Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende minimum-normen van sociale zekerheid
Artikel 66
Geldend
Geldend vanaf 27-04-1955
- Bronpublicatie:
28-06-1952, Trb. 1953, 69 (uitgifte: 04-09-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-04-1955
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-03-1963, Trb. 1963, 37 (uitgifte: 01-03-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Ten aanzien van elke periodieke betaling, waarop dit artikel van toepassing is, moet het bedrag van de uitkering, vermeerderd met het bedrag van de tijdens het door verzekering gedekte geval verstrekte kinderbijslag, zodanig zijn, dat het voor de model-gerechtigde, bedoeld in de bij dit Deel gevoegde tabel, ten minste gelijk is aan het in die tabel voor het desbetreffende geval aangegeven percentage van het loon van een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider, vermeerderd met het bedrag van de kinderbijslag, verleend aan een beschermd persoon, die dezelfde gezinslasten heeft als de model-gerechtigde.
2.
Het loon van een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider, de uitkeringen en de kinderbijslag worden berekend naar dezelfde basis-tijdvakken.
3.
Voor de andere gerechtigden zullen de uitkeringen zodanig worden vastgesteld, dat zij in een redelijke verhouding staan tot die van de model-gerechtigde.
4.
Voor de toepassing van dit artikel zal als ongeschoolde mannelijke arbeider worden aangemerkt:
- a)
een ongeschoolde arbeider in de mechanische industrie, met uitzondering van de vervaardiging van electrische apparaten; of
- b)
een ongeschoolde arbeider, zoals omschreven in de bepalingen van het volgende lid.
5.
De ongeschoolde arbeider, bedoeld in alinea b) van het vorige lid, zal worden gekozen uit de klasse, die het grootste aantal tegen het door verzekering gedekte geval beschermde mannelijke personen of kostwinners van beschermde personen omvat, in de bedrijfstak, die het grootste aantal van deze beschermde personen of van die kostwinners telt; daarbij moet gebruik worden gemaakt van de internationale industriële standaard-classificatie van alle takken van economische bedrijvigheid, aangenomen door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties in zijn zevende zitting op 27 Augustus 1948 en die als bijlage aan dit Verdrag is toegevoegd, zulks met inachtneming van de wijzigingen, welke daarin later eventueel worden aangebracht.
6.
Wanneer de uitkeringen van streek tot streek verschillen kan voor elke streek een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider worden gekozen overeenkomstig de bepalingen van de leden 4 en 5 van dit artikel.
7.
Het loon van een volwassen ongeschoolde mannelijke arbeider, met inbegrip van de eventuele duurtetoeslagen, zal worden bepaald naar de grondslag van het loon voor een normaal aantal arbeidsuren, vastgesteld hetzij bij collectieve arbeidsovereenkomst, hetzij eventueel bij of krachtens de nationale wetgeving, hetzij krachtens gewoonte; wanneer de aldus vastgestelde lonen van streek tot streek verschillen en wanneer het zesde lid van dit artikel geen toepassing heeft gevonden, zal men het gemiddelde loon als grondslag nemen.
8.
De bedragen van lopende periodieke betalingen terzake van ouderdom, arbeidsongevallen en beroepsziekten (met uitzondering van die terzake van ongeschiktheid tot werken), invaliditeit of overlijden van de kostwinner, worden herzien bij aanmerkelijke veranderingen in het algemeen loonpeil, welke het gevolg zijn van aanmerkelijke veranderingen in de kosten van levensonderhoud.