen dat zij verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving als geheel. De verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van stroom. Het is een feit van algemene bekendheid dat het illegaal aftappen van elektrische stroom, naast de omstandigheid dat het daarbij om diefstal gaat, vaak leidt tot gevaarlijke situaties als kortsluiting en brand. Het hof rekent de verdachte deze feiten aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 september 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Dit weegt in het nadeel van de verdachte mee, ook al dateert die veroordeling uit 2015.
De ernst van met name de hennepteelt alsmede de eerdere onherroepelijke veroordeling voor onder andere hennepteelt tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een langdurige taakstraf maken dat thans niet meer kan worden volstaan met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur en modaliteit passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij Liander N.V.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.380,42. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel is niet noodzakelijk, omdat Liander N.V. in staat moet worden geacht de vordering zelf te incasseren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij Liander N.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Liander N.V. ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.380,42 (drieduizend driehonderdtachtig euro en tweeënveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 december 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2021.
=========================================================================
[…]