Rb. Gelderland, 02-03-2020, nr. C/05/366711/FA RK 20-494
ECLI:NL:RBGEL:2020:1994
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
02-03-2020
- Zaaknummer
C/05/366711/FA RK 20-494
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2020:1994, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 02‑03‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
Uitspraak 02‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Hoewel door de officier van justitie inderdaad de in artikel 5:16, eerste lid, Wvggz genoemde indieningstermijn van vier weken is overschreden, leidt dit wat de rechtbank betreft niet tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank is van oordeel dat het niet zinvol is die procedure opnieuw te doorlopen en de zitting (en aldus de beslissing) enkele weken uit te stellen. Ook wordt dit niet in het belang van betrokkene geacht. Verder geeft de wet geen sanctie op het overschrijden van de indieningstermijn.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/366711 / FA RK 20-494
Datum mondelinge uitspraak: 2 maart 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([land]),
wonende te [woonplaats],
verblijfplaats: [adres] te [plaats], op grond van een machtiging voortgezet verblijf, geldend tot en met 5 maart 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen.
1. Procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 maart 2020, in het gebouw waar betrokkene ook woont.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- -
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- -
[naam 1], als maatschappelijk werkster verbonden aan Pro Persona;
- -
[naam 2], persoonlijk begeleider van betrokkene vanuit het RIBW.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.
2. Beoordeling
2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van recidiverende depressieve episodes met psychotische en katatone kenmerken, gepaard gaande met zelfverwaarlozing, onvoldoende intake (en vocht) en (nagenoeg) mutisme.
2.2.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang.
2.3.
De volgende vormen van verplichte zorg zijn verzocht:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, of vanwege die stoornis ter behandeling van een somatische aandoening, voor de maximale duur van zes maanden;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene, voor de maximale duur van zes maanden.
2.4.
Door en namens betrokkene is primair gevraagd de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de termijn van vier weken is overschreden en het verzoek aldus te laat is ingediend. Indien de rechtbank van oordeel is dat de verzoeker wel ontvankelijk is, is gevraagd het verzoek af te wijzen. Betrokkene heeft laten zien dat zij afspraken kan maken met de behandelaren en doet wat zij moet doen. Indien de rechtbank wel aanleiding ziet om de zorgmachtiging te verlenen, is gevraagd slechts de voorwaarde op te nemen dat er toezicht op betrokkene wordt uitgeoefend wanneer zij haar medicatie inneemt en niet de voorwaarde dat haar de medicatie wordt toegediend.
2.5.
Ter zitting is door de behandelaar en begeleider toegelicht dat betrokkene meerdere depressieve episodes heeft gehad, waarbij sprake was van maatschappelijke teloorgang. Sinds betrokkene in Groesbeek woont, gaat het steeds beter met haar.Die periode is echter te kort geweest om te overwegen dat betrokkene vrijwillig de behandeling zal ondergaan. Het doel is om het komende half jaar te bekijken of de positieve lijn zich voortzet en de behandeling vervolgens op vrijwillige basis kan worden voortgezet. De zorgmachtiging is voor nu nog noodzakelijk.Het is niet nodig als voorwaarde op te nemen dat betrokkene medicatie toegediend kan worden, aangezien betrokkene zelf haar medicatie ophaalt en dat onder toezicht van een begeleider inneemt.
2.6.
Allereerst overweegt de rechtbank dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. Hoewel door de officier van justitie inderdaad de in artikel 5:16, eerste lid, Wvggz genoemde indieningstermijn van vier weken is overschreden, leidt dit wat de rechtbank betreft niet tot niet-ontvankelijkheid. In het verzoekschrift heeft de officier van justitie reeds aangegeven dat de termijn is overschreden en dat het opnieuw doorlopen van de gehele voorbereidingsprocedure niet in het belang van betrokkene is. De rechtbank is van oordeel dat het niet zinvol is die procedure opnieuw te doorlopen en de zitting (en aldus de beslissing) enkele weken uit te stellen. Ook wordt dit niet in het belang van betrokkene geacht. Uit de verklaring van de officier van justitie blijkt immers impliciet dat er meteen een nieuw verzoek zal worden voorbereid, wanneer het Openbaar Ministerie nu niet-ontvankelijk verklaard zou worden. Verder geeft de wet geen sanctie op het overschrijden van de indieningstermijn.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en wat ter zitting is besproken, is gebleken dat betrokkene zorg nodig heeft om haar geestelijke gezondheid te stabiliseren of te herstellen. De periode waarin betrokkene heeft laten zien dat zij goed in de samenwerking is en er sprake is van een positieve lijn, is nog te kort om te beoordelen of betrokkene stabiel zal blijven en de behandeling vrijwillig zal ondergaan.
2.8.
Gebleken is dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaarde dat er toezicht op betrokkene wordt uitgeoefend noodzakelijk is voor de maximale duur van zes maanden, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. De andere in het verzoekschrift genoemde voorwaarde is, gezien hetgeen ter zitting is besproken en hiervoor reeds is genoemd, niet noodzakelijk, zodat deze niet zal worden opgenomen als verplichte zorg.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend zoals hiervoor is overwogen voor de verzochte duur van zes maanden en geldt aldus tot 2 september 2020.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([land]),
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregel als genoemd in 2.8 kan worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot uiterlijk 2 september 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2020 door mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter, in tegenwoordigheid van S. Benbouazza, griffier. | ||
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||