Wet windenergie op zee
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
24-06-2015, Stb. 2015, 261 (uitgifte: 30-06-2015, kamerstukken: 34058)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2015, Stb. 2015, 262 (uitgifte: 30-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
- Vakgebied(en)
Energierecht / Energieopwekking
1.
Onze Minister kan bepalen dat zekerheid gesteld wordt voor de nakoming van hetgeen verschuldigd zal worden, ingeval hij een last onder bestuursdwang oplegt ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
2.
De verplichting, bedoeld in het eerste lid, rust op de houder van de vergunning, dan wel, indien de vergunning haar geldigheid heeft verloren, op de laatste houder van de vergunning.
3.
Het bedrag en de termijnen waarvoor en de tijdstippen en de wijze waarop de zekerheid wordt gesteld ten aanzien van het verwijderen, dan wel het na verwijdering slopen of hergebruiken van niet meer in gebruik zijnde windparken, worden vastgesteld in het kavelbesluit en dienen in de overige gevallen ten genoegen van Onze Minister te zijn.