Einde inhoudsopgave
Wet luchtvaart
Artikel 2.2
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2019
- Bronpublicatie:
02-10-2019, Stb. 2019, 374 (uitgifte: 31-10-2019, kamerstukken: 35100)
- Inwerkingtreding
27-11-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2019, Stb. 2019, 431 (uitgifte: 26-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu geeft op aanvraag een bewijs van bevoegdheid af, wanneer degene, die het bewijs van bevoegdheid heeft aangevraagd:
- a.
beschikt over een geldige medische verklaring;
- b.
beschikt over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring met betrekking tot het bewijs van bevoegdheid dat hij heeft aangevraagd; en
- c.
daartoe voldoende onderricht heeft genoten aan een door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu of door de bevoegde autoriteit van een door hem aangewezen staat:
- 1°
goedgekeurde of geregistreerde opleidingsinstelling, of
- 2°
gecertificeerde opleidingsinstelling indien degene die het bewijs van bevoegdheid heeft aangevraagd een bewijs van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten heeft aangevraagd.
2.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu geeft op aanvraag op het bewijs van bevoegdheid een of meer bevoegdverklaringen weer. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing behoudens ter zake van de medische verklaring.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven welke bewijzen van bevoegdheid Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan afgeven en welke bevoegdverklaringen Onze Minister van Infrastructuur en Milieu daarop kan weergeven; in die algemene maatregel worden voor elk bewijs van bevoegdheid en voor elke algemene bevoegdverklaring de bevoegdheden en eventueel aan de bevoegdverklaring te verbinden beperkingen aangegeven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden aangegeven welke bijzondere bevoegdverklaringen en voor welke termijn Onze Minister van Infrastructuur en Milieu op het bewijs van bevoegdheid kan weergeven en welke beperkingen daaraan kunnen worden verbonden.
4.
Bij ministeriële regeling kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot het model en de uitvoering van het document, waarop een bewijs van bevoegdheid en een of meer bevoegdverklaringen worden weergegeven, eisen vaststellen.
5.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu houdt van de door hem afgegeven bewijzen van bevoegdheid een register bij. In het belang van een goede uitvoering en handhaving van deze wet en de daarop berustende bepalingen verwerkt Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in het register gegevens omtrent afgegeven bewijzen van bevoegdheid en bewijzen van gelijkstelling, rechterlijke uitspraken houdende ontzegging van de bevoegdheid een luchtvaartuig te bedienen, luchtverkeersdiensten te verlenen, luchthaveninformatie te verstrekken of een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, te bedienen en persoonsgegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming van houders van een bewijs van bevoegdheid.
6.
Het derde lid is niet van toepassing op bewijzen van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten. Bij algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven welke bewijzen van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten of het verstrekken van luchthaveninformatie Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan afgeven en welke bevoegdverklaringen Onze Minister op die bewijzen van bevoegdheid kan weergeven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gesteld aan de bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en daaraan te verbinden machtigingen voor het verlenen van luchtverkeersdiensten.
7.
Het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, is niet van toepassing op degene die zijn taken uitoefent onder de verantwoordelijkheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die deze diensten voornamelijk aanbieden aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen luchtverkeer.
8.
Onder algemeen luchtverkeer als bedoeld in het zevende lid wordt verstaan: alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen, met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen, voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van het Verdrag van Chicago.