Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1301/2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2016, L 330).
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1301/2013)
- Inwerkingtreding
21-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1301/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 178 en 349,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Artikel 176 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is bedoeld om een bijdrage te leveren aan het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie. Uit hoofde van dat artikel en de tweede en derde alinea van artikel 174 VWEU, moet het EFRO een bijdrage leveren om de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's te verkleinen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden.
- (2)
De gemeenschappelijke bepalingen voor het EFRO, het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).
- (3)
Er dienen specifieke bepalingen te worden vastgesteld met betrekking tot het soort activiteiten dat door het EFRO kan worden ondersteund teneinde bij te dragen aan de investeringsprioriteiten binnen de thematische doelstellingen die zijn bepaald in Verordening (EU) nr. 1303/2013. Tegelijkertijd moet worden omschreven en verduidelijkt welke activiteiten buiten het bestek van het EFRO vallen, met inbegrip van investeringen voor het bereiken van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen bij activiteiten opgesomd in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Teneinde buitensporige financiering te voorkomen, mogen deze investeringen niet in aanmerking komen voor steun uit het EFRO, omdat ze in financieel opzicht al profiteren van de toepassing van Richtlijn 2003/87/EG. Deze uitsluiting mag geen beperking zijn van de mogelijkheid om het EFRO te gebruiken voor het ondersteunen van activiteiten die niet zijn opgesomd in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG, zelfs wanneer die activiteiten worden uitgevoerd door dezelfde marktdeelnemers, en activiteiten omvatten zoals investeringen in energie-efficiëntie in warmtedistributienetten, slimme energiedistributie-, opslag- en transmissiesystemen, en maatregelen gericht op de vermindering van luchtvervuiling, zelfs wanneer een van de indirecte gevolgen van zulke activiteiten de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen is of wanneer ze zijn opgenomen in het nationaal plan genoemd in Richtlijn 2003/87/EG.
- (4)
Er moet nader worden bepaald welke aanvullende activiteiten door het EFRO kunnen worden gesteund in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking.
- (5)
Het EFRO moet bijdragen aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en aldus verzekeren dat de steunverlening uit het EFRO zich sterker richt op de prioriteiten van de Unie. Afhankelijk van de categorie van regio's die steun ontvangen, zou de steunverlening uit het EFRO in het kader van de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’ zich moeten richten op onderzoek en innovatie, informatie- en communicatietechnologieën (ICT), het midden- en kleinbedrijf (mkb) en het bevorderen van een koolstofarme economie. Deze thematische concentratie van de steun moet op nationaal niveau worden verwezenlijkt en tegelijkertijd flexibiliteit toelaten op het niveau van de operationele programma's en tussen de verschillende categorieën regio's. De thematische concentratie moet in voorkomend geval worden aangepast om rekening te houden met uit het Cohesiefonds toegewezen middelen ter ondersteuning van de investeringsprioriteiten die verband houden met de overgang naar een koolstofarme economie en bedoeld in Verordening (EU) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5). Voor de mate waarin de steun thematisch geconcentreerd wordt, moet rekening worden gehouden met het ontwikkelingsniveau van de regio, de bijdrage van middelen uit het Cohesiefonds in voorkomend geval, en de specifieke behoeften van regio's waar het als subsidiabiliteitscriterium gebruikte bbp per hoofd van de bevolking in de programmeringsperiode 2007–2013 minder dan 75 % bedroeg van het gemiddelde bbp van de EU-25 tijdens de referentieperiode, regio's die in de programmeringsperiode 2007–2013 de uitfaseerstatus hebben gekregen en bepaalde regio's van NUTS-niveau 2 die geheel uit insulaire lidstaten of eilanden bestaan.
- (6)
Het moet mogelijk zijn dat steun uit het EFRO in het kader van de investeringsprioriteit ‘door de gemeenschap aangestuurde ontwikkeling’ bijdraagt aan alle in deze verordening bedoelde thematische doelstellingen.
- (7)
Om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van het EFRO, en in overeenstemming met de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, is het nodig de in het kader van het EFRO specifieke maatregelen als ‘investeringsprioriteiten’ vast te leggen binnen elke thematische doelstelling bepaald in Verordening (EU) nr. 1303/2013. Deze investeringsprioriteiten dienen gedetailleerde, elkaar niet wederzijds uitsluitende doelstellingen te formuleren waartoe het EFRO moet bijdragen. Zulke investeringsprioriteiten moeten de basis vormen voor de definitie van specifieke doelstellingen binnen programma's die rekening houden met de behoeften en kenmerken van het programmagebied.
- (8)
Het is noodzakelijk om de innovatie en de ontwikkeling van het mkb te bevorderen, in opkomende domeinen die verband houden met Europese en regionale uitdagingen, zoals creatieve en culturele sectoren en innovatieve diensten, die nieuwe maatschappelijke behoeften weerspiegelen, of met producten en diensten die verband houden met een vergrijzende bevolking, zorg en gezondheid, milieu-innovatie, de koolstofarme economie en het efficiënte gebruik van hulpbronnen.
