CRvB, 03-05-2023, nr. 22/3485 WAJONG
ECLI:NL:CRVB:2023:838
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
03-05-2023
- Zaaknummer
22/3485 WAJONG
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2023:838, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 03‑05‑2023; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend komt volledig voor rekening van de partij die hoger beroep instelt. Appellant had tijdig een derde kunnen inschakelen om tijdig een (voorlopig) beroepschrift in te dienen.
Partij(en)
Datum uitspraak: 3 mei 2023
22/3485 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 september 2022, 21/5687 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 6 september 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 8 november 2022 per e-mail ontvangen. De laatste dag dat tijdig hoger beroep ingesteld kan worden is 18 oktober 2022.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 16 december 2022 is aan gemachtigde van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Gemachtigde van appellant heeft bij e-mailbericht van 12 januari 2023 verzocht om uitstel.
Bij brief van 13 februari 2023 heeft de Raad uitstel van vier weken verleend. In voornoemde brief heeft de Raad de gemachtigde van appellant erop gewezen dat nader uitstel niet zal worden verleend en bij het niet reageren binnen de gestelde termijn er rekening mee gehouden moet worden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Gemachtigde van appellant heeft daarop bij e-mailbericht van 13 maart 2023 geantwoord er sprake is van overschrijding van de beroepstermijn van drie weken. Appellant erkent dat hij niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld. De reden hiervan is dat de advocaat die appellant in beroep heeft bijgestaan, de belangen van appellant niet langer in hoger beroep wilde behartigen.
Appellant verkeerde in de veronderstelling dat de hoger beroepstermijn drie maanden was in plaats van zes weken. Mogelijk heeft appellant de bestuursrechtelijke termijn verward met de civielrechtelijke. Appellant is namelijk ook betrokken in verschillende civielrechtelijke procedures met betrekking tot zijn kinderen. Gemachtigde van appellant stelt ook dat van belang is dat appellant hem heeft meegedeeld dat hij een Wajong-uitkering heeft vanwege psychische klachten. Gemachtigde van appellant heeft nog steeds niet het dossier en kan daarom niet precies zeggen wat de psychische problematiek precies inhoudt. Naar de mening van appellant was hij vanwege de uit deze problematiek voortvloeiende beperkingen te laat met het inschakelen van een nieuwe advocaat.
Appellant was gedurende de beroepstermijn verwikkeld in een procedure met betrekking tot de ondertoezichtstelling van zijn twee kinderen.
Appellant heeft zijn gemachtigde op 7 november 2022 een e-mail gestuurd met als bijlage de bestreden uitspraak. Mocht de Raad het noodzakelijk achten dan kan deze e-mail in het geding gebracht worden. Vanwege de geheimhoudingsplicht doet gemachtigde van appellant dit vooralsnog niet. Vervolgens is op 8 november 2022 het voorlopig beroepschrift ingediend en is volgens gemachtigde van appellant met het instellen van hoger beroep dus zeer voortvarend gehandeld.
Gemachtigde van appellant stelt dat gelet op de geschetste feiten en omstandigheden er alleszins redenen aanwezig zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ter nadere onderbouwing verwijst gemachtigde van appellant naar een uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2022:2220).
Gemachtigde van appellant geeft aan dat gelet op het vorenstaande appellant van opvatting is dat zijn situatie vergelijkbaar is met de omstandigheden in de uitspraak van de rechtbank Limburg en verzoekt de Raad dan ook om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en het hoger beroep ontvankelijk te verklaren.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In situaties zoals de onderhavige geldt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend volledig voor rekening komt van de partij die hoger beroep instelt. Appellant had tijdig een derde kunnen inschakelen om tijdig een (voorlopig) beroepschrift in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.