Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 380 [Uitzonderingen op voorkeursrecht pachter bij vervreemding]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2007
- Bronpublicatie:
26-04-2007, Stb. 2007, 163 (uitgifte: 24-05-2007, kamerstukken: 30448)
- Inwerkingtreding
01-09-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2007, Stb. 2007, 165 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht / Pachtrecht
Vastgoedrecht / Pacht
Pachtrecht / Rechten en verplichtingen
1.
De in artikel 378 lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet:
- a.
in geval van verkoop krachtens wetsbepaling of krachtens een bevel van de rechter en van executoriale verkoop;
- b.
wanneer de verpachter overgaat tot vervreemding aan zijn echtgenoot of geregistreerde partner, aan een bloed of[lees: bloed- of] aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot in de tweede graad of aan een pleegkind;
- c.
in geval van een rechtshandeling die als een verdeling van een gemeenschap is aan te merken;
- d.
in geval de rechter op vordering van de verpachter oordeelt dat deze een ernstige reden heeft om de pachter niet in de gelegenheid te stellen eigenaar dan wel erfpachter, opstaller of vruchtgebruiker te worden.
- e.
in geval degene aan wie de vervreemding plaats vindt, tevoren schriftelijk aan de pachter verklaart afstand te doen van zijn bevoegdheid de pachtovereenkomst op te zeggen op de in artikel 370 lid 1 onder b bedoelde grond.
2.
Evenmin bestaat de in artikel 378 lid 1 bedoelde verplichting, wanneer de grondkamer op verzoek van de verpachter heeft vastgesteld dat deze een ernstige reden heeft om de pachter niet in de gelegenheid te stellen eigenaar of beperkt gerechtigde te worden. Als ernstige reden wordt steeds beschouwd de omstandigheid dat de pachter een slecht landgebruiker is.