- (9)
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 zal, teneinde de toegevoegde waarde van gedeeltelijk of geheel via de begroting van de Europese Unie gefinancierde investeringen op het gebied van onderzoek en innovatie te optimaliseren, er naar synergie gestreefd worden tussen de werking van het EFRO en Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie — met inachtneming van de ieders onderscheiden doelstellingen.
- (10)
Het is van belang ervoor te zorgen dat bij het bevorderen van investeringen in risicobeheer rekening wordt gehouden met specifieke risico's op regionaal, grensoverschrijdend en transnationaal niveau.
- (11)
Om hun bijdrage aan de doelstelling van steun voor werkgelegenheidsvriendelijke groei zo groot mogelijk te maken, moeten activiteiten ter ondersteuning van duurzaam toerisme, cultuur en natuurlijk erfgoed deel uitmaken van een territoriale strategie voor specifieke gebieden, met inbegrip van de omschakeling van industriegebieden met afnemende economische activiteit. Steun voor dergelijke activiteiten moet tevens een bijdrage leveren aan de versterking van innovatie en het gebruik van ICT, aan het mkb, het milieu en het efficiënte gebruik van hulpbronnen of de bevordering van sociale inclusie.
- (12)
Teneinde duurzame regionale of lokale mobiliteit te bevorderen of luchtvervuiling en geluidshinder te verminderen, moeten gezonde, duurzame en veilige vervoerswijzen worden gestimuleerd. Investeringen in de luchthaveninfrastructuur die door het EFRO worden ondersteund, moeten ecologisch duurzaam luchtvervoer bevorderen, onder andere bij de uitbreiding van de regionale mobiliteit door het aansluiten van secundaire en tertiaire knooppunten op de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-V), ook via multimodale knooppunten.
- (13)
Teneinde het behalen van de energie- en klimaatstreefdoelen die door de Unie als onderdeel van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei zijn vastgesteld te bevorderen, moet het EFRO investeringen ondersteunen om energie-efficiëntie en voorzieningszekerheid in de lidstaten te stimuleren via onder andere de ontwikkeling van slimme energiedistributie-, opslag- en transmissiesystemen, en ook door de integratie van gedistribueerde winning uit hernieuwbare bronnen. Lidstaten moeten in energie-infrastructuur kunnen investeren die afgestemd is op hun gekozen energiemix, om te voldoen aan hun eisen op het gebied van voorzieningszekerheid op een wijze die overeenstemt met hun streefdoelen in het kader van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
- (14)
Onder mkb-bedrijven, waaronder eventueel ondernemingen in de sociale economie, moet worden verstaan, overeenkomstig de definitie vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1303/2013, kleine, middelgrote of micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (6).
- (15)
Teneinde sociale inclusie te bevorderen en armoede te bestrijden, met name in gemarginaliseerde gemeenschappen, moet de toegang tot sociale, culturele en recreationele diensten worden verbeterd, door te voorzien in kleinschalige infrastructuur, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van personen met een handicap en ouderen.
- (16)
Gemeenschapsgerichte diensten moeten alle vormen van diensten aan huis, op gezinnen gerichte diensten, woon- en andere gemeenschapsdiensten omvatten die een ondersteuning vormen van het recht van alle mensen om deel uit te maken van de gemeenschap, waar keuzegelijkheid geldt, en die als doel hebben om isolatie of afzondering van de gemeenschap te voorkomen.
- (17)
Teneinde de flexibiliteit te verhogen en de administratieve lasten te verminderen door gezamenlijke uitvoering, moeten de investeringsprioriteiten van het EFRO en het Cohesiefonds voor de verschillende thematische doelstellingen op elkaar worden afgestemd.
- (18)
In een bijlage van deze verordening moeten een aantal gemeenschappelijke outputindicatoren worden vastgelegd ter beoordeling van de gezamenlijke vooruitgang op Unieniveau bij de uitvoering van de programma's. Deze indicatoren moeten overeenkomen met de investeringsprioriteit en het soort actie dat wordt gesteund in overeenstemming met deze verordening en de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Deze gemeenschappelijke outputindicatoren moeten worden aangevuld met programmaspecifieke resultaatindicatoren, en indien van toepassing met programmaspecifieke outputindicatoren.
- (19)
In het kader van de duurzame stedelijke ontwikkeling wordt het noodzakelijk geacht steun te verlenen aan geïntegreerde maatregelen om de economische, ecologische, klimatologische, demografische en sociale uitdagingen aan te pakken waarmee stedelijke gebieden, inclusief functionele stedelijke gebieden, worden geconfronteerd en moet er ook rekening gehouden worden met de noodzaak onderlinge banden tussen stedelijke en plattelandsgebieden te stimuleren. De beginselen voor de selectie van stedelijke gebieden waarin geïntegreerde maatregelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling moeten worden uitgevoerd, en de indicatieve bedragen voor dergelijke maatregelen, moeten worden vastgesteld in de partnerschapsovereenkomst, met een minimum van 5 % van de EFRO-middelen die op nationaal niveau voor dat doeleinde zijn toegekend. Over de omvang van enige overdracht van taken naar stedelijke autoriteiten moet worden beslist door de beheersautoriteit, in overleg met de stedelijke autoriteit.
- (20)
Teneinde nieuwe oplossingen vast te stellen of te beproeven voor het aanpakken van uitdagingen die verband houden met duurzame stedelijke ontwikkeling en die van belang zijn op Unieniveau, moet het EFRO innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling ondersteunen.
- (21)
Teneinde capaciteitsopbouw, de vorming van netwerken en de uitwisseling van ervaringen te versterken tussen programma's en instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van duurzame stedelijke ontwikkelingsstrategieën en innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling en bestaande programma's en instantie aan te vullen, moet er op Unieniveau een netwerk voor stedelijke ontwikkeling worden opgezet.
- (22)
Het EFRO moet de problemen aanpakken van de toegankelijkheid van en de afstand tot de grote markten, in gebieden met een extreem lage bevolkingsdichtheid zoals bedoeld in Protocol nr. 6 betreffende bijzondere bepalingen voor doelstelling 6 in het kader van de structuurfondsen in Finland en Zweden, bij de Toetredingsakte van 1994. Het EFRO moet tevens de specifieke problemen aanpakken waarmee bepaalde eilanden, grensregio's, berggebieden en dunbevolkte gebieden die door hun geografische ligging in hun ontwikkeling worden geremd, te kampen hebben, teneinde hun duurzame ontwikkeling te ondersteunen.
- (23)
Specifieke aandacht dient te gaan naar de ultraperifere regio's, namelijk door maatregelen te nemen als bedoeld in artikel 349 VWEU die, bij wijze van uitzondering, de werkingssfeer van steun uit het EFRO verruimen tot de financiering van steun voor de bedrijfsvoering ter compensatie van de extra kosten die voortvloeien uit de specifieke economische en sociale situatie van die regio's, die wordt verergerd door belemmeringen die het gevolg zijn van de in artikel 349 VWEU vermelde factoren, namelijk verafgelegen en/of insulaire ligging, gering oppervlak, problematische topografie, ongunstig klimaat, en economische afhankelijkheid van een beperkt aantal producten, factoren die in combinatie met elkaar en door hun blijvende karakter de ontwikkeling van deze regio's bemoeilijken. Steun voor de bedrijfsvoering die door de lidstaten in deze context wordt verleend, is uitgezonderd van de kennisgevingsplicht die is vastgesteld in artikel 108, lid 3 VWEU, indien ten tijde van de verstrekking ervan is voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgesteld door een verordening waarin wordt gesteld dat bepaalde categorieën steun verenigbaar zijn met de interne markt bij toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU en die aangenomen is krachtens Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad (7).
- (24)
In lijn met punt 51 van de conclusies van de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013, en rekening houdend met de speciale doelstellingen vastgelegd in het VWEU met betrekking tot de ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 349 VWEU, werd de status van Mayotte gewijzigd als gevolg van Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad (8) waardoor Mayotte vanaf 1 januari 2014 een nieuwe ultraperifere regio wordt. Teneinde een gerichte en snelle infrastructurele ontwikkeling van Mayotte mogelijk te maken en te stimuleren, moet het mogelijk zijn bij wijze van uitzondering dat ten minste 50 % van het EFRO-deel van Mayotte's totaalbedrag wordt toegewezen aan vijf van de thematische doelstellingen vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1303/2013.
- (25)
Teneinde deze verordening aan te vullen met een aantal niet-essentiële elementen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU, aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot gedetailleerde regels inzake de criteria voor de selectie en het beheer van innovatieve acties. Zulke bevoegdheid moet voorts overgedragen worden aan de Commissie om bijlage I bij deze verordening te wijzigen, als dat gerechtvaardigd is teneinde een effectieve voortgangsbeoordeling van de uitvoering van de operationele programma's te waarborgen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie ervoor te zorgen, dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
- (26)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de versterking van economische, sociale en territoriale cohesie door het ongedaan maken van de belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Unie, onvoldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's, de achterstand van de minst begunstigde regio's en de beperkte financiële middelen van de lidstaten en regio's, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (27)
Deze verordening vervangt Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad (9). Verordening (EG) nr. 1080/2006 moet derhalve omwille van de duidelijkheid worden ingetrokken. Niettemin mag deze verordening geen afbreuk doen aan de voortzetting of de wijziging van steunverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1080/2006 of van andere wetgeving die op 31 december 2013 van toepassing is op die steun. Bijgevolg moet die verordening of die andere toepasselijke wetgeving na 31 december 2013 van toepassing blijven op die steunverlening of op de betrokken concrete acties tot de afsluiting daarvan. Steunaanvragen die ingediend of goedgekeurd zijn uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1080/2006 moeten geldig blijven.
- (28)
Om een onmiddellijke toepassing van de beoogde maatregelen mogelijk te maken, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 191 van 29.6.2012, blz. 44.
PB C 225 van 27.7.2012, blz. 114.
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Zie bladzijde 320 van dit Publicatieblad).
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
Verordening (EU) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad (Zie bladzijde 281 van dit Publicatieblad).
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1).
Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (PB L 204 van 31.7.2012, blz. 131).
Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